Bloem's verhalen

Ik word gestoord bij mijn gedachtegang door Ali, die me bijna een mep voor mijn hoofd verkoopt, als hij zijn arm naar achteren slingert om weer een steen te werpen. Ik kan zijn arm met de steen erin amper ontwijken, en slaak verontwaardigt een gilletje. Ali draait zich naar mij om en met zijn handen in de lucht sputtert hij: ‘Oh, sorry, sorry, sorry. Ik bedoelde er niets mee. Sorry, sorry, sorry…’ Nee, dat zou er nog bij moeten komen, dat hij er wél wat mee bedoelt. Maar ik kijk over zijn schouder en zie dat de steen drie keer op het water stuitert. Dan verdwijnt hij met een kleine plons in het water. Ali volgt mijn blik, maar kan de steen natuurlijk niet meer zien.

Terwijl Ali over zijn schouder om kijkt, blijf ik naar zijn gezicht kijken. Die serieuze blik. Die donkere ogen. Weer die vertederende fronsende wenkbrauwen. Ik bedenk me geen moment. Als Ali me weer aan kijkt, buig ik langzaam naar zijn rechterwang. Ik tuit mijn lippen en plant zachtjes en teder een kus op zijn jukbeen. Ik voel zijn warme huid onder mijn lippen en voel een paar harde stoppels. Ook proef ik wat zout. Mijn lippen laten zijn wang weer los en ik ga weer rechtop staan. Ik slik weer een brok weg. De vlinders fladderen door mijn maag en ik hoor het suizen in mijn ogen.

De blik in Ali’s ogen verzacht en zacht zegt hij: ‘Waarvoor deed je dat nou?’
Weer slik ik. Ik heb geen stem meer. Ik kan niet praten…
Als ik een keertje kuch, heb ik mijn stem weer terug en zeg ik: ‘Hij stuiterde drie keer…’
Ali kijkt me eventjes inspannend aan, maar dan snapt hij wat ik bedoel en een grijns van oor tot oor, trekt over zijn gezicht. Ik lach terug en ik zie de twinkeling in zijn ogen.

Lachend komen we met ons eten weer bij Bülent aan.
‘Hè, hè! Dat duurde lang. Ik wilde al bijna een zoektocht beginnen…’ Zegt Bülent quasi geïrriteerd als we weer bij zijn strandbedje staan. Maar ik zie dat hij net wakker is, en hij kijkt snel eventjes op zijn mobiele telefoon om te controleren hoe lang we echt weg zijn geweest. Ik weet dat het wel sneller had gekund, maar zo lang zijn we ook niet weg geweest, en weet dat hij het niet meent. Ik pak een in aluminiumfolie verpakte broodje döner uit het zakje en werp het naar hem toe. ‘Hier, slaapkop. Izgara Köfte!’ En ik laat me lachend op mijn strandbedje vallen. Bülent snapt er niets van en opent nieuwsgierig zijn pakketje eten. Maar door mijn lachen en de aanblik van alles behalve Izgara Köfte, verraad ik mezelf. Bülent lacht bulderend. Gelukkig, hij snapt het wel. En lachend neem ik een grote hap van mijn broodje döner. Ik zie Ali weer onderzoekend van mij naar Bülent kijken.

toppie

Balen dat je internet het niet deed, maar zo’n extra lang verhaal maakt mijn dag weer helemaal goed!:nod: Het was dan weliswaar wat langer, maar het leest zo lekker weg, dat het voor mij toch weer te snel afgelopen was…
Ben echt zo nieuwsgierig wat er allemaal gaat gebeuren daar in Antalya met Ali en Bulent…
Afwachten maar weer…

Nou is mn bio-ritme in de war…'s avonds een verhaaltje klopt niet…nu wil ik me gaan douchen en naar het werk…en het is avond, en zaterdag…

hihihihihi

Bloem…ik heb alweer genoten. Je schrijft zo mooi dat ik gewoon het broodje döner helemaal kon proeven…!
Hoe gaat dit aflopen???

