Bloem's verhalen

Nu laat Ali de tros druiven op de grond vallen. Ik bedenk me dat we daar dus niet meer van kunnen eten, aangezien de druiven nu onder het zand zullen zitten, maar ik voel, dat dit niet het moment is om daarover te gaan zeuren. Ik slik mijn druif weg en grijns nu naar Ali. Hij kijkt me met een serieuze blik aan en ik weet nu echt niet meer wat te doen.
Ik voel dat mijn hartslag versneld, maar mijn adem stokt in mijn keel. Adem blijven halen, adem blijven halen, zeg ik tegen mezelf.
Ik kijk in de bruine ogen van Ali en de hele wereld om mij heen vervaagd. Ik hoor de golven niet meer. De spelende kinderen naast ons verstommen. De muziek die uit de strandtent komt bestaat niet meer. Alleen Ali en ik, op dit strandbedje zijn van belang. En dan, dan buigt hij zich naar mij toe en zoent me.

Ik voel zijn lippen. En nu eens niet op mijn hoofd of wang, maar op mijn lippen. Ze zijn warm en zacht en zorgen ervoor dat mijn lippen smelten. Het is een korte zachte kus en veel te snel gaat Ali weer rechtop zitten. Ik heb het niet meer en kan me niet langer inhouden. De tranen springen mij in de ogen, vanwege alle ingehouden emoties, maar nu komt alles eruit. Ik pak Ali bij zijn nek en trek hem naar mij toe en nu zoen ik hem. Het is een gepassioneerde zoen en ik voel van alles tegelijk. Het stormt in mijn hoofd en in mijn hart en ik geniet van de zoen. Heftig zoent Ali nu ook terug en eventjes zijn we samen één. Maar veel te snel is het moment voorbij en trekt Ali zich hardhandig terug.

Hij springt op van het strandbedje en staat vanuit de hoogte boven mij uitgetorend. Zijn gezicht ziet er verward uit en ook zijn haren staan recht overeind. Dat komt natuurlijk door mij. ‘Wat doe je nou!’ schreeuwt Ali verontwaardigd uit. Ik zit nu ook rechtop en kijk hem niet begrijpend aan. ‘Hoezo? Wat doe ik nou? Hetzelfde als jij,’ bijt ik hem op mijn buurt toe.
‘Dat kan helemaal niet, dat mag niet.’ Antwoordt Ali fel.
Hoezo niet, denk ik bij mezelf, maar ik hap naar adem en zeg eventjes niets. ‘Jij begon,’ kan ik uiteindelijk stamelend uitbrengen.
‘Ik?’ zegt Ali vragend. ‘Jij begon met druiven gooien…’

Nou wordt hij helemaal mooi. Mij een beetje de schuld geven. Hij is zelf bovenop me geklommen om me druiven te voeren en hij was diegene die mij als eerste zoende! Ik kijk hem kwaad aan. Wat is het toch een eikel zeg. Doen we eindelijk wat we allebei dolgraag willen, en dan wordt hij kwaad op mij! Zijn lippen waren net zo goed onderdeel van de zoen als de mijne. Al deze gedachten struikelen door mijn hoofd, maar ik zeg niets. Ik ben zo kwaad over zijn idiote reactie, dat ik de goede woorden niet kan vinden en dus zeg ik niets. Ik sta echter op en loop naar de zee. Ik moet letterlijk en figuurlijk af koelen.
Ali blijft achter op het strand.

Als ik omkijk, zie ik dat hij op een strandbedje is gaan zitten en ik duik in zee. Allerlei boze gedachten razen door mijn hoofd. Hoe durft hij? Wie denkt hij wel niet dat hij is? Wat moet ik hier nu mee? De gedachte om meteen weg te gaan, kan ik ter nauwer nood onderdrukken. Ik lig wat op mijn rug te drijven als ik Bülent zie aankomen. Aisha loopt naast hem en daarom stap ik weet uit het water. Tegelijk komen we bij onze plek op het strand aan en ik word uitbundig door Aisha begroet. Snel sla ik een handdoek om en ga op mijn strandbedje zitten.

Ik vermijd de blik van Ali en kan dus niet zien of hij naar mij kijkt of niet. Bülent kijkt van mij naar Ali, maar gelukkig zegt hij niets. Ik klets wat met Aisha over gisteravond en over haar vrije middag. Ze werkt in een apotheek en heeft de middag gewoon vrij genomen. Omdat wij met elkaar Engels spreken en Bülent, Ali en Aisha in het Turks praten en ik weer met de jongens in het Nederlands, is het een wirwar van talen. Daardoor kunnen we ook niet echt samen een gesprek hebben. Ik kan wel enkele dingen volgen van hun Turkse gesprek en ook Bülent kan wel het een en ander volgen van het Engelse gesprek tussen Aisha en mij. Maar Ali zegt erg weinig en ik ben blij dat ik niet met hem hoef te praten.

Bülent en Aisha zijn in een heftig gesprek verwikkeld en ik kijk afwezig naar Ali. Ik kan hun gesprek nu echt niet volgen, maar Ali lijkt niet eens moeite te doen. Hij staart naar de zee en staat dan op en gaat zwemmen. Ik kijk hem na. Zijn mooie lichaam in zwembroek loopt weg van waar wij zitten. Een paar minuten geleden zat hij met dat lekkere lichaam nog bovenop mij en voelde ik zijn lippen. Ik zucht en dan merk ik dat ik ook opsta. Bülent vraagt me wat ik ga doen, en ik vraag me dat zelf ook af. Wat ga ik in hemelsnaam doen. Maar ik loop Ali achterna en stap in het water.

Ali is met een grote duik in het water verdwenen en als hij weer bovenkomt, ziet hij dat ik ook in het water ben. In tegenstelling tot mijn verwachting, zwemt hij meteen naar me toen. Hij slaat zijn armen om mijn middel en trekt me een heel stuk mee. Ik kan mijn eigen gedachten niet eens horen, laat staan begrijpen wat ik voel of een mening vormen over wat ik wil, zo in de war ben ik, dus ik laat me door Ali meevoeren.
We zijn nu een heel stuk verwijderd van het strand en van Bülent en Aisha. Hij heeft zijn armen om mijn middel geslagen en drukt mij stevig tegen mij aan. Daar waar mijn huid de zijne raakt, tintelt mijn huid.

Eindelijk begint hij te praten: ‘Het spijt me zo, askim. Ik weet allemaal niet wat ik doe. Het is zo verwarrend. Je moet weten ik ben een echte Turkse jongen en dit kan niet…’
Ik knik, al begrijp ik niet goed wat hij daarmee bedoelt, maar vraag me af, waarom zijn handen nu onderzoekend over mijn blote en natte rug gaan.
Zijn gezicht is dichtbij die van mij en met zijn wang tegen mijn wang, gaat hij met zijn lippen over mijn oor. Ik hoor hem aan mijn natte haar ruiken en dan voel ik ineens heel zacht zijn lippen in mijn hals. Het is geen zoen, maar hij aait met zijn lippen de huid van mijn hals. Ik doe mijn ogen dicht en geef me eventjes over aan dit heerlijke gevoel.

Ik raak hier behoorlijk opgewonden van en we staan zo dicht tegen elkaar aan, dat ik merk, dat alles Ali ook niet onbetuigd laat. Ik zucht. Van verlangen? Van ergernis? Van ingehouden spanning? Ik weet het niet. Alles tegelijk. Ik probeer Ali nu aan te kijken. Zijn donkere ogen staan droevig en kijken me tegelijk smachtend aan. Zachtjes vraag ik hem: ‘Waarom doe je dan zo. Het ene moment, uhmm… het ene moment ben je zo…zo…ik weet niet, en het andere…?’ Ik kijk hem hopeloos aan. Hij knikt. ‘Ja, ik weet het, ik weet het.’
Er valt even een stilte. Ik wil weten waar ik aan toe ben. Dit is niet gezond.

