Als ik al bijna de deurklink in mijn hand heb, loop ik terug naar de spiegel en werp een laatste blik in de spiegel. Ik duw een pluk haar weg, maar die valt meteen weer terug op zijn oude plek. Nou ja, het moet maar. Ik ben al redelijk laat en ach, iets beters valt er nu toch niet van te maken. Mijn wangen gloeien en zijn rood. Ziet er niet uit!
Maar helaas, er is al een uur voorbij, sinds Ahmet belde, en ik moet ook nog met de dölmüs naar Bodrum en dan van het busstation naar zijn winkel lopen. Ach, dit is Turkije, kwartiertje meer of minder…of in dit geval half uurtje meer of minder, dat moet niet zo veel uitmaken.
Als ik langs de bar kom, staat daar de chef van het restaurant en hij vraagt aan me, waar ik heen ga. Ik glimlach beleefd en zeg dat ik afgesproken heb met vrienden en met hen ga eten. Ik gebruik express meervoud, want ik heb tijdens de vorige vakantie al gemerkt, dat als je zegt dat je afgesproken hebt met *een *vriend, ze meteen een verkeerde indruk krijgen. Het werkt, want de chef knikt instemmend alsof hij het begrijpt. Hij vertelt me dat ik ook altijd in het restaurant kan eten, dan wordt dat op de rekening gezet. Hij buigt zich naar mij toe en zegt: ‘off course, special price for u.’ Ik glimlach maar eventjes beleeft. Ben ik nou gek, of klonk dat alsof hij iets heel anders bedoelde. Nou ja het zal wel. Ik laat me niet meer gek maken door die mannen hier. Door geen enkele man meer, hier of ergens anders.
Met die instelling stap ik in de dölmüs, plof op een stoeltje en let niet op de nieuwsgierige blikken van de overige passagiers. Bijna alleen maar Turken. Herstel. Bijna alleen maar Turkse mannen. Ik ben de enige toerist in het busje. Maar ik laat me niet gek maken. Ik tel het geld af en geef het met een achteloze blik aan de man die iets verderop zit. Ik doe net alsof ik dagelijks met de dölmüs ga en niet net als de andere toeristen mijn geld niet aan andere passagiers durf te geven.
Op het busstation stap ik als eerste uit en loop de straat uit. Ik let op niets of niemand, en als ik word aangesproken, kijk ik niet op of om. Ik ben nu echt te laat. Zelfs volgens Turkse begrippen. Af en toe probeert een excursieverkoper me te laten stoppen, of mij een foldertje in mijn handen te drukken. ‘He ladie, kijken kijken, hier, mooi meisje.’ Ik kijk niet op. ‘Hey, you, are you German? Sprechen Sie Deutch? Where are you from? Holland? England? French? Russia?’
Ik werp de jongen een vernietigende blik toe. Ik kan het niet laten en hij ziet het. Hij ziet dat ik hem perfect verstaan heb, en hij lacht, omdat hij toch mijn aandacht heeft getrokken. Maar ik stop niet en loop stug door. Af en toe werp ik een vluchtige blik in de winkelruit om te zien wat de winkel verkoopt. Soms zie ik iets leuks, maar ik blijf doorlopen. Ik ben hier nog minstens twee weken, dus ik heb nog zat mogelijkheden om te gaan winkelen. Maar nu heb ik eerst een afspraak met Ahmet.
En ik heb honger. Ik loop niet alleen langs winkels en tourbureautjes, maar ook langs eettentjes. Ik heb erge trek.
Ahmet’s kledingwinkel zit helemaal achteraan, bijna tegen Barstreet aan en ik ben alweer een dikke 10 minuten verder, als ik eindelijk bij zijn winkeltje ben aangekomen. Ik stap resoluut naar binnen. Mijn blik vliegt meteen naar achter. Daar zit Ahmet altijd, mits hij niet in de deuropening staat. Maar aangezien hij daar niet staat, verwacht ik hem achterin aan te treffen. Ik loop verder de winkel in, maar zie Ahmet nergens. Hè? Ik kijk eventjes goed rond. Dit is toch wel zijn winkel? Ja, tuurlijk! Ik zie het blauwe oog boven elke deurpost hangen en alles is nog hetzelfde als al die andere jaren.
De winkel is leeg en verlaten. Ik roep Ahmet’s naam, maar verwacht eigenlijk geen antwoord. Er is niemand.
Tenminste, dat lijkt zo, want nu zie ik achterin een klein donker jongetje zitten. Hij kijkt televisie. Hij heeft me wel gezien maar zegt helemaal niets. Ik loop naar hem toe. Ik zeg in het Engels hallo, maar ik krijg geen reactie. Ik vraag waar Ahmet is. Het jongentje blijft stuf tv kijken, maar bij het horen van de naam Ahmet, kijkt hij op. Maar hij zegt niets. Nog zo’n zwijgzaam iemand.
Maar het jongetje is ook wel erg jong, en ik probeer het in het Turks: ‘Merhaba’ zeg ik zo vriendelijk mogelijk. Nu kijkt het mannetje wel op. ‘Ahmet nerede?’ Het jongentje lach nu zijn 3 tandjes bloot. Ik moet ook lachen. Het zal wel helemaal fout zijn wat ik net zei, maar volgens mij begrijpt hij me wel. Hij wijst naar de deuropening en met mijn blik volg ik zijn uitgestrekte vingertje.
Net op dat moment komt Ahmet binnenstappen. In zijn handen heeft hij enkele plasticzakjes en een verdacht bekende geur bereikt mijn neus. Oh…als dit toch eens is, wat ik denk dat het is? Ik lach breeduit en Ahmet heft de plasticzakjes in de lucht. Hij zegt: ‘I hear u was coming, so i already got food.’ Ik kijk hem verbaasd aan, maar het bleek dat iemand mij al gezien had en dit aan Ahmet vertelt heeft. Oh? Word ik bespioneerd ofzo?? Ahmet lacht maar zegt er verder niets over en begint over het jongentje. Ja, ik heb al kennis met hem gemaakt. Ahmet stelt ons verder voor, en het ventje blijkt Hassan te heten en is het zoontje van een vriend van hem. De vriend die mij al gezien had en die toen meteen naar Ahmet was gerend om het hem te vertellen.
Oh, werkt dat zo…? Ahmet is snel döner gaan halen en kleine Hassan heeft op de winkel gepast. Hij krijgt een aai over zijn bol en dan stuurt Ahmet hem de winkel uit. Oh, dit is heerlijk. Echte Turkse döner. Ik pak het broodje in beide handen vast, doe mijn mond wagenwijd open en neem een grote hap. Er gaat niets boven je eerste broodje echte Turkse döner in Turkije na een heel jaar. Zalig!
Tijdens het eten vraagt Ahmet mij, wat ik vandaag al gedaan heb, maar tijdens zijn vraag, begint hij al zo hard te lachen, dat hij bijna stikt in zijn eten. Word ik hier nu een beetje uitgelachen door hem. Gierend roept hij uit: ‘Bak, bak, dolmates!! Dolmates!!’ Ik kijk hem niet begrijpend aan, maar als hij mij uitlegt dat het ‘Kijk, kijk, tomaten, tomaten’ betekent, moet ik toch ook wel lachen. Hij heeft dus al kunnen raden wat ik vanmiddag gedaan heb. Hij noemt me ‘Sleeping Sunny beaty.’ Gelukkig valt het nu toch niet meer op dat ik nog roder word. Samen eten we achterin de winkel onze broodjes döner op. Het smaakt heerlijk en het is ontzettend gezellig.