Als we ons eten op hebben, is het inmiddels al erg laat geworden. De zon is onder en Bülent en Ali hebben zich ook aangekleed. We zitten een beetje te kletsen, maar besluiten te verhuizen naar een van de strandtentjes. Ze serveren geen eten, maar maken wel geweldige cocktails. We nemen plaats op het terras en alle drie bestellen we een cocktail. Ik heb geen idee wat er in die van mij zou moeten zitten, maar volgens de menukaart, past hij uitstekend bij mijn sterrenbeeld.

Ik geloof niet alles wat iemand me wijsmaakt, maar de cocktails smaakt prima en is een goede aanleiding om de jongens te vragen naar hun sterrenbeeld. Ali is Vissen en hier schrik ik een beetje van. Ik ken verder helemaal geen Vissen en niemand in mijn vriendenkring is een Vissen. Dat zegt toch wel iets. Bülent echter is een Stier. En als ik de boekjes moet geloven pas ik perfect bij een Stier. Ik heb er alleen nog nooit zoveel in levende lijve gezien, dus ik ben erg nieuwsgierig wat zij er van vinden. Ali doet het meteen af als onzin en ergert zich duidelijk dat Bülent en ik erover door praten. Verveeld kijkt hij rond en steekt de ene sigaret na de andere op. De rook kringelt telkens mijn kant uit, en ik wapper het geïrriteerd weg. Ali doet echter niets om te voorkomen dat de rook mijn kant op komt.

Het is nu al een stuk later geworden en we hebben besloten om die avond in Antalya uit te gaan. Bülent weet wel een leuke club, waar ik het ook wel naar mijn zin zal hebben en we keren terug naar mijn hotel. De heren zetten me netjes af en zullen me over twee uurtjes weer op komen halen. In twee uur moet het toch wel lukken om me klaar te maken voor een avondje stappen?
Ik was het zand en het zeezout uit mijn haren en mijn huid brandt onder de warme stralen. Als ik onder de douche uit kom, gloei ik helemaal. Mijn armen zijn een beetje rood en mijn schouders zijn echt verbrand. Die hebben natuurlijk de hele dag boven het water uitgestoken. Ik baal een beetje, want ik heb geen after-sun of iets dergelijks meegenomen naar Antalya. Die staat nog in Gümbet in de badkamer van mijn hotel daar.

Terwijl ik mijn haren kam, denk ik aan Gümbet. Hoe zou het met Ahmet zijn? En met de jongens van de watersport en de Nederlandse meiden? Die gaan vast vanavond weer naar Club Cool in Barstreet en ik vraag me af, waar wij vanavond terecht zullen komen. Ik heb werkelijk geen idee en dat maakt de kledingkeuze er niet makkelijker op. Uiteindelijk kies ik voor een spijkerbroek met een mouwloos truitje. Niet te warm om te dansen en niet te koud om ergens gewoon te zitten.
Als ik mijn make-up heb gedaan, föhn ik mijn haren. Ik ben al een tijdje bezig, als ik zie dat het helemaal hopeloos is. Het is veel te slap geworden en wil niet zitten hoe ik het wil. Ik pak een klem en zet het haar met de klem vast op mijn hoofd. Ik baal verschrikkelijk, maar het moet maar.

Hierdoor ben ik veel te vroeg klaar en ik zap wat tussen de kanalen heen en weer. Uiteraard is alles in het Turks en de ene soap na de andere komt langs. Er zijn twee muziekzenders, waarvan de ene verschrikkelijk stoort en de andere een top 10 aan klaagliedjes laat horen. De Turkse Smartlappen. Ik zet te tv uit en staar een tijdje voor me uit. Dan pak ik mijn tasje en loop naar buiten. Ik loop de straat uit en kijk een beetje rond. De huizen zijn allemaal min of meer hetzelfde en de straat is verlaten. Her en der staat een verdwaalde auto op straat, maar ik hoor of zie niemand. Alle huizen zijn donker en er is verder niemand op straat.