‘Dus?’ Ik weet niet welke vraag ik moet stellen om antwoord te krijgen. Ik wil begrijpen wat er aan de hand is. Ik wil dat Ali eindelijk eens een keer gaat praten.
Nu pakt hij mijn gezicht tussen zijn grote handen en hij wrijft met zijn duim over mijn lippen. ‘Ik wil zo graag bij je zijn, maar het kan niet. Het mag niet. Ik wil het echt, maar eerst moet ik wat dingen regelen. Tot die tijd…’
Hij zwijgt eventjes en ik laat zijn woorden op me inwerken. Nu glijden zijn handen via mijn hals naar beneden. Hij pakt me weer bij mijn middel vast en zijn handen glijden over mijn rug, naar mijn heupen. Zijn woorden zeggen het een, maar zijn handen doen precies het tegenovergestelde.
‘Het was een slecht idee van jou om hier te komen. Het maakt me gek. Ik doe iets dat niet mag. Ik ben een Turkse jongen. Ik wil je geen pijn doen.’
Hij kijkt hierbij erg verdrietig.

Aan de ene kant geniet ik van dit moment. Hij raakt me aan en ondanks dat we in het water staan, zet hij me in vuur en vlam. Mijn huid brandt op de plekken waar hij me heeft aangeraakt en we staan zo dichtbij elkaar. Ik kan zijn huid onder mijn huid voelen. Af en toe raken onze buiken elkaar aan, en dan lijkt het alsof alle vlinders in een keer ontsnappen en tussen ons in fladderen.
Maar aan de andere maakt het me ook verdrietig. Het geen wat hij zegt is namelijk helemaal niet zo leuk. Het voelt als een afscheid. We willen wel, maar het mag niet. We staan zo dichtbij elkaar, alsof we geliefden zijn, maar dat zijn we niet. En die werkelijkheid dringt ineens keihard tot me door. Er is geen Ali en ik, en dat zal er voorlopig ook niet komen. Nou ja, waarschijnlijk nooit, aangezien ik niet zou weten hoe dit opgelost moet worden, dus waarom ben ik ooit hiernaartoe gegaan? En waarom heeft Ali mij gevraagd te komen, als dit allemaal al zo duidelijk voor hem is. Dit soort vragen zorgen er ook voor dat ik me aan hem erger. Hij heeft me laten komen, terwijl hij dondersgoed zijn en mijn gevoelens wist, en hij wist dat er geen toekomst voor ons samen zou zijn. En bovendien, ik snap hem niet goed. Telkens dat geklets over het feit dat hij een Turkse jongen is… Ja? Dus? Wat wil hij daarmee nou helemaal zeggen?!

Waarschijnlijk staat mijn verdriet en ergernis op mijn gezicht te lezen, want Ali schrikt een beetje terug. Ik wil weer weg zwemmen, maar hij pakt me bij mijn handen en dwingt me te blijven staan. Met moeite lukt het mij om hem aan te kijken, zonder te huilen. ‘Askim, geloof me alsjeblieft. Ik heb je nooit pijn willen doen. En daarom zeg ik dit nu allemaal. Ik wil je geen valse hoop geven.’
Geërgerd kijk ik weer weg. Ja, dat had ik nu al wel begrepen. Maar dan gaat hij verder: ‘Maar je moet weten, dat mijn hart aan jou toebehoord.’ Ik kijk hem weer aan. Tranen wellen op in mijn ogen en ik voel er eentje vanuit mijn ooghoek naar beneden glijden. ‘Mijn hart is van jou, ook al kunnen onze lichamen niet samen zijn.’

Ik haat dit soort cheezy opmerkingen, maar omdat deze nu uit Ali’s mond komt, vergeef ik het hem. Ik trek een pruillip en kijk hem verdrietig aan. Ik kan niet praten, en dus knik ik maar. Zo staan we een tijdje zwijgend hand in hand in het water. Het water kabbelt tegen ons aan en we deinen mee met de zee. Ik geloof niet geen van ons beiden dit door heeft. Na een tijdje zo gestaan te hebben vraagt Ali zakelijk: ‘Tamam?’ Ik knik weer.
Nu buigt hij zich weer naar mij toe en kust heel zachtjes en voorzichtig de laatste traan van mijn jukbeen. Ik voel zijn lippen op het bot en ik draai mijn hoofd zo, dat ik zijn gezicht erg dichtbij voel. Ik snuif een laatste keer zijn geur van gel, zon en zweet op en dan laat hij me los. Hij zwemt al terug naar het strand, maar ik besluit nog eventjes hier te blijven dobberen. Ik heb eventjes tijd nodig om de orkaan in mijn binnenste tot bedaren te brengen.

Ik voel zijn handen nog steeds onderzoekend over mijn huis gaan. Ik moet eventjes bedaren en dobber op mijn rug in het water. Ik droom weg. Wat een heerlijk gevoel. Ik heb vlinders in mijn buik. Ali is toch net zo gek op mij als ik op hem. Het feit dat we niet samen kunnen zijn, laat ik heel eventjes buiten beschouwing, het gaat om het idee. Maar dan word ik opgeschrikt door luide stemmen vanaf het strand. Snel zwem ik een stukje dichterbij.

Ik zie Ali en Bülent nu drukgebarend op het strand staan. Ze schreeuwen naar elkaar. Snel hos ik uit het water en kijk van de een naar de ander. Als ik dichterbij kom, kijk ik vragend naar Aisha, maar nu hoor ik pas dat ze in het Nederlands praten. Ze hebben duidelijk ruzie.

zo…
is dat wat??
en nu ff rust, tis dinsdag avond
moet nog eten en tis nu tijd voor MIJN zwijmel moment
dus geniet
en er volgt snel weer meer…
(maar niet vandaag)

Geweldig, Bloem, maar volgens mij kan ik beter wachten met lezen totdat het boek uit is, dan kan ik tenminste in één stuk doorlezen!
GGGrrrrrrrr, weer wachten!:crybaby: :unibrow: :crybaby: :unibrow:

ja…
dat kan ook
maar dat wordt dan lang wachten denk ik…
ben nog llllaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaang niet zo ver

Ik hoop dat je hebt genoten van JOUW zwijmelmoment.
Ik heb in ieder geval weer genoten van MIJN zwijmelmoment.
Ben echt zo benieuwd hoe dit allemaal gaat aflopen, ben in ieder geval al heel erg blij met de zoen, want dat duurde en dat duurde maar…Ik wist dat ie een keer ging komen, maar ja, dat moment…
Wacht weer met smart op het vervolg, maar dat wist je al;)

nou…
heb die zoen eigenlijk vandaag pas bedacht hoor…die zat er nog helemaal niet aan te komen…
jullie missen een beetje het punt dat ali gewoon een irritante klootzak is, die een beetje loopt te spelen en te peoplen…hahahaa
anyway, wacht maar af het komt goed
heb idd zelf wel genoten van mn zwijmelmomentje
helaas is het allemaal puur fictie (helaas) hihi

Nou Bloemmie, wees niet bang, ik mag Ali helemaal niet(en dat was al zo voor mijn inside-information!) Ik houd er niet van dat die K**-gasten zo precies weten hoe ze de meiden moeten bespelen en ze laten denken dat ze de enige zijn, terwijl ze maar 1(2) dingen willen. Sex/Geld/verblijfsvergunning, oh nee, dat zijn er 3 en ik kan nog wel ff doorgaan…(uitzonderingen daargelaten natuurlijk Cyn/Sev)

Maar ik smul van het verhaal!!! Kom maar op, morgen weer graag!!!
Kusss

En weer werd ik meegesleept naar ons geliefde Turkije…!
ben erg benieuwd hoe t verder gaat. Met de 2 mannen die ruzie maken kun je wel alle kanten op denk ik. Dus we wachten weer met smart op het vervolg.
Bedankt Bloem voor al het leesgenot dat je ons geeft!!

