Vaccinatie en motivatie

(origineel bericht op be-more.nl)

Vaccinatie en motivatie

Als kind viel ik opvallend vaak flauw. Toen ik op mijn negende naar de GGD moest voor een prik, viel ik halverwege bijna van mijn moeders fiets omdat ik het zo spannend vond. Dat flauwvallen bezorgde me later meer ongemak, omdat het gebeurde toen ik op bezoek ging bij mijn oma in het ziekenhuis en toen we vooraan in de drukte stonden op Koninginnedag. We zouden de koningin van heel dichtbij gaan zien, maar ik verpestte het weer door vlekken te gaan zien en me licht te voelen in mijn hoofd. Toen ik bloed liet prikken om te ontdekken waar dat flauwvallen vandaan kwam, viel ik natuurlijk weer flauw. Overigens bleek uit de test geen duidelijke oorzaak, behalve misschien wat ijzertekort, veroorzaakt door de beginnende puberteit. Inmiddels heb ik ontdekt dat het allemaal tussen mijn oren zit. Als ik nu denk: ik ga flauwvallen, kan ik dat volgens mij ter plekke doen. Als ik het echter voel aankomen en tegen mezelf zeg: stel je niet aan, hier heb ik geen zin in, dan blijf ik overeind. Voor mijn reis naar Afrika was ook een prik nodig, tegen DTP. Vanmorgen stapte ik op de fiets en ging het kantoortje van de huisarts binnen. Ik had het vaccin gisteren al opgehaald bij de apotheek, het moest alleen nog in mijn arm zien te komen. Ik ging zitten en na een praatje vulde de huisarts de spuit, stak de naald in mijn arm en dat was dat. Ze wenste me een goede reis en na 10 minuten stond ik weer buiten. Zo kan het dus ook.

Naast die prik heb ik ook malariapillen meegekregen. Deze zijn van het merk Lariam en dit kwam me vaag bekend voor. Ik ging eens googlen (nooit doen als het om medische zaken gaat, voor je het weet heb je alle bijverschijnselen uit de bijsluiter en nog wat extra jeuk hier en daar). Eén van de eerste resultaten was een aflevering van Radar over het middel. De conclusie was, kort gezegd, dat dit middel ernstige psychische schade kan aanrichten bij gebruikers. In het Nederlandse leger wordt het om die reden niet meer gebruikt. En dat middel had mijn huisarts me voorgeschreven. Ik zocht nog wat verder en vond op het forum van Be More reacties van mensen die het middel zonder problemen hadden gebruikt, of met alleen wat hoofdpijn of andere milde bijwerkingen. Ik besloot dit te onthouden en vroeg vanmorgen aan mijn huisarts hoe dat nou zit. Ze vertelde me dat ze, aan de hand van mijn medische gegevens en gesprekken met mij, niet verwacht dat ik vatbaar ben voor die ernstige bijwerkingen. Om dit te controleren moet ik 3 weken voor vertrek beginnen met slikken van de pillen, zodat ik eventueel nog over kan stappen op Malarone, het alternatief. Bovendien is dit middel het meest geschikt voor de soort malaria die ik tegen kan komen in Zuid-Afrika. Dit stelde me gerust, ik heb liever wat slapeloze nachten dan verstopte bloedvaten door malaria.

Mijn verdere voorbereidingen bestaan eigenlijk alleen nog uit sparen. Mijn scriptie heb ik afgerond en binnenkort krijg ik mijn diploma. Ik ben nu dus definitief student-af. Ik werk inmiddels 4 dagen in de week bij de thuiszorg als huishoudelijke hulp. Hierdoor kom ik bij allerlei mensen over de vloer, die ik kan helpen met klusjes die ze zelf niet (meer) kunnen. Zo kwam ik afgelopen week bij een echtpaar, waarvan de vrouw trots vertelde over haar kinderen. Die waren direct na de studie aan het werk gegaan, wat ik volgens haar ook had moeten doen. Het feit dat ik tijdelijk werk deed dat niets met mijn studie te maken had, was volgens haar zonde. Naar het buitenland gaan om vrijwilligerswerk te doen, was al helemaal nutteloos. Het zou immers nooit meer goed komen met de wereld. Op dat moment deed ik maar alsof ik aandachtig in mijn hete kop thee blies en ging gauw weer aan het werk. Ik vond het jammer dat ze op die manier dacht. Mijn denkwijze is zo anders, dat ik maar niet begon met haar uitleggen hoe het volgens mij zit, en dat ik voor mezelf heel goed kan rechtvaardigen waarom ik niet meteen aan het werk ga na mijn studie.