Een onrustig gevoel neemt bezit van me. Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Ik ga op vakantie naar Gümbet en waar kom ik terecht? In Antalya, in een of andere uitgestorven buitenwijk. Het is donker en ik zie aan de hemel enkele sterren schitteren. Ik neem plaats op een stenen muurtje en zit met mijn hoofd in mijn nek naar de hemel te staren. Nu ik wat beter kijk zie ik honderden sterren. Ook deze sterrenhemel ziet er anders uit dan in Nederland en zelfs heel anders dan in Gümbet. Hoe kan dat toch? Ik word iets rustiger. Nu merk ik dat er twee jongens langs komen lopen en ik kijk ze eventjes aan. Onderzoekend kijken ze naar mij en snel kijk ik weg. Dat is wel het laatste dat ik hier kan gebruiken en besef nu pas, dat het niet zo slim van me was, om alleen hier op pad te gaan. De jongens lopen mijn straat in, dus ik kan ze ook niet achterna lopen en weer naar het hotel gaan. Ik blijf zitten waar ik zit.

De twee uur zijn inmiddels al voorbij en ik verwacht dat Ali en Bülent nu elk moment kunnen komen. Ik kijk weer naar de sterrenhemel. De onrust keert helaas weer terug. Wat doe ik hier? Wat wil ik van Ali? Het is wel duidelijk dat er niet echt vriendschap tussen ons is. Zo goed kunnen we het eigenlijk helemaal niet vinden. Hij lacht bijna nooit om hetzelfde als ik, hij heeft ook hele andere interesses als ik. Ik zucht een keer diep. Waarom moet alles toch zo moeilijk zijn? Dan hoor ik een auto aan komen en hoopvol kijk ik op. Gelukkig, het is de Renault Clio en blij spring ik op. De auto rijdt echter door en ik zwaai naar ze, maar ze zien me niet. Geïrriteerd loop ik achter de auto aan, naar het hotel. Ik pak mijn telefoon, en laat de telefoon van Ali een keer overgaan. Snel hang ik weer op en bel nog een keer.

De auto stopt pas, als hij bij het hotel is aangekomen. Van een afstand zie ik Bülent uitstappen en naar binnen lopen. Hij komt al weer snel naar buiten en zegt wat tegen Ali, die in de auto is blijven zitten. Nu kies ik het nummer van Bülent en ik hoor zijn telefoon van deze afstand zelfs overgaan. Hij pakt de telefoon en kijkt op het schermpje. Hij zal wel zien, dat ik het ben. Ik ben inmiddels al een stukje dichterbij gekomen, maar ben nog te ver weg om te gaan roepen. Bülent kijkt nu eindelijk op en ik zwaai naar hem met mijn telefoon in de hand. Gelukkig! Eindelijk ziet hij me en ik ben inmiddels dichtbij genoeg gekomen om een stralende glimlach op zijn gezicht te zien. Ali is inmiddels uitgestapt, maar ik zie dat hij niet glimlacht. Als ik ook eindelijk bij de auto sta, kijkt hij me kwaad aan. ‘Waar was je nou?’ Vraagt hij bits. Ik haal mijn schouders op en zeg: ‘Gewoon, een stukje lopen.’ Ik snap niet waarom hij nou zo reageert. Zolang hebben ze toch niet hoeven wachten? Gelukkig oppert Bülent om in te stappen en richting de stad te gaan.

We zoeven over de weg, richting de stad. Het is drukker op de weg en Bülent concentreert zich op de weg. We zwijgen. Ali rookt en ik vraag me af wat ik in hemelsnaam verkeerd heb gedaan. Ok, misschien was het niet zo slim om ’s avonds in het donker, alleen een stukje te gaan lopen, in een buurt die ik niet ken. Maar daar was ik zelf ook al achtergekomen en dat hoeft Ali mij niet op deze manier duidelijk te maken. Dat kan hij toch ook gewoon zeggen? Of zeggen dat hij bezorgd was ofzo…?
Ik erger me aan zijn houding. In de achteruitkijkspiegel vang ik de blik van Bülent en hij geeft me een stiekeme knipoog. Ik glimlach flauwtjes. Idioot, let op de weg, denk ik bij mezelf, maar ik vind het wel lief, dat hij mij telkens op mijn gemak probeert te stellen.