Fictief of niet Bloem, het blijft een goed verhaal!!
Uiteraard vergeet ik echt niet dat Ali eigenlijk een eikel is om zo op iemands gevoel te spelen, maar ik wist dat die zoen ooit zou komen, dus daar leefde ik toch ook wel een beetje naar toe;) Sorry, maar hou van zwijmelmomenten…
Ook al blijft Ali een sukkel!

Inderdaad volgde ik het verhaal van Von ook en dat was volgens mij ook nog lang niet afgelopen. Was ook heel spannend, vooral toen ze in Bursa in dat hotel zaten en hij door de politie werd meegenomen. Wat een nachtmerrie lijkt me dat zeg!!!

Ik wacht maar weer op het vervolg van Bloem en wie weet komt er binnenkort ook weer een vervolg van Von (hoop het!)

op veler verzoek…

‘Hoe kan je dat nou doen?’ Hoor ik Bülent tegen Ali schreeuwen. Ali zwijgt en staat met zijn handen gespreid, alsof hij wil zeggen dat hij het ook allemaal niet weer.
‘Dit zijn jouw zaken niet Bülent!’ Zegt Ali nu.
‘Mijn zaken niet?? Dus ik ben wel goed genoeg om als scheidsrechter aanwezig te zijn, maar als het jou uitkomt, dan mag ik ineens niets meer zeggen?’ Het geschreeuw wordt luider en luider. Ik ben nu zo dichtbij gekomen dat de heren me ook hebben gezien en nu staat ze zwijgend tegenover elkaar. Bülent heeft zijn armen voor zijn borst gekruist en Ali kijkt woedend. Aisha is er alvast maar bij gaan zitten en ik kijk vragend van de een naar de ander.
‘Wat is hier allemaal aan de hand?’ Ik kan amper mijn tranen bedwingen, want het gaat overduidelijk over mij. Zou Bülent ons toch in het water hebben zien staan?
‘Je bent gewoon jaloers,’ bijt Ali Bülent toe.
‘Ik? Jaloers, Ja, dacht het ook. Ben çok…’ hij gaat over in het Turks en ik begrijp er nu niets meer van. Aisha kan de ruzie nu echter wel verstaan en kijkt verbaasd op. Ik zie haar van Bülent naar mij kijken. Dan kijkt ze van mij naar Ali en dan weer van Ali naar Bülent.

Waar gaat dit in hemelsnaam over? Ik raak behoorlijk gefrustreerd, want ik begrijp er nu niets meer van en het gaat toch echt duidelijk over mij.
‘Zeg, als jullie zo nodig ruzie moeten maken, waar ik bij ben, dan wil ik het ook kunnen begrijpen. Wat is er aan de hand?!’ Ik verlies bijna mijn zelfbeheersing.
Dan verrast Ali me met zijn reactie en hij schreeuwt naar mij: ‘Nou, ga dan weg…’ Ik kijk hem kwaad aan en gris mijn spullen van het strandbedje. Ik loop bij hen weg, maar het duurt niet lang voordat ik voetstappen achter me hoor. Het is Aisha.

Buiten gehoorsafstand laat ik me op een strandbedje vallen en voordat ik er erg in heb, begin ik te snikken. Aisha komt naast me zitten en slaat een arm om me heen. Ze troost me en na een tijdje voel ik me al een stuk beter. Zo, dat lucht op zeg! Ik vraag haar, of zij er iets van snapt. En ze knikt zachtjes. Ze zegt dat ze niet alles weet, maar dat ze wel het een en ander snapt van de ruzie. Ik vraag haar of zij het mij dan kan uitleggen, want ik snap er helemaal niets meer van. De tranen wellen weer op in mijn ogen, maar nu schudt ze haar hoofd. Ze zegt dat zij niet de juiste persoon is om zich ermee te bemoeien en eventjes vervloek ik haar oprechtheid.

Als ik opkijk, zie ik Bülent onze kant op komen. Ali is echter nergens meer te bekennen. Als Bülent voor ons staat, steekt hij eventjes kort zijn hand op als groet en vraagt of hij erbij mag komen zitten. Aisha loopt nu weer terug naar onze strandbedjes en daar zit ik dan, alleen op een strandbedje, samen met Bülent. Ik veeg de laatste sporen van de tranen van mijn gezicht en kijk hem hulpeloos lachend aan. ‘Je zult wel denken…’ zeg ik lachend door mijn tranen heen. Ook hij slaat nu een arm om me heen en ik voel me meteen een stuk beter.

‘Het komt allemaal wel goed, maak je maar geen zorgen,’ zegt hij tegen me. Nu kijk ik hem aan. Ik geloof hem niet echt. ‘Hoe dan?’ vraag ik vertwijfeld aan hem. Bülent haalt zijn schouders op. ‘Insallah,’ Ja, lekker makkelijk, nu weet ik nog niets. ‘Sorry dat ik zo kwaad werd op Ali.’ Zegt hij. Ik kijk hem nu verbaasd aan. Verschuldigd hij zich nu voor het feit dat hij kwaad werd? ‘Nou ja, dat ik kwaad werd waar jij bij was. Dat was niet de bedoeling, weet je.’ Nee, ik weet van niets en ik snap er nu helemaal niets van.

‘Bülent?’ vraag ik, ‘Wat bedoel je nu allemaal? Kun je nu eindelijk eens een keertje eerlijk tegen me zijn? Ik snap er namelijk helemaal niets meer van!’
Ik kijk hem nu ongeduldig aan. Bülent begint te stotteren: ‘Nou ja, zo makkelijk is het allemaal niet hoor. Ik kan nu eenmaal niet alles vertellen.’ Hij zwijgt. Ik wacht totdat hij verder gaat, want ik heb het gevoel dat hij me dolgraag iets wil vertellen, maar niet goed durft. ‘Nou, uhm, weet je, ik… uhm…nou ja.’ Ongeduldig kijk ik naar hem, maar ik houd mijn mond. Ik zucht een keer diep en Bülent doet me onbewust na. ‘Het is allemaal zo’n grote vergissing. Dit was nooit de bedoeling.’

Ik snap er werkelijk nu niets meer van, maar ik ga hier niet weg, voordat ik snap wat er allemaal gaande is. Ik leg nu mijn hand op zijn arm. ‘Alsjeblieft Bülent. Als dit over mij gaat, heb ik het recht om te weten wat er speelt…’ Bülent knikt nu: ‘Ja, dat is waar. Dat heb je.’ Weer zucht hij. Het is duidelijk iets, wat hem nogal dwars zit, anders had hij er niet zoveel moeite mee gehad.

Dan begint Bülent eindelijk met vertellen:
Het begon allemaal uit tijd gebrek. Ali wilde dolgraag met me praten op MSN, maar had daar gewoon niet altijd tijd voor. En vooral niet genoeg kennis voor. Ali had al wel een e-mail adres, maar wist niet altijd even goed hoe hij alles moest gebruiken. Bülent heeft hem daarmee geholpen. En af en toe deed Ali weer iets stoms met zijn instellingen, waardoor Bülent op MSN zat, onder Ali zijn naam, om alles weer recht te zetten. Tijdens een van die keren, kwam ik dus online, en begon tegen Ali te praten. Maar Bülent wist niet goed hoe hij het moest uitleggen, dat Ali er niet was. En hij vond het wel leuk om zo met mij te kletsen en daarom deed hij net alsof hij Ali was op MSN.
Daarna werd het steeds moeilijker om het mij uit te leggen. Bovendien vond Ali het wel makkelijk dat Bülent met mij op MSN zat, onder zijn naam, zodat hij er de moeite niet voor hoefde te doen om zo met mij te praten.

