**Barock-‘n-roll, Minas Gerais: de erfenis van het zwarte goud
**
De regio Minas Gerais, letterlijk ‘algemene mijnen’, is maar de op drie na grootste regio van Brazilië, maar is toch nog altijd groter dan Frankrijk. Het barokke patrimonium uit de gouden eeuw van Minas Gerais lijkt, ten onrechte, alleen bij de Braziliaanse toeristen bekend.
De rit van de miljoenenstad Belo Horizonte naar de koloniale stadjes van Minas Gerais is er een vol verwachting. Toch wordt die niet onmiddellijk ingelost als je de heuvels ten zuiden van de metropool achter je laat. De rit is zelfs veeleer teleurstellend. Rood stof bezorgt alles een smerig uitzicht: de auto’s, de wegen, de rotsblokken langs de weg en eigenlijk het hele landschap. Mijnbouw speelt zich hier duidelijk niet af in de krochten van de aarde, maar wel aan de oppervlakte: heuvelruggen, opengereten als gapende wonden, dragen de letsels van de geschiedenis. Hun gespleten groenheid steekt af tegen de rode beddingen van de mijnbouw.
Een gouden rand voor dit panorama ware mooi geweest, want dit is het gebied dat in de achttiende eeuw opgestuwd werd door goudkoorts: de groene savanne, alleen gekend bij de indianenbevolking, zag de *bandeirantes *(koloniale verkenners) uit São Paulo opzetten, hongerig naar goud, onbezorgd over het uitzicht. Gelukkig lieten ze ook wat juweeltjes achter: prachtige barokke kerken, aangekleed volgens de smaak van het toenmalige moederland, Portugal, aan de andere kant van de wereld.
De Estrada Real, de ‘koninklijke route’ die de rijkdom zo snel en veilig mogelijk naar de havens van Paraty en Rio de Janeiro moest brengen, is vandaag nog altijd de beste manier om Minas Gerais en de *arte mineira *te ontdekken. Het traject, ooit aangelegd door uit Afrika aangevoerde slaven, is 1.400 kilometer lang en verbindt Diamantina en Ouro Preto met Paraty en Rio de Janeiro aan de kust. In de begindagen deed men drie maanden over de reis, onder voortdurende bedreiging van struikrovers en dieven. Liefst 177 dorpjes en steden liggen vandaag langs de route en brengen het verhaal van de bandeirantes, van de Afrikaanse slaven, van de *inconfidentes *(die lak hadden aan de Portugese plunderaars) en van een illustere kreupele tot leven.
Zwart goud
Het was niet altijd zo aangenaam toeven in de koloniale stadjes, stuk voor stuk gesticht in de loop van de 18de eeuw. Zowat voortdurend woedde een heftige strijd tussen de Portugese kolonisator en groepen van Braziliaanse verzetsstrijders die de bodemrijkdommen claimden.
De bekendste opstand vond in 1789 plaats in Ouro Preto, het stadje dat genoemd is naar het ‘zwarte goud’ dat, vermengd met ijzererts, in de rivier werd gevonden. De zogenaamde *Inconfidência Mineira *was de eerste serieuze poging om het Portugese gezag, dat het bankroet kon vermijden dankzij de grote goudopbrengsten in Minas Gerais, omver te werpen. Op de scheef aflopende Praça Tiradentes in Ouro Preto hebben ze een aardig museum over de opstand, die overigens slecht uitdraaide voor de aanstokers. Hun leider, Joaquim José da Silva Xavier (bijgenaamd ‘Tiradentes’ omdat hij tandarts was) werd gearresteerd en opgehangen nog voor de Portugese gouverneur, uit angst voor nog meer rebellie, amnestie kon verlenen. De zuil waaraan hij opgehangen werd, staat nog altijd op het plein.
Ouro Preto rij je binnen langs de rand van de kom waarin het stadje, uitgesmeerd over de groene heuvelruggen, ligt. Je ziet een chaos van knalrode daken die er smerig bij liggen, als een vuile pleister op een wonde. Tal van kerken (met steevast twee torens) steken boven de bebouwing uit, als losse stoeptegels. Dat veel van de kerken in slechte staat zijn (ingekraste namen van geliefden, schilferige poorten, struikgewas in de goten onder de torens en heel veel zwarte vlekken en strepen op de ooit hagelwitte façades) zie je niet op het eerste gezicht. Het draagt bij tot het rock-'n-rollgehalte van de mijnregio. De sfeer is puur, zoals ook volle festivalterreinen dat kunnen zijn. Je denkt: het geeft niet.
Toen al het goud bovengehaald bleek, kwam voor Ouro Preto het verval, al houdt de grote aanwezigheid van studenten van de Escolo de Minas het stadje nog wel jong. Ook toerisme is belangrijk voor deze stad, die van haar steile hellingen een handelsmerk maakte.
Toch is Ouro Preto minder authentiek dan sommige mensen zouden willen. De Unesco dreigt er bijvoorbeeld mee om Ouro Preto van zijn werelderfgoedlijst te halen. Dat zou de aluminiumindustrie in de regio dan weer niet erg vinden, want de vele school- en toeristenbussen zijn haar een doorn in het oog.