Als we in het centrum zijn aangekomen, parkeren we onze auto en gaan op weg naar een leuke plek om de avond door te brengen. Ik word overweldigd door alle mensen. Zoveel verschillende mensen. Mannen, vrouwen, kinderen. Jong en oud. Ook zie ik veel leuke winkeltjes en ik treuzel behoorlijk, omdat ik de hele tijd in de etalages sta te kijken. Dan komen we op straat een kennis tegen van de basis en Ali en Bülent praten in het Turks met de man. Dit gaat gepaard met felle en heftige handbewegingen, maar aan het gelach te horen is alles ok. Verveeld sta ik er een beetje bij. Het duurt me te lang en de mannen hebben mij nog steeds niet voorgesteld. Ik zie een leuk boetiekje en loop bij hen weg en sta een tijdje in de etalage te kijken.

Er komt een man in de deuropening staan en hij zegt wat tegen me in het Turks. Niet begrijpend kijk ik op naar hem en hij knikt alleen maar. Dan zegt hij ‘Gel, gel’ en trekt me aan mijn arm mee naar binnen. Uhm… wacht eens eventjes. Ik kijk om over mijn schouders maar noch Ali noch Bülent blijken me te missen en ik besluit dat het vast geen kwaad kan om eventjes binnen te kijken in de winkel. Het is een winkel met prachtige stoffen. Er liggen grote kleden op de grond en overal liggen kussens en kussenhoezen. Ik zie een hele stapel met allemaal sjaals en hoofddoeken en ik kijk mijn ogen uit. Zachtjes speelt er Turkse muziek en ik ruik wierrook.

De man is voor me uit gelopen en wijst me nu een stapel met kleurige sjaals aan. Hij pakt een donkerpaars exemplaar te voorschijn en haalt die uit de verpakking. Vol trots laat hij mij de sjaal zien en ik voel eerbiedig aan de stof. Mijn blik dwaalt door de winkel en ik zie zoveel mooie dingen dat ik ogen te kort kom. Ik pak één voor één verschillende kussenhoezen op en bekijk ze. Ik werp een blik door de winkelruit en zie dat de mannen nog steeds op straat staan te praten. Ze lijken me niet te missen en ik besluit dat ik best mag winkelen.

De Turkse man loopt inmiddels af en aan en laat het ene na het andere zien. Ik sta met een donkerblauwe sjaal in mijn handen. Grote zilveren sterren zijn erop geborduurd en bewonderend laat ik hem door mijn handen glijden. De stof is zo zacht. Die zal wel erg duur zijn. Ik besluit het voorzichtig te vragen. Ik kijk de man vragend aan, en kijk vragend van hem naar de sjaal.
De man schudt zijn hoofd en zegt: ‘Çok pahali’ Ik heb geen idee wat het betekend, maar de man legt de sjaal terug. Die zal dan wel niet te koop zijn ofzo.

Dan zie ik de donkerpaarse sjaal weer, die de man mij als eerste liet zien. Die is ook erg mooi en ik besluit hem te kopen. Ook hier zie ik natuurlijk nergens een prijskaartje staan en nu vraag ik voorzichtig aan de man: ‘How much?’ Ik kan wel zien dat de sjaal van goede kwaliteit is, en ben bang voor de prijs. Stel dat het veel te duur is, hoe kom ik hier dan weer een beetje waardig weg? Maar mijn angst blijkt voor niets te zijn, want de man pakt een rekenmachine en tikt daar het getal vijfendertig op in. ‘Euro or Lira?’ vraag ik de man. Net op dat moment komt Bülent binnenstappen. ‘We waren je alweer kwijt. Wat doe je?’