Mijn ogen klapperen van wat Bülent me hier verteld. Al die tijd zat ik dus niet met Ali op MSN maar met Bülent? Geen wonder dat het zo vertrouwd lijkt met Bülent en dat hij me dus ook zo goed kent…
Mijn gedachten razen door mijn hoofd. Al die tijd zat ik dus niet met Ali op MSN… Hij heeft tegen me gelogen. Bülent heeft tegen me gelogen. Ik ben dus zo ‘belangrijk’ voor Ali, dat hij gewoon een vriend van hem met me laat kletsen. Ik slik. Ik heb een brok in mijn keel en voel alweer nieuwe tranen opkomen. Ik ben gewoon kei hard belazerd!

Al die gespreken in zijn legertijd waren dus met Bülent… Ik kijk nu weer naar Bülent. Ik verwacht een gevoel van walging te ervaren maar ik kijk naar hem en ik kan niet boos op hem zijn. Al die fijne gesprekken op MSN met Ali, waren dus eigenlijk met Bülent. De enige reden waarom ik nu nog alle onzin van Ali pik, is omdat we zo goed contact hadden, via MSN. En nu blijkt dat die gesprekken met Bülent waren. Er is dus eigenlijk geen reden meer om nog iets met Ali te maken te hebben, want alles is gebaseerd op een grote leugen. Ik zucht een keer diep. Jeetje hé.

‘Maar waarom hadden jullie dan ruzie?’ De gedachte is nog maar net in mijn hoofd opgekomen of ik heb de vraag al aan Bülent gesteld. ‘Tja…” zegt Bülent vaag. ‘Ali heeft mij gevraagd om deze dagen erbij te zijn, om hem te helpen. Aangezien ik meer met je besproken heb dan hij, was het ook wel nodig ook.’
Ik knik, dit klinkt inderdaad erg logisch.
Bülent gaat verder: ‘En tja, ik heb geprobeerd om zo veel mogelijk bij jullie te zijn, om te voorkomen dat Ali stomme dingen zou gaan doen.’ Nu zwijgt hij alsof hij al klaar is.
‘Wat voor domme dingen dan?’ vraag ik onnozel.
Bülent kijkt me nu aan, alsof ik echt heel erg dom ben, maar ik wil het daadwerkelijk uit zijn mond horen.
‘Nou ja, je weet wel… wat jullie in het water deden zeg maar. Ik kan dat echt niet aanzien hoor.’ Hij is steeds zachter gaan praten en nu ik naar hem kijk, lijkt het alsof hij bloost.
Voorzichtig vraag ik: ‘Bülent? Wat wil je nu eigenlijk zeggen.?’
Hij strijkt met zijn hand door zijn haar en zucht een keertje diep. Nu draait hij bij en kijkt me recht in mijn ogen aan. ‘Snap je dan niet dat dit allemaal heel erg moeilijk is voor mij. Om jou en Ali zo te zien. Ik bedoel; het is een vriend van mij. En ik heb natuurlijk misschien nog wel de meeste schuld aan deze hele situatie, maar dat neemt niet weg, dat dit allemaal heel moeilijk is voor mij. Omdat ik je echt heel leuk ben gaan vinden.’

Zijn woorden razen door mijn hoofd. Wat wil hij nou helemaal zeggen…? Dat hij…? Zou hij op mij…? Ik merk dat ik rood word en ik krijg het ineens heel erg warm. In een flits schieten allerlei situaties en blikken van de afgelopen dagen door mijn hoofd. Die knipogen, die begrijpende blik. Die pogingen om het mij allemaal naar mijn zin te maken. Telkens die onderbrekingen van hem, nét op het verkeerde moment. De afgelopen dagen schieten in herhaling over mijn netvlies, en ineens voel ik een heleboel gekriebel in mijn buik. Ik knipper een keer met mijn ogen, voordat ik Bülent weer durf aan te kijken. Ik slik.

‘Dus jij…? Uhm…Al die tijd?’ Ik kom amper uit mijn woorden. Bülent knikt alleen maar en slikt nu ook. Waarschijnlijk is de verwarring van mijn gezicht te lezen, want Bülent maakt nu zijn excuses. Hij zegt dat alles hem spijt. De leugens, de verwarring. Ik kijk naar Bülent. Ik voel hem naast me bewegen en ik verwacht dat hij me nu aan wil raken, maar in plaats daarvan staat hij op. Hij torent nu boven me uit en ik kijk naar hem op. ‘Laten we maar terug gaan. Dan kunnen we een ticket voor je kopen voor de bus.’ Ik knik, maar ben het absoluut niet met hem eens. Ik zeg dat ik er zo aan kom, maar nog heel eventjes hier blijf zitten.

Bülent loopt bij me vandaan en ik kijk hem na. Zijn voetstappen vormen een spoor in het zand richting onze strandbedjes. Ik zie hoe hij met Aisha en Ali staat te praten. Ze hebben blijkbaar geen ruzie, want Bülent en Ali omhelzen elkaar. Dan pakken ze rustig kun spullen. Ik probeer mezelf bij elkaar te krijgen. Het ene moment krijg ik in een uiterst vreemde positie eindelijk een zoen van Ali. Dan staan we rustig in het water te praten en uhm…nou ja, zeg maar te knuffelen ofzo. En dan zegt hij me dat zijn hart aan mij toebehoord. Vervolgens krijgt hij ruzie met zijn beste vriend Bülent en dan blijkt dat hij al die tijd niet diegene is geweest, die ik dacht dat hij was. Al onze gesprekken op internet. En vervolgens krijg ik ook nog een soort van halve liefdesverklaring van Bülent. En die laat me daarna gewoon weer achter.

Ik heb het nu echt helemaal gehad met deze mannen. Ik heb ook gevoelens hoor. Waarom zijn deze Turkse mannen zo vaag? Wat verwachten ze nou helemaal van mij? Ze leggen allebei een liefdesverklaring bij me neer, en zonder te vragen wat ik ervan vind, of wat we ermee moeten doen, zijn ze er alweer vandoor! Ik moet hier echt zo snel mogelijk weg, want dit is niet goed voor me. Ik zucht een keer diep en hijs mezelf dan omhoog. Met lome passen loop ik naar de rest toe. Aisha heeft mijn overige spullen gepakt en komt me tegemoet. Ze slaat een arm om me heen en samen lopen we voorop naar de auto. Ik voel dat Ali en Bülent ons volgen.

Zwijgend stappen we in de auto en Bülent start de motor en zet de muziek aan. Niemand zegt een woord en zwijgend rijden we weg bij het strand. Hoewel we langs de wijk komen waar Aisha woont, rijdt Bülent door en we rijden richting mijn hotel. Ik snap de hint en als we voor het hotel stoppen, loopt Aisha met me mee naar binnen. Samen pakken we mijn tas in en alle spulletjes die in de kamer liggen, ruimen we rustig op.
Aisha zegt halverwege het pakken, dat ze denkt dat zowel Ali als Bülent echt van me houden. Ik stop met waarmee ik bezig ben. Dit zal ook niet makkelijk voor haar zijn, aangezien zij overduidelijk gevoelens voor Bülent heeft. Ik kijk haar aan. Ik haal mijn schouders op en zeg haar, dat ik er weinig aan heb, als ze allebei zo moeilijk doen. Ze knikt. ‘Thats Turkish men nature,’ zegt ze lachend. Ik lach nu ook. Ja, dat zal wel inderdaad.

Met een glimlach stappen we het hotel weer uit. We stappen allebei weer in de auto en Bülent rijdt naar het busstation van Antalya. De ergste woede is nu weer een beetje gezakt en ik kan alles nu een beetje meer in perspectief zien. Ik zie dat Bülent mijn blik zoekt in de achteruitkijkspiegel, maar ik probeer zijn blik te ontwijken.
Veel te snel komen we bij het busstation aan en Ali heeft nog steeds niets gezegd. Bülent parkeert weer in een zijstraat en met ons vieren lopen we naar de busterminal.