Voorlopig is Ouro Preto in elk geval een heel mooie plek. De mensen zijn er goedlachs, de hotels (zoals de Pousada do Arcanjo, waar het personeel historische kostuums draagt) zijn verzorgd en de restaurants leveren kwaliteit. Probeer langs te gaan in Casa dos Contos, een voormalig herenhuis met een restaurant in wat toen de leefruimte was van de slaven. Je eet er *canjiquinha con **costelinha, quiabo, feijão *en natuurlijk polenta. Wie in Ouro Preto overnacht, kan op dag twee de uitstap maken naar het twaalf kilometer verder gelegen Mariana, in de 18de eeuw een grote rivaal, nu een aangename daguitstap.
Aleijadinho
Ouro Preto biedt een overaanbod aan barokke kunst en architectuur: dertien koloniale kerken, zeven kapellen, zes musea en verschillende andere interessante plekken. De indrukwekkendste kerk is wellicht de Nossa Senhora do Carmo, ontworpen door Manoel Francisco Lisboa, een geëmigreerde Portugese timmerman en architect. Toen de vader stierf, nam de zoon de werkzaamheden over.
Die zoon heet Aleijadinho en is misschien wel de belangrijkste figuur in de geschiedenis van Minas Gerais. ‘Aleijadinho’ betekent ‘kreupele’ en is de bijnaam van Antonio Francisco Lisboa. Volgens de legende werd hij rond zijn veertigste erg ziek. Zijn leerlingen zouden de beitels en de hamer aan wat overbleef van zijn handen gebonden hebben, zodat hij kon blijven werken. Rond de man hangt in ieder geval veel mysterie en enkele historici beweren zelfs dat hij nooit bestaan heeft en ontsproten is aan het brein van zijn eerste ‘biograaf’, Rodrigo Bretas. Met die theorie kun je echter weinig Brazilianen bekoren.
Het opus magnus van Aleijadinho ligt in Congonhas, slechts 72 kilometer ten zuiden van Belo Horizonte. Het stadje, dat vrij lelijk oogt door het doorgaande vrachtvervoer – heeft geen enkel historische belang, ware het niet dat boven op de grootste heuvel van de stad een prachtige kerk staat: de Senhor Bom Jesus de Matosinhos-basiliek. Als één plek de hele *barocco mineiro *kan voorstellen, dan is het deze plek.
Voor de basiliek ligt een hellend parkje met verschillende torenhoge palmbomen. Er staan ook zes kleine, witte kapelletjes met een blauwe deur met houten sierlijke tralies. In de kapelletjes staan cederhouten standbeelden, die het passieverhaal verbeelden. Het zijn driedimensionale schilderijen, oorspronkelijk beschilderd met ossenbloed, eiwit en geplette bloemen en groenten. Als het klopt dat Aleijadinho ernstig gehandicapt was, dan is dit werk zijn absolute zwanenzang. De beelden moeten zowat de fijnste uitdrukking zijn van de Braziliaanse barok. De grimassen van de gekwelde Jezusfiguur zijn zo pijnlijk realistisch dat ze zelfs complete atheïsten niet onbewogen laten. Het passieverhaal uit de Bijbel, op zijn beurt weer symbool van hoe een gehandicapte man zichzelf kwelde om dit af te leveren.
Ook over deze beelden is veel discussie, bijvoorbeeld over de roodachtige striemen in de hals van Jezus. Volgens sommigen zou de Jezusfiguur verwijzen naar Tiradentes, de opgeknoopte verzetsstrijder, die Aleijadinho wellicht persoonlijk kende. Diezelfde mensen zien in de karikaturale vormgeving van de Romeinse soldaten een spottende verwijzing naar de Portugese kolonisator en zodoende het bewijs dat de kunstenaar, de zoon van een Portugees en zijn Braziliaanse slavin, steels de kant van de Brazilianen koos.
Goud
Langs de trappen die leiden naar de basiliek staan twaalf *larger-than-life *zeepstenen standbeelden die de twaalf profeten van het Oude Testament voorstellen – opnieuw het werk van Aleijadinho. De expressie op de gezichten is naadloos. Op een steenworp van de basiliek bouwt men aan een museum waar de originele beelden een plek zullen krijgen. Tot op vandaag worden de beelden blootgesteld aan de uitlaatgassen van het vrachtvervoer in Congonhas.
De kerk, betaald door Feliciano Mendes, die een soortgelijk pelgrimsoord wilde als in zijn geboortestreek in Braga, Noord-Portugal, is interessant, maar kan niet tippen aan de pronkstukken uit Ouro Preto, Mariana, São João del Rei of Tiradentes (het ‘Brugge van Brazilië’). De vele goudrandjes in de decoratie zouden vandaag de dag onbetaalbaar zijn, waardoor de nuchtere toerist al eens denkt dat al het glitter wel fake moet zijn… Niets is echter minder waar!
Betreed op het einde van je bezoek zeker nog de zaal met ex voto’s van zieke of smekende Brazilianen. Duizenden briefjes en foto’s smeken om de gunst van God – volgens ons een veel eenvoudiger manier dan het beeldhouwen van cederhouten apostelen en zeepstenen profeten.
Bron van dit artikel