Ik sta met de sjaal in mijn hand en de man heeft zijn rekenmachine vast, dus het is Bülent al meteen duidelijk wat ik aan het doen ben. Ik ben aan het winkelen! Bülent besluit me te helpen en ik ben er wel blij mee, want ik ben absoluut niet goed in onderhandelen. Nu zakt de prijs namelijk al meteen naar dertig Lira en Bülent vraagt mij, of dat het enige is wat ik mooi vind. Ik kijk naar de donkerblauwe sjaal met zilveren sterren, die ik eerst wilde kopen en haal een beetje gegeneerd mijn schouders op. Ik zou ze allemaal wel willen hebben en kan moeilijk kiezen. De man pakt de donkerblauwe sjaal en zegt tegen Bülent weer: ‘Çok pahali’
Bülent blijft aandringen en uiteindelijk tikt de man een bedrag op zijn rekenmachine in. Ik ben erg nieuwsgierig, maar ze laten het getal niet aan mij zien. Hallo! Ik word hier weer verschrikkelijk genegeerd. Maar ook Bülent legt de sjaal weg en daaruit maak ik op dat deze sjaal te duur is.

Wel weet Bülent voor mij af te dingen tot vijfentwintig Lira voor de paarse sjaal. Met het pakje in een plastictasje, stap ik trots naar buiten. Ik zie dat Ali nog steeds met de man staat te praten en ik vraag me af of hij wel gemerkt heeft, dat ik eventjes weg was. Nu stelt hij me eindelijk wel voor en ik word voorgesteld als ‘een vriendin uit Holland.’ Ja, wat kan hij anders zeggen? Mijn vriendin als ik niet getrouwd zou zijn geweest? Gelukkig moet de man ervandoor en gelukkig gaan we weer verder. Al snel strijken we neer in een soort dansclub. Op dit moment is het nog aardig leeg in de bar. Het zal nog wel te vroeg zijn.

Gelukkig komt daar snel verandering in en ik word spoedig omringt door Turken. Mannen, vrouwen, het is allemaal Turks. Ik zie geen enkele buitenlander en allemaal staren ze me aan. Ik snap dit niet helemaal. We zijn toch in een redelijk toeristische stad, dan zou je toch wel verwachten, dat ze wat gewend moeten zijn, maar blijkbaar komen er in deze bar nooit toeristen.
Ik zit wat ongemakkelijk aan ons tafeltje en kijk naar de dansende mensen. Ik heb ook wel zin om te dansen, maar ik durf niet alleen te gaan dansen. De mensen kijken nu al zo naar me. Ali en Bülent kletsen wat, maar ik moet teveel moeite doen om ze te verstaan en geef het op.

Blijkbaar kennen Ali en Bülent hier erg veel mensen, want ze zeggen bijna gedag tegen iedereen. Als er ineens een meisje op Bülent afloopt, gaat hij met haar dansen en zitten Ali en ik alleen. Ik kijk naar de twee. Ik voel een steek van jaloezie door me heen trekken. Zij wel. Ook Ali kijkt naar Bülent en het meisje en ik vraag of hij meegaat dansen. Hij schudt zijn hoofd. Hij danst niet. En nu met zijn been al helemaal niet. Shit. Ik vind er werkelijk niets aan en moet eerlijk zeggen dat ik me gewoon echt verveel. Dan komt het meisje dat met Bülent aan het dansen was, naar mij toe en vraagt in het Engels of ik mee ga dansen.

Ik twijfel even, maar het is altijd nog beter dan hier zwijgend tegenover Ali te zitten. Ik geloof dat hij heel de avond nog niets aardigs heeft gezegd tegen mij en ik baal behoorlijk. Ik laat me meetrekken naar de dansvloer en samen met het meisje en Bülent, dans ik op de Turkse muziek. Het meisje heeft Aisha en is een vriendin van de nicht van Bülent. Ze is erg aardig maar toch kijk ik jaloers hoe zij met Bülent danst. Ik ben verbaasd dat Bülent zo goed kan dansen en voor het eerst die avond moet ik lachen.