Aisha gaat met me mee naar binnen om een kaartje te kopen en terwijl we op onze beurt wachten, kijk ik naar buiten naar de mannen. Ze roken zwijgend een sigaret. Hoewel ze dus niets zeggen, lijken ze niet boos op elkaar te zijn. Nu snap ik er helemaal niets meer van. Dat Ali uit gemakzucht zijn vriend Bülent met mij laat praten, kan ik heel misschien nog wel begrijpen. Maar dat hij weet dat zijn vriend mij óók leuk vindt en dan toch toestaat dat we zoveel tijd met elkaar door brengen…? Daar kan ik met mijn hoofd niet bij. En dan Bülent. Hij weet dat ik hier voor Ali ben gekomen en dat hij dan toch er zo vaak bij wilde zijn. Dat zal inderdaad niet altijd makkelijk voor hem zijn geweest. Weer zicht ik diep. Het is toch echt hun eigen schuld. En ik bedenk me, dat ík tenminste niets verkeerds heb gedaan. Ik ben tenminste altijd oprecht en eerlijk geweest.

Mijn gedachten worden onderbroken: wij zijn aan de beurt. Wonderlijk gaat er over 10 minuten een rechtstreekse bus naar Bodrum en er is gelukkig nog een plaatsje voor mij vrij. Ik betaal en krijg het ticket. De man die mij het ticket verkoopt, wenkt een man die buiten staat te roken en die pakt mijn tas en stopt die in het bagageruim. Blijkbaar hebben ze haast.
Ik loop weer naar Bülent en Ali toe. Ali pakt me bij mijn elleboog vast en kijkt me lang aan. We staan iets apart van Aisha en Bülent en hij wil duidelijk iets zeggen.

‘Ook al is alles anders gelopen dan jij misschien verwacht had… Ik ben toch blij dat je gekomen bent en dat we wat meer tijd samen hebben kunnen doorbrengen. Ik besef nu, dat ik alles zal doen om ooit samen met jou te kunnen zijn.’
Hij kijkt me gespannen aan en ik besef met een schok, dat hij van mij een gelijksoortige belofte verwacht. Ik slik eventjes en zeg dan: ‘Ali, ik weet het allemaal niet. Je hebt tegen me gelogen en me niet netjes behandeld. Dat kan echt niet hoor…’ Ik hoor zelf hoe zwak het klinkt. Ik kan er niets aan doen, maar als ik in zijn donkerbruine ogen kijk en zijn warme handen om die van mij voel, dan smelt ik gewoon van binnen.
Ali knikt en omhelst me dan. ‘Alles komt wel goed meissie, ik ben hier voor je, onthoud dat.’ Fluistert hij in mijn haren. Ik weet niet eens zeker of ik het wel goed verstaan heb, als hij me alweer los laat. Ik glimlach flauwtjes naar hem en draai me snel om, voordat hij de tranen weer in mijn ogen ziet staan.

Aisha ziet het echter wel en omhelst me ook snel. Ze zegt dat ze het geweldig vindt dat ze me ontmoet heeft, en dat we contact houden. Ik knik en slik de tranen weg. Inderdaad. Ondanks dat alles heel anders is gegaan dan ik verwacht had, heb ik het toch ook wel leuk gehad. En het is zeker fantastisch geweest om Aisha te leren kennen. En Bülent…

Hij staat als derde en laatste op me te wachten. Ook hij trekt me een stukje mee, zodat de anderen ons niet kunnen horen. Hij kijkt me lang aan en ik wacht totdat hij iets gaat zeggen. Maar hij zegt niets en pakt dan zijn tas vast, die hij over zijn schouder heeft hangen. Ik vond het al vreemd dat hij die strandtas uit de auto had meegenomen, maar ik was te druk bezig met mezelf om er echt naar te vragen. Nu ritst hij de tas open en haalt er een wit plastic tasje uit. Ik kan zien, dat er in het tasje een pakje zit. Het pakje is verpakt in cadeaupapier met de Turkse vlag erop. Ik wil het pakje eruit halen, maar Bülent zegt dat ik dat niet moet doen. Ik mag het pas openmaken als ik in de bus zit. Ik kijk hem niet begrijpend aan, maar hij duwt mij het tasje in mijn handen.

Dan krijg ik ook van hem een grote knuffel. ‘Meissie, meissie toch. Ik ben zo blij om je te ontmoeten.’ Hij zegt de woorden bijna onhoorbaar in mijn oren. Ik probeer me los te wringen om hem aan te kijken. In zijn ogen zie ik tranen en snel trekt hij me weer naar zich toe. ‘Niet huilen. Niet huilen.’ Hoor ik Bülent nu weer zeggen. Heeft hij het nou tegen mij of tegen zichzelf?

Dan hoor ik een Turks mannetje heel snel ‘Bodrum! Bodrum!’ roepen. Dat is mijn bus. Ik moet gaan. Maar ik wil niet. Ik zucht en Bülent laat me nu los. Ik pak mijn handtas en loop langs Ali en Aisha. Ik stap in de bus en ga op mijn plaats zitten. Terwijl de buschauffeur de motor start, zwaai ik naar mijn drie vrienden die buiten staan. We rijden weg, maar ik kan ze niet meer herkennen. Alles is veranderd in een grote waas en de tranen zijn niet meer tegen te houden…

Als we eenmaal de stad uit zijn en in een gestaag tempo over de grote weg rijden, zijn mijn tranen opgedroogd. Nieuwsgierig haal ik het rode pakje uit het tasje en maak de verpakking voorzichtig los. Zo gauw ik het cadeaupapier heb teruggeslagen zie ik Bülent’s cadeau voor mij. Ik slik een keertje flink. Tranen wellen weer op in mijn ogen. In het rode cadeaupapier ligt keurig netjes opgevouwen een donkerblauwe sjaal met zilveren sterren erop geborduurd. Eerbiedig gaan mijn vingers over de stof. Hij is zo zacht en zelfs de draden die de sterren vormen voelen zacht en mooi aan. Nu pas zie ik een klein stukje papier op de sjaal liggen.

‘Deze sjaal is voor jou, omdat hij net zo mooi en prachtig is als jij. Elke keer dat je hem draagt, zul je aan me denken. En elke keer als ik de sterren zie, denk ik aan jou en hoe je mijn kado draagt.’
Het handschrift van Bülent is netjes en duidelijk te lezen. Ik lees de regels nog een keer, terwijl mijn vingers de stof bevoelen. Een traan glijdt van mijn wang naar beneden en valt op mijn vingers. Snel vouw ik het briefje op en stop het in de zak van mijn rokje. Ik vouw het cadeaupapier weer terug en berg het pakje weer netjes op in het tasje. Dan sluit ik mijn ogen en droom langzaam weg op het gewieg van de bus.

Langzaam wordt het buiten donker en af en toe open ik slaapdronken mijn ogen. Het is donker buiten en lichten flitsen voorbij. We passeren auto’s, bussen en vrachtwagens. We rijden langs eettentjes en kleine dorpen. Niets is herkenbaar en alles is een grote waas van licht en donker. Ik doezel weg en probeer de knoop in mijn maag te ontspannen. Ik heb een onbestemd gevoel en voel angst binnenin mezelf. Ik probeer de spanning van me af te zuchten, maar mijn onbestemde gevoel gaat niet weg. In de bus brandt weinig licht en alle andere passagiers wiebelen heen en weer met het ritme van de bus. In de ruit zie ik mijn eigen spiegelbeeld. Bleek, hol en leeg. Zo voel ik me ook en snel sluit ik weer mijn ogen. Allerlei vreemde gezichten flitsen voorbij als spookbeelden. We stoppen twee keer, maar ik stap niet uit. Ik wil wegduiken in mijn hoekje van deze bus en pas wakker worden als alles weer in orde is.

