Het is niet de eerste keer dat ik in een vliegtuig ben gestapt om er, een aantal uren later, in een compleet vreemde wereld weer uit te stappen. Deze keer begroet een regenachtig maar erg warm land me. Goede wegen, bijzonder rijgedrag, een mooie omgeving en ontzettend veel reclameborden.
Als ik wakker word nesteld zich direct in mijn hoofd het idee dat ik me in een spaanstalig land bevind. Dit houd ik vast, omdat het niet tegen wordt gesproken. Met Jildert spreek ik Nederlands en verder ben ik nog niemand tegen gekomen. Vol goede moed stap ik dan ook een bakkerij binnen en met een vrolijk “Hola, buen dia!” begroet ik het bedienend personeel die me -met hun spleetogen- vriendelijk toeknikken en glimlachen. Het zijn dan ook de speeltogen die me, ook deze ochtend weer, met beide beentje terug zetten in Taiwan. Taiwan Eva, je bent in Taiwan. Geen spaans maar chinees. Taiwan is het land van de reclameborden. Maar ik kan ze niet lezen. Ontzettend vriendelijke mensen. Maar ik kan ze niet verstaan! Het is voor het eerst dat ik me niet eens een klein beetje verstaanbaar kan maken in de taal van het land en het voelt gehandicapt!
Taipei kent weinig touristen. Kleine chineese kindertjes staren ons met open mond aan. Een man rent achter Jildert aan, pakt met beide handen zijn hand vast, glimlacht en laat al zijn engelse kennis erop los: “Hello, thank you… thank you”. Toch spreken ze in Taipei redelijk engels maar hoe verder we “het binnenland” (hm…Taiwan is zo groot als Nederland, in hoeverre spreek je dan van binnenland als je naar Utrecht rijdt vanuit Groningen?) in rijden hoe meer engelse woorden we achter ons laten. In handen en voeten beelden we uit dat we willen weten hoe laat de boot vertrekt. De enige respons van onze gastvrouw is een vriendelijk knikken waarbij haar ogen helemaal in haar gezicht verdwijnen. Een getekende versie (pictionary is er niets bij!) geeft meer uitleg.
Meer “het binnenland” in (“platteland” zou een betere omschrijving zijn voor dit gebied met zo weinig mensen, alleen is het alles behalve plat :S) veranderd het eten ook, voornamelijk merkbaar bij het ontbijt. Terwijl ik behendig een twintigtal pinda’s met mijn stokjes naar binnen werk, afgewisseld door rijst met melk, een bapaobroodje zonder bapao en thee glimlachen artichokken, thee-eieren (eiren die al uren staan te pruttelen in thee hmmm… lekkere blauwe dooiers) zoet-zure groenten en meer heerlijkheden mij in deze vroege ochtenduren toe. Ik ben verheugd over mijn eten met stokjes. Een kunst die ik de eerste dagen nog niet beheerste, wat voor behoorlijk wat hilariteit onder de chinesen heeft gezorgd. In elk restaurant was ik een attractie. Alle gasten maar ook heel het bediend personeel rukt uit om op een rijtje te staan kijken hoe ik die ene noedel tussen mijn stok probeer te houden terwijl de kramp in mijn vingers ervoor zorgt dat ik die toch weer verlies en een spoor van boullion achterlaat op mijn kin. Jildert, naast mij, werkt behendigd alle noedels naar binnen en ik ben dan toch licht opgelucht als een van de mensen zich uit de rij los maakt en mij verblijdt met een vork of lepel!
Nu heb ik geen lepel meer nodig. Nu kan ik ook met stokjes eten.
Taiwan kent een ontzettend mooie sprookjesachtige natuur waar je zonder problemen de elfjes en bostrollen in kunt denken. We rijden door een bergketen van ruim 3500 meter hoogte waar het landschap veranderd in enkel mos en veel rotsen. De mist blijft ons vergezellen, wat bij het afdalen naar lagere stukken het sprookjeslandschap iets misterieus geeft. De azuurblauwe zee in het zuiden (Kenting - de badplaats van Taiwan) laat ons een onderwaterwereld van tropische vissen zien. Verder kent Taiwan vele tempels versiert met draken en slangen, boeda beelden en …reclameborden!