Informatie over Bali
Bali telt ruim 3 miljoen mensen en heeft een oppervlakte van rond de 5 400 km2. In het jaar 991 werd Airlangga geboren, een kind van een Balische koning en een Javaanse prinses. Hij ging naar Java om daar te huwen, en nam het rijk van zijn schoonvader – Dharmawansa – over, toen deze vermoord werd. Airlangga’s broer regeerde over Bali, terwijl hij zelf 30 jaar op Java bleef.
Tot 1284 bleef Bali vrij, daarna veroverde de koning van Singasari het. In 1292 kwam Majapahit aan de macht, en Bali was weer vrij. In 1343 veroverde Gajah Mada Bali opnieuw, waarna het weer afhankelijk was van Java. Toen in de 15e eeuw de Islam onstuitbaar opmarste, ging het hele Majapahit-hof naar Bali. Hun schitterende en verfijnde cultuur is tot op de dag van vandaag slechts marginaal gewijzigd bewaard gebleven.
Tijdens de eerste expeditie van Hollandse vlootvoogden (i.c. de Houtman), uitgezonden door een aantal compagnieën vóórdat de VOC door Johan van Oldenbarneveldt werd opgericht, waren er twee matrozen, te weten Jacob Claaszoon en Emanuel Roodenberg, die besloten te deserteren, op Bali te blijven en er een nieuw bestaan op te bouwen. Ze zijn er ook gehuwd, en in dienst van de koning getreden. De roep van Bali was toen al sterk. Ze hebben Nederland nooit teruggezien.
Dansinstructie
Bali was tot ca. 1900 nooit geheel in Hollandse handen, en toen de Hollanders besloten Bali definitief te onderwerpen, kwamen de raja’s van Denpasar (1906) en Klungkung (1909) tot de conclusie dat ze zich niet zonder gezichtsverlies konden overgeven, en besloten tot de “puputan " (rituele massale zelfmoord); een ervaring, die menig soldaat – die geweld heel normaal gevonden moet hebben – niet licht vergeten zal zijn, zo dat al tot de mogelijkheden behoorde. In het zicht van de Hollandse vijand sloegen de Baliërs massaal de hand aan zichzelf en aan de andere kratonbewoners, die daartoe niet in staat waren. Zo werd Bali vrijwel kado gedaan aan de Hollanders, maar vrijwel geen Hollander zal dat als een kado hebben ervaren.
Een van de weinigen die ontkwam (d.w.z. die men vergeten was te doden), was Cokorda Gede Agung Sukawati, toen nog een kind. Deze werd op 31 januari 1979 te Ubud gecremeerd, met een pracht en praal die waarschijnlijk lang niet meer geëvenaard zullen worden. De as van Rudolf Bonnet, de Nederlandse schilder die zeer bevriend was met Sukawati, was ook aanwezig bij de crematie. Rudolf Bonnet was in 1978 in Nederland overleden, maar diens wil was het, samen met Sukawati gecremeerd te worden, of op zijn minst “aanwezig" te zijn.
Een collega en vriend van Rudolf Bonnet, de Duitser Walter Spies, heeft zich vlak voor de Tweede Wereldoorlog enorm ingespannen om de thema’s van de diverse in Bali uitgeoefende kunstvormen niet te beperken tot het godenrijk, maar juist de mens meer als uitgangspunt te nemen. Zo heeft hij de Balische kunst opengesteld voor de gewone man. Dat gaat verder dan schilderkunst, ook beeldhouwen en houtsnijden, de dans en de gamelanmuziek werden op zijn voorspraak gepopulariseerd. (Het is minder van hem bekend, dat deze vóór 1933 in Yogyakarta deel uitmaakte van het gamelanorkest van de kraton, en zelfs als eerste de gamelanmuziek op papier heeft weten te zetten.) Nu nog ligt er in Ubud een klein museum (Puri Lukisan) met een interessante permanente expositie van zijn oeuvre.