Het is erg vroeg in de morgen of erg laat in de nacht als we Bodrum naderen. Het is stil op het busstation, maar gelukkig vertrekt er bijna meteen een dölmüs naar Gümbet. Ik pak snel mijn tas en stap in het volgende busje. Alles is donker buiten en onderweg is weinig verkeer. Af en toe loopt er iemand op straat, maar de winkeltjes en barretjes komen me nu bekend voor en ik voel langzaam een rust over me heen komen. Om twee uur ’s nachts stap ik uit het busje en loop naar de receptie van mijn hotel.
Het voelt toch wel een beetje raar om hier terug te zijn. Veel te vroeg en ik hoop maar dat er iemand is om me de sleutel van mijn kamer te geven.

Gelukkig is de nachtportier er en hij weet precies wat ik kom doen. Hij geeft me de sleutel van mijn kamer en ik stap opgelucht mijn bekende domein binnen. Alles is nog precies hetzelfde als een paar dagen geleden en opgelucht haal ik adem. Ik was me en glijdt daarna in bed. Maar ik lig klaarwakker naar het plafond te staren. Ik heb er net weer een busreis van zeven uur opzitten en hoewel het niet echt prettig was, heb ik het merendeel daarvan geslapen. Ik sla de lakens terug en loop naar het balkon. Ik kan de muziek horen beuken vanaf hier en ik twijfel eventjes. Zal ik…? Dan heb ik me alweer in mijn kleren gehesen en voordat ik het weet loop ik over straat.

Het is nu nog stiller en de Turkse mannen die ik wel tegen kom, kijken me bevreemd aan. Snel loop ik richting Barstreet. Gelukkig, daar is het licht en redelijk druk. Nou ja, er zijn mensen, want zo druk is het allemaal niet meer. Ik loop rechtstreeks naar Club Cool en de doorman knikt naar me. Ik stap de warme ruimte binnen. Muziek stampt uit de speakers en veel lijven amper gekleed bewegen op het ritme. Ik wurm me een weg door de mensen en kijk ondertussen zoekend rond. Zouden de jongens van de watersport er nu uitgerekend deze avond niet zijn? En die Nederlandse meiden zouden toch nog niet naar huis zijn? En misschien is Ahmet er wel….

Ik loop de trap op naar boven, als ik ineens een schel gefluit hoor. Ik kijk naar boven en zie Jason druk naar me gebaren. Ik lach breeduit en ook hij lacht. Snel loop ik de laatste treden de trap op en voor ik het weet word ik omringd door allemaal blije en vrolijke gezichten. De jongens van de watersport zijn er inderdaad en ik zie ook de Nederlandse meiden. Aan alle kanten word ik geknuffeld en ik krijg bijna direct iets te drinken in mijn handen geduwd. Ik hoor verschillende keren de vraag hoe ik het gehad heb, maar de muziek staat zo hard, dat praten onmogelijk is. Ik maak er dankbaar gebruik van en steek alleen mijn duim op.

Ik kijk rond. Mustafa en John staan te dansen met hun vriendinnetjes Brit en Marjolein voor deze week, maar ik zie Anja nergens. Jason staat bij me. Blijkbaar heeft hij nog steeds geen slachtoffer gevonden. Alles komt weer zo bekend voor en ik lach om alles. Het lijkt alsof ik nooit ben weggeweest. Dan zie ik Anja ineens naar me toe lopen. Ik krijg een dronken knuffel van haar en ze kijkt me stralend aan. Ik zeg haar dat ze er gelukkig uitziet. Ze knikt wild. Dan zie ik waarom. Ahmet komt met eenzelfde grijns op zijn gezicht op ons af lopen.

Maar zijn gezicht betrekt als hij me ziet. Ik lach naar hem, maar die lach wordt niet beantwoord. Hij staat nu bij me en slaat een arm om me heen en ik krijg voorzichtig drie zoenen op mijn wang. Hij voelt lauw en niet zo hartelijk als altijd. Verward lach ik naar hem. Ik vraag met mijn ogen wat er aan de hand is en hij knikt naar het balkon. Hij zegt iets tegen Anja en ik loop achter hem aan naar het balkon.

Hier staan een paar banken en grote kussens. Ook zijn we ver verwijderd van de denderende muziek van Club Cool en ik kan hem goed verstaan als hij vraagt waarom ik niets heb laten horen. Ik kijk hem verward aan. Kom ik net terug van de ene verwarrende situatie en dan beland ik meteen in de volgende. Ik vraag hem wat er aan de hand is. Hij vraagt me waarom ik nu al terug ben en waarom ik niet iets heb laten weten. Opgelucht haal ik adem. Gelukkig, overbezorgde Ahmet is in zijn trots gekrengd dat ik hem niet nodig heb. Ik leg kort de situatie uit, dat ik eerder weg ben gegaan dan gepland, maar in slaap ben gevallen in de bus en dat ik er niet aan gedacht heb, om hem te vertellen dat ik eraan kwam. Toen ik eenmaal in Bodrum was, leek het me niet de moeite om hem eventueel wakker te maken voor dat korte ritje naar Gümbet. Ahmet knikt. Gelukkig, hij is niet meer boos.

Maar ik vergis me. Hij blijft door gaan. Hij vraagt me waarom ik hem niet verteld heb, dat ik eerder terug zou komen. Ik kijk hem niet begrijpend aan. Wat maakt dat nou weer uit? Hij kijkt me lang aan en dan haalt hij een keer diep adem. Dan zegt hij, dat hij niet wilde dat ik hem met Anja zou zien. Nu snap ik er echt niets meer van. Ik vraag hem dan ook, wat dat er nu weer mee te maken heeft. ‘It doesn’t matter to me.’
Nu knikt hij langzaam. ‘Yes, i know… it doesn’t matter to you.’ Dan draait hij zich om en loopt bij me weg.

Ik blijf op het balkon zitten. Het duizelt me. Wat gaat alles snel zeg, waarom moest ik nou ook zo nodig meteen weer hierheen gaan. Ik had me het weerzien met mijn vrienden toch wel ietsje anders voorgesteld. Peinzend kijk ik over de rand van het balkon. Ik besluit maar weer naar mijn hotel te gaan en als ik me omdraai, zie ik de vreemde man tegen de muur geleund staan. Hij kijkt naar me. Hoe heet hij ook al weer? Oh, ja Murat. De vreemde man van het strand. Die mysterieuze vriend van Ahmet en de danser van de Anatolische folkdansgroep. Hij kijkt naar me. Hij staat tegen de muur geleund, met een biertje in zijn hand. Ik knik naar hem en wil weglopen van het balkon. Nu zie ik, dat ik echt per sé langs hem moet, wil ik hier weg kunnen.

Ik loop in zijn richting, maar hij maakt geen aanstalten om opzij te gaan. Ik ben nu al bijna bij hem, maar hij gaat geen centimeter aan de kant. Als ik naast hem sta, kijkt hij me weer aan. Ik wurm mijn lichaam tussen de deurpost en zijn lichaam. Ik kijk hem aan en ook hij blijft mij aankijken. Nu staan we allebei in de deuropening, een kleine ruimte scheidt onze lichamen van elkaar. Ik kijk naar zijn gezicht en kijk in zijn ogen. Weer zijn onze gezichten dichtbij elkaar, maar ook nu zegt hij niets.
Ik verschuif mijn ene voet en ben al bijna langs hem. ‘Hai…’ Hoor ik dan ineens. Het is amper hoorbaar en verbaasd kijk ik op naar hem. Kwam dat nou van hem. Hij blijft me aankijken. Wat wil deze man toch van me? Ik snap er werkelijk niets van. Gelukkig ben ik nu langs hem en ik sta weer binnen. Ik loop naar de anderen toe.
Anja staat tegen Ahmet aan en ik zie hoe ze haar arm om hem heen heeft geslagen. Ik snap niet waarom Ahmet nu zo moeilijk doet. Het is toch een leuke meid. Ook zegt hij altijd dat hij nooit korte vakantieliefdes aangaat en op de ware wacht, hij is toch ook maar een man. Volgens mij denkt hij dat ik het veroordeel dat de Turkse jongens zomaar met vele meisjes gaan die op vakantie gaan. Maar het feit dat ik dat niet doe, betekend nog niet dat ik het veroordeel ofzo. Ik ben eigenlijk wel blij voor Ahmet. Ik heb hem namelijk nog nooit met een meisje gezien, ondanks dat we toch redelijk vaak samen zijn uitgegaan de afgelopen jaren.