Ten eerste vind ik het belangrijk voor mezelf om deze reis te maken: ik wil ervaring opdoen, meer van de wereld zien, bijzondere mensen ontmoeten, mezelf beter leren kennen. Ik begrijp de jongeren wel die er een jaar ‘tussenuit gaan’, om ‘tijd voor zichzelf te hebben’. Ten tweede heb ik het gevoel dat ik wel degelijk iets kan veranderen daar in Zuid-Afrika. Alle armoede zal ik niet laten verdwijnen en de rest van de wereld zal mijn bijdrage waarschijnlijk niet opmerken. Maar hoe klein mijn aandeel ook zal zijn, het past bij de uitdrukking die ik erg belangrijk vind: alle beetjes helpen. Mensen die niet stemmen, omdat die ene stem niet het verschil zal maken. Mensen die geen collectebus vullen, omdat hun kleingeld maar zo’n klein deel vormt. Hoe komt er een regering als niemand meer stemt? Hoe komt er veel collectegeld binnen als niemand meer geeft? Kleine beetjes vormen het geheel, iedereen leeft nu eenmaal op deze wereld en is dus verplicht er iets aan bij te dragen. Al tover ik maar een glimlach op het gezicht van 10 kinderen die nooit blijdschap kenden, dan is mijn reis geslaagd. De volle 8 weken dat ik er ben, wil ik Zuid-Afrika alles geven wat ik heb.

Een ander bezwaar tegen ontwikkelingshulp dat de vrouw op tafel legde, is dat er in Nederland nog genoeg te doen is. We zitten in een crisis, mijn handen en hersenen zouden hier hard genoeg nodig zijn. Toen ik in Amsterdam Noord woonde, fietste ik dagelijks langs de voedselbank. Elke woensdag stond daar een rij voor de deur met mensen die op een tas eten wachtten. Bij de Albert Heijn hier om de hoek staat elke dag een man te wachten tot iemand hem wat geld geeft, voor eten of voor wat hij dan ook nodig heeft. Natuurlijk zijn hier ook arme mensen. Maar dit is een ander soort armoede. Zoals Ralf Bodelier beschrijft in zijn boek ‘Hulp’, is er een verschil tussen relatieve en absolute armoede. Relatieve armoede is er bijvoorbeeld in Nederland: de mensen die niet rond kunnen komen en daarom naar de voedselbank gaan. Mensen die minder verdienen dan anderen, die geen twee auto’s kunnen kopen, geen televisie, geen brood. Deze armoede is gerelateerd aan het gemiddelde inkomen van het land. Absolute armoede is er in Afrika: hun armoede is niet alleen extreem, ‘ze is ook absoluut. Je kunt niet armer zijn dan zij. Het is de bodem van het menselijke bestaan.’ (Bodelier: p. 27) Hier gaat het om een zaak van leven en dood. Niet de vraag of er morgen brood is om te eten, maar de vraag of je morgen nog leeft om het brood te kunnen eten dat er waarschijnlijk niet is.

Deze vorm van armoede maakt ongelukkig. Ik ben op dit moment gelukkig en er is weinig kans dat dit gevoel van geluk ooit om zal slaan in totaal ongeluk. Het lijkt me mooi om dit geluksgevoel door te kunnen geven in die 8 weken. Ik wil graag helpen en ben ervan overtuigd dat deze hulp zinvol zal zijn. Vandaar dat ik mijn tijd, energie en geld in de voorbereidingen op deze reis steek. Nog een paar maanden werken en boeken lezen, dan ben ik er klaar voor.

De aflevering van Radar over Lariam is hier terug te kijken: http://www.trosradar.nl/uitzending/item/1662/lariam
Het boek van Ralf Bodelier en Mirjam Vossen: ‘Hulp: waarom ontwikkelingshulp moet, groeit en verandert’. Wormer: Inmerc, 2007. ISBN: 9789066115255.

(origineel bericht op be-more.nl)