Walter Spies, die zich mogelijk meer Baliër dan wie ook heeft gevoeld, werd in 1940 als Duitser geïnterneerd en op de boot gezet. Deze boot werd getorpedeerd en zo is Walter Spies – die het pertinent oneens was met de nazi’s – aan een weinig roemrucht einde gekomen. Zijn werk vindt echter voorgoed weerklank op de Balische kunstvormen, omdat hij deze ook openstelde voor profane thema’s, en voor de gewone man.
Gunung Agung vanaf het westen
Het leven op het voor 90% hindoeïstische Bali wordt heel sterk bepaald door het geloof. In alles spelen goden en demonen een rol, en ze moeten te allen tijde gunstig worden gestemd. Ook feesten hebben dat doel. De plechtigheden rond de dood bijvoorbeeld hebben niets droevigs, integendeel, de mensen zijn blij, dat hun geliefde een nieuw – en naar men aanneemt hoger – stadium is binnengetreden. Het vuur bij een crematie moet de ziel en het lichaam van elkaar scheiden, zodat de ziel kan reïncarneren.
Op de heilige berg de Gunung Agung wonen de goden. Het is dan ook geen wonder, dat zich nèt op deze berg de Besakih bevindt, de “puser dunia" (= navel van de wereld), de “moedertempel".
In 1963 vond op Bali een feest plaats, de Eka Dasa Rudra, dat uiterst zelden gevierd wordt. Dit feest werd wreed verstoord door een kolossale uitbarsting van de Gunung Agung; circa 2.500 mensen vonden de dood. Volgens de Baliërs was het feest te eenvoudig van opzet geweest, en dat heeft huns inziens de toorn der goden opgewekt. Daarom werd besloten, het feest, dat normaliter één keer per 100 Balische jaren (één Balisch jaar heeft 250 dagen) wordt gehouden, in 1979 over te doen, met een pracht en praal als nooit tevoren aanschouwd. Dat gebeurde niet lang na de crematie van Sukawati. Sommigen zagen die crematie als een glansrijke ouverture tot dat feest. Kolossale hoeveelheden offerdieren vonden tijdens de feestelijkheden hun einde, om de goden tevreden te stemmen. De feesten te Besakih werden ook bijgewoond door Bapak Soeharto en Ibu Tien. Onderdeel van het feest was een duiveluitdrijving voor de gehele aarde, in alle elf kosmische richtingen.
Besakih in de ochtendmist
Kunst in Bali
Men ziet vaak tienjarige jochies de fraaiste en ingewikkeldste beelden maken van een stuk hout. Wanneer een houtsnijder een bepaald idee heeft van wat hij wil maken, dan doet ‘ie dat, zonder rekening te houden met de normale afmetingen. Waar hij wèl rekening mee houdt, is de lengte van het stuk hout dat hij gebruikt. Hij is verplicht de volle lengte van het stuk hout te gebruiken, ook al worden de ledematen extreem lang en mager. De Baliër is van mening dat de geest van het hout wordt aangetast, wanneer hij ten behoeve van natuurlijke proporties het stuk hout korter of smaller zou maken. Dat levert een zeer sierlijk en fraai product op met een geheel eigen karakter.
Kecak
Ten behoeve van tempels worden vaak beelden gemaakt uit de gemakkelijk te bewerken parasteen, die echter als nadeel heeft, dat het snel verweert en overwoekerd raakt met mos e.d. Dat heeft echter weer het voordeel, dat de artiest alle gelegenheid heeft om zijn bekwaamheden op peil te houden.
De Balische schilderkunst heeft nogal wat westerse artiesten ertoe overgehaald op Bali te wonen en te werken. De eersten waren de eerder genoemde Walter Spies en Rudolf Bonnet, en de in België overleden Lemayeur, die graag op Bali had willen sterven. Zijn vrouw was de zeer bekende danseres Ni Polok, die in 1985 overleed, en toen nog steeds hun huisje op het strand van Sanur, dat toen al jaren was getransformeerd tot een museum van Lemayeur’s werken, bewoonde. Ni Polok is waarschijnlijk even beroemd geworden als model voor haar man als als danseres.