Ik neem afscheid van de anderen en ik hoor dat de Nederlandse meiden morgenmiddag weer naar huis toe gaan. We controleren of we elkaars nummer hebben en ik geen ze een laatste knuffel en drie zoenen. Ook de jongens van de watersport geef ik een knuffel, want ik ga naar mijn hotel. Ze vragen of ik morgen weer naar het strand kom en ik knik. Als laatste neem ik afscheid van Anja en Ahmet. Ik kon het die paar dagen nog het beste vinden met Anja en ik ben blij dat ik haar nog eventjes heb gezien, voordat ze weer naar huis gaan. Stel je voor, als ik pas in de ochtend of middag weggegaan was uit Antalya, dan had ik ze gemist. Het lot beschikt over alles.

Als ik met een knuffel afscheid van haar neem, schreeuwt ze in mijn oor: ‘Je vindt het toch niet erg hè? Van Ahmet en mij??’ Ik kijk haar verontwaardigd aan en schud heftig mijn hoofd. Ik kijk haar vragend aan en schreeuw: ‘Waarom?’
‘Nou ja, het is een vriend van jou en ik weet niet of…’ De van haar antwoord versta ik niet. Ik schud nogmaals heftig mijn hoofd en geef haar dan weer een laatste knuffel.

Ik zwaai nog eventjes naar Ahmet omdat ik niet weet of hij nu boos is op me of niet. Gelukkig lacht hij naar me en ik maak daar maar uit op dat alles ok is tussen ons. Ik zou niet weten waarom ik boos op hem zou moeten zijn, dus als hij dat ook niet is, dan moet ik ons gesprek van net maar gewoon vergeten.
Ik loop weer naar beneden. De doorman vraagt aan me waarom ik nu alweer weg ga. Ik lach naar hem en trek een gezicht dat laat zien dat ik het helemaal gehad heb, en dat is nog geeneens een leugen.

Ik loop terug naar mijn hotel en ben blij als de volgende dag de zon weer door de gordijnen schijnt. Een nieuwe dag, nieuwe kansen, nieuw geluk. Alle rare dingen van de dag van gisteren lijken mijlenver weg en lijken niet echt gebeurd. Ik zucht opgelucht, vandaag is een nieuwe dag. Sterker nog, een nieuwe dag van mijn vakantie en vanaf nu wordt alles beter en leuker. Geen gedoe, geen leugens, geen verwarring en vooral geen rare mannen meer! Opgelucht draai ik me nog een keertje om en val weer in slaap.

Wow Bloem!! Toch nog een verhaaltje voor het slapen gaan :D.

Als ik dan uiteindelijk goed en wel wakker ben, sta ik ook echt op. Ik zit nog eventjes op de rand van mijn bed. Ik kijk op naar mijn eigen spiegelbeeld. Ik zie er eigenlijk wel uitgeslapen uit en ik lach naar mijn eigen spiegelbeeld. Het is nu wel een keertje genoeg geweest. Vanaf vandaag wordt alles beter en ga ik gewoon genieten van deze vakantie. Tenminste van wat er nog over is. Ik heb al die mannen niet nodig! Resoluut sta ik op en kleed me aan. Ik doe maar meteen mijn bikini aan en neem mijn strandtas meteen maar mee. Het is nu tien uur en ik kan vast nog wel een ontbijtje krijgen.

Ik loop naar de eetzaal en van verre zie ik al door de glazen ramen, dat de meeste obers er weer staan. Ik stap voorzichtig de eetzaal binnen, maar er is geen houden aan. Fatih komt als eerste op me af. De andere obers en zelfs de chef van het restaurant volgt. Deze jongens weten natuurlijk niet, dat ik een paar dagen naar Antalya ben geweest. Ze hebben me ongeveer drie of vier dagen niet gezien en dachten natuurlijk dat ik zonder afscheid te nemen terug naar Nederland was gegaan. Dat blijkt al meteen. In gebrekkig Engels krijg ik te horen dat ze dachten dat ik naar huis was. Zonder afscheid te nemen, krijg ik verwijtend te horen. Ik grijns breed. ‘No, no, just a few days in Antalya.’ Verexcuseer ik me. Ze knikken. ‘Ah, Antalya…U like?’ Ik knik.

Gelukkig zijn er ook nog andere gasten en ze laten me eventjes met rust en gaan weer aan het werk. Ik neem weer plaats aan een tafeltje en geniet van mijn Turkse ontbijtje met jus de Orange. Die wordt gebracht, zonder dat ik erom heb hoeven vragen en Fatih geeft een dikke knipoog als hij het glas voor me neerzet.
Het ontbijt is heerlijk. Ik moet toegeven dat het niet zo goed is als het eerste ontbijtje in Antalya in die mooie tuin, maar dat is maar goed ook. Anders zou ik na twee weken in dit hotel helemaal dichtgegroeid zijn. Grijnzend eet ik mijn eten op.

Als ik na het ontbijt zit uit te puffen, kijk ik uit het raam van het hotel. Ik mijmer weg kijkend naar het uitzicht over Gümbet. Dit is toch wel het betere werk hoor. Gekke Antalya ook.
Ik schuif mijn stoel naar achteren en loop naar buiten toe. Ik loop naar het strand, maar ik doe weer veels te lang over de weg er naar toe. Aan alle kanten wordt mij gevraagd waar ik was. Iedereen dacht dat ik naar huis was gegaan zonder afscheid te nemen. Ik probeer ervan af te komen door met mijn hoofd te schudden, maar het lukt niet. Verschillende keren word ik staande gehouden en moet ik uitleggen waar ik de afgelopen dagen ben geweest. Nee, ik was niet ziek. Nee, ik was niet in Nederland. De tweede keer maak ik de fout om weer te vertellen dat ik in Antalya geweest ben, maar dan moet ik uitleggen waarom. Ik rol met mijn ogen. Als ik zeg dat ik een vriend heb bezocht, hoop ik dat dat voldoende is. Maar nu rolt de jongen van het winkeltje veel betekend met zijn ogen en moet ik verdere uitleg geven.