Andere “buitenlandse" schilders van latere datum zijn Han Snel, Harry Smit, Blanco, etc., etc. Ze hebben allemaal de Indonesische nationaliteit verworven. Belangrijke Balische schilders zijn: I Bagus Nadra, Kobot, I Bagus Made, etc., waarvan de meesten in de buurt van Ubud wonen.
Lelie
Verdere huisnijverheden van belang zijn: weverijen en batik-ateliers, zilversmederijen, leerbewerking, etc., etc. Een nog niet genoemde vorm van de Balische kunstzinnigheid is de dans, al dan niet in combinatie met de gamelan. De dansen zijn van een uiterste verfijndheid en ongeëvenaarde gratie. De bekendste dansen zijn de kecak (apendans, een zeer sensationele dans uitgevoerd door 80 tot 200 zittende mannen, die als omlijsting fungeren rond episodes uit de Ramayana of de Mahabharata), de Barong (de strijd tussen de goede naga (draak) Barong en de slechte heks Rangda, waarbij Rangda de helpers van Barong ertoe aan de keris aan de eigen borst te zetten, maar waarbij Barong er weer voor zorgt dat de keris niet kan doordringen) en de Legong (een dansvorm voor jonge meisjes, vroeger alleen opgevoerd voor adellijke personen; de meisjes dienen over een buitengewone lichaamscontrole te beschikken, hun kleding is opvallend uitbundig en fraai. Opvallend is de metamorfose van nietswaardig “onderdeurtje" tot kleine godin), etc., etc.
De rijkdom van Indonesië
Toerisme
In het zuiden van Bali kan men nog spitsroeden lopen, wanneer men probeert in de drukte geen westerling aan te raken, hoewel dat probleem, helaas voor al die duizenden die er in Bali afhankelijk van waren, wel een stuk kleiner is geworden sinds de verschrikkelijke bomaanslag in Kuta. Er werd en wordt over het algemeen met weinig respect met de Balische cultuur omgegaan, hoofdzakelijk door onwetendheid, er zal dus geen sprake zijn van onwil, maar toch . . . Kuta, en in iets mindere mate Sanur en Nusa Dua zijn overvol. Desondanks is het in Sanur en Nusa Dua rustiger; wellicht heeft dat te maken met de mogelijkheid dat daar over het algemeen wat oudere en draagkrachtigere mensen hun vertier zoeken. Het mag toch een wonder heten, dat vooral na de drukte in de tachtiger en negentiger jaren, de Baliërs in staat zijn gebleken hun cultuur te behouden, ondanks de buitenlandse inwerking.
Zoek je (betrekkelijke) rust, ga dan naar het noorden van Bali. Het is er even mooi, maar het toerisme wordt hier minder gepropageerd. De regering probeert het toerisme in het zuiden te concentreren, uit angst dat anders heel Bali haar volstrekt eigen identiteit zal verliezen. Het enige nadeel is, dat men er geen kilometers lange witte stranden heeft. De stranden zijn zwart en te grof om op te liggen. In het zuiden is men gewend aan zonnende mensen, in het noorden is dat nog steeds ongewoon. Voordelen zijn de goedkopere hotels in het noorden (Lovina) en het majestueuze uitzicht aan de voet van de Gunung Agung. Bovendien kan men er veel beter snorkelen en op zoek gaan naar dolfijnen dan in het zuiden.
In de noordwestpunt van Bali ligt een natuurreservaat. Een eilandje dat er ten noorden van ligt is uitvalsbasis van schitterende snorkeluitstapjes. Gelukkig voor de omgeving is dat er weinig toeristen komen. Er zijn dan ook vrijwel geen faciliteiten. Er zijn heel wat mensen die vinden dat dat zo moet blijven.