Uiteindelijk kom ik toch op het strand terecht. Uitgeput van de vele vragen laat ik me op een strandbedje vallen. Zo eventjes niets aan mijn hoofd. Geen gezeur en geen gezeik. Geen Ali. Geen Bülent. Geen Ahmet. Geen watersportjongens en als het even kan ook geen rare man, die rare Murat. Ik sluit mijn ogen en ontspan in het zonlicht. Ik zucht een keer diep. Ik word nog wel eventjes gestoord door een ober die vraagt of ik iets wil drinken. Ook al een man. Nou ja, ik vergeef het hem, want hij brengt me een koel drankje.
Ik wissel het zonnen af met een plons in het water. De jongens van de watersport hebben me wel gezien en ik zwaai eventjes kort naar ze, maar gelukkig hebben ze het te druk en laten ze me met rust. Ah, wat een rust en wat een relaxed sfeertje. Geen mannen en dus ook geen gezeik. Geen vaag gedoe en ik ben vooral blij dat ik eventjes niet hoef te praten. De afgelopen dagen waren emotioneel en geestelijk zo vermoeiend, ook al heb ik dan bijna niks anders gedaan dan op het strand liggen en eten en me rond laten rijden. De enige die ik een beetje mis als ik in het water lig, is Crocks. Ik grinnik bij de gedachte. Die ligt vast niet bij Ali en Bülent op de basis…

Als het wat later is, sla ik een handdoek om en loop naar een van de tentjes. Ik bestel een heerlijk broodje döner, en genietend zit ik het op te eten op mijn strandbedje. De zon straalt, ik ben op vakantie en ik kom niets te kort. En het is vooral zo lekker rustig om me heen. Na het eten ga ik weer in het zonnetje liggen en voordat ik het weet, val ik weer in slaap. Als ik dan weer wakker word, is het al later. Ik voel dat de zon niet meer zo fel brandt en versuft kom ik weer overeind.
Ik ben nu klaarwakker en zit een beetje om me heen te kijken. Toch wel een beetje stil zo, constateer ik.

och afgelopen, meer meer…

Alsof ze er een zesde zintuig voor hebben, komen Mustafa en John op me af lopen. Ze vragen beleefd of ze bij me mogen komen zitten. Het duurt niet lang of ook Jason komt erbij zitten. Ik vraag hen of ze afscheid hebben genomen van de Nederlandse meiden. Ze knikken, maar lijken het niet echt erg te vinden. Ik lach naar ze, ze zijn ook allemaal hetzelfde. Maar zij willen op hun beurt weten hoe ik het in Antalya heb gehad. Ontwijkend vertel ik dat we naar het strand zijn geweest en waar we hebben gegeten. Ik vertel van onze stapavond en dat ik eigenlijk alleen maar op het strand heb gelegen. Op deze manier hoef ik hen niet te vertellen wat er allemaal gebeurd is tussen mij en Ali. En daar hebben ze ook helemaal niets mee te maken.

Ik word gestoord in mijn gedachte, doordat Mustafa me aantikt. ‘U want?’ vraagt hij. Ik snap het eventjes niet. Wat heb ik gemist? Wat wil ik? Nu zegt Jason dat hij me lui vindt, omdat ik alleen maar op het strand lig, en of ik wil paragliden. Ik kijk hem aan alsof hij veranderd is in een geit met drie hoofden. ‘Are you crazy?’ vraag ik verontwaardigd. ‘No paragliding for me, are you crazy?’ Hij knikt nu heftig. Ok, hij geeft toe dat hij gek is, maar dat betekend nog niet dat ik aan een of ander vliegding ga hangen.
Mijn gezicht laat blijkbaar mijn ontzetting goed zien, want nu duwt John me plagend van mijn strandbedje. ‘Saka, saka!!’ Roept hij nu uit. Vanaf de grond met mijn kont in het zand kijk ik niet begrijpend omhoog. Mustafa reikt me zijn hand aan en trekt me omhoog. ‘He means, joke. Its a joke.’

Boos kijk ik weer naar John en Jason. Ik doe net alsof ik ze met mijn blik wil doden, en boos stort ik me bovenop hen. Dat zagen ze niet aankomen en met de hulp van Mustafa duw ik ze nu van het strandbed. Nou ja. Ze verzetten zich hevig, maar het strandbesje kiepert om waardoor ze toch in het zand belanden. Mustafa en ik doen een overwinningsdansje en lachend komen de andere twee weer overeind.
Mustafa gaat naar een supermarktje en heeft bier gehaald. We drinken wat en de heren vragen of ik niet weer een stel leuke meiden voor hen kan vinden. Ik lach luid. Ik schud mijn hoofd. Ongelooflijk, wat een players zijn het toch!

Het is al bijna donker en de strandjongen heeft alle andere strandbedjes al opgeruimd. We staan op en ik pak mijn spullen bij elkaar. Ik sluit samen met de jongens hun watersportstand af en loop met ze mee naar hun huis. Ze delen met hun drieën een huis en als ze hebben me uitgenodigd. Mustafa gaat voor ons koken. Ik vertrouw het niet helemaal, maar Jason en John verzekeren me dat hij echt goed kan koken. Het zal wel, anders is er later vanavond altijd nog de Döner-shop bedenk ik me.

Als ik hun huis binnen stap ben ik verbaasd over de rotzooi. Natuurlijk ben ik wel vaker bij mannen binnen geweest, maar ik heb nog nooit zo’n zwijnenstal gezien. Jason veegt snel allerlei troep van de bank en ik neem voorzichtig plaats. Mustafa gaat in de keuken aan de slag. Ook Jason en John komen bij me op de bank zitten en we kijken naar de tv. Eén voor één gaan ze douchen, en Jason en John rommelen door het huis. Ik kan of mag niet helpen en blijf rustig zitten waar ik zit. De tv staat aan alsof de rest van de buurt het ook moet horen en vermakelijk kijk ik naar de mannen die zich uitsloven.

Als Mustafa bijna klaar is met koken, zijn Jason en John ook klaar met in huis rommelen. Ik krijg een rondleiding. Als John de deur van de slaapkamer voor me open doet, snap ik waarom ze zo druk bezig waren. Ik kan nog net een paar oude T-shirts onder de bedden vandaan zien komen. Ook de enige klerenkast in de kamer kan maar ternauwernood dicht.
Ik kijk rond. Ik zie drie bedden tegen elkaar aan staan en dus één kast. Een kapotte stoel met en hele stapel spijkerbroeken erop staat voor de deur. Voor de rest is er geen plek in de kamer. Verder heeft de kamer ok één raam, waar een smoezelig gordijntje voorhangt. Het wappert in de wind, want het raam is kapot. De vloer is kaal en je kan aan alles zien, dat het niet bepaald luxe is. De badkamer is nog erger. De wc loopt constant door en in het bad hangt een tuinslang als douche. Ik vraag John hoe je je daarmee moet douchen. Hij draait een knop om en laat me zien, dat je gewoon onder de tuinslang moet gaan staan. Ja, dat klinkt logisch. Ik kijk van Jason naar de slang naar de knop. Er is maar één knop, en dat zal wel betekenen dat er dus alleen koud water is. Ik slik en ik knik naar hem.

De rondleiding zit er al gauw op, want veel meer is er in het appartement niet te zien. De woonkamer heeft een bank en een plastic tafel met drie plastic stoelen. En dus het keukenblok, waaraan Mustafa druk bezig is. Ze wonen hier met z’n drieën in dit appartement, dat hooguit geschikt is voor één persoon. Zelfs mijn hotelkamer is nog groter dan het hok waarin deze drie mannen moeten slapen.

Maar het eten is klaar en we nemen plaats aan de plastic tuintafel. Trots dient Mustafa het eten op. Het is pasta met blokjes vlees en een likje pastasaus. Jason breekt een stuk brood met zijn handen en geeft het aan mij. We eten allemaal uit dezelfde pan, want ze hebben geen borden. Jason en John en Mustafa maken onophoudelijk grapjes en ik voel me vereerd dat ik bij hen thuis mag komen eten. Dit is werkelijk het eenvoudigste maal dat ik ooit op vakantie heb gegeten, maar de jongens eten alsof het een koningsmaal is.
Ik moet zeggen, het smaakt niet verkeerd en als ik me besef dat ik met deze fantastische mannen mag mee-eten, voel ik me trots en gelukkig dat ik hen tot mijn vrienden mag rekenen.
Voorzichtig vraag ik naar het huis. Het is van hun baas en ze moeten er met z’n allen in wonen. Ze krijgen als salaris voor hun werk voor de watersportstand dus onderdak en de vijftien procent commissie die ze verdienen, moeten ze met hun drieën delen. Ik zucht een keer diep. Wat een leven hebben ze toch ook.