Als ik naar Ali kijk, zit hij nog steeds alleen aan ons tafeltje. Hij drinkt verveeld een biertje en staart voor zich uit. Nu voel ik mij weer schuldig. Ik ben hier tenslotte voor hem, maar ik kan er toch ook niets aan doen, dat ik meer lol kan hebben met zijn vriend dan met hem? Is dat dan mijn schuld? Ik ben op vakantie en ik heb wel wat ontspanning en lol verdiend. Vind ik zelf. De avond glijdt voorbij. Ik dans met Aisha en Bülent. Af en toe loop ik naar Ali en klets een beetje met hem. Helaas geeft hij bijna nooit antwoord op mijn vragen en reageert erg stug. Het gesprek valt steeds vaker dood en de ongemakkelijke stiltes rijgen zich aan een. Waarom probeer ik het überhaupt nog??

Ik ga naar het toilet en wurm me een weg door de mensenmassa. Aan alle kanten word ik aangestaard en verschillende mannen proberen mijn aandacht te trekken. ‘Hey askim, askim,’ hoor ik van verschillende kanten. Ik ben blij als ik eindelijk alleen ben in het kleine toilethokje. Gelukkig is het dit keer wel een gewone toiletpot en hoef ik niet zo veel moeite te doen. Als ik het hokje weer uit kom, kijk ik eens goed naar mezelf in de spiegel. ‘Jij bent niet verantwoordelijk voor het geluk van Ali,’ zeg ik tegen mijn eigen spiegelbeeld. Ik stap weer naar buiten en bedenk mezelf dat Ali ook niet verantwoordelijk is voor *mijn *geluk. Ik haal een keer diep adem en baan me weer een weg terug door de mensenmassa.

Maar als ik terug kom bij ons tafeltje zie ik Ali nergens. Bülent danst met een ander meisje en ook Aisha zie ik nergens. Ik baan me weer een weg terug en stap naar buiten. Na de drukke warme bar, is het aangenaam om buiten te zijn. Ik adem de frisse lucht diep in en kijk de straat af. Ik zie een stukje verderop Ali staan en ik loop langzaam op hem af. Hij is aan de telefoon en ik loop nog langzamer. Als hij me opmerkt, kapt hij snel het gesprek af en sluit zijn telefoon. Verlegen zeg ik ‘hoi.’ Ik moet me bedwingen om niet hem te vragen wie dat was, maar zelf zegt hij er ook niets over. Dat versterkt mijn gevoel van achterdocht nog meer, maar ik zeg er niets over. Ik ga naast hem staan, met mijn rug tegen de muur.

‘Zo…’ Ik weet eigenlijk helemaal niet wat ik wil zeggen, maar dit kan zo niet langer, dat weet ik wel. Ali onderbreekt mijn stilte: ‘Ja, ik weet het. Lastig allemaal hè?’ Ik knik.
Nu gaat hij voor me staan. Hij heeft zijn handen in zijn zakken en kijkt me aan. Hier is hij dan. Ik zie hem weer na een lang jaar. Er is veel verandert in de tussentijd, en hier staat hij dan. Zo dichtbij. Maar we staan mijlenver uit elkaar. Ik kijk in zijn donkere ogen. Wie heeft er nu woorden nodig, als er zulke mooie ogen naar je kijken? Nu pakt hij mijn hand vast. Zachtjes zegt hij: ‘Het is raar hè? Ik wou dat het allemaal anders was…’ Eindelijk zijn we het eens een keer met elkaar eens en ik glimlach naar hem.

Ali kijkt om zich heen. ‘Zeg, uhm, zullen wij eventjes een stukje gaan lopen?’ Ik kijk hem verbaasd aan. ‘En Bülent dan?’ Ali maakt een wegwerp gebaar. ‘Die redt zich heus wel, hoor.’
Ik ben nog niet helemaal overtuigd. ‘Waar gaan we dan heen en wat gaan we dan doen wat hier niet kan?’
Soms ben ik echt heel blond.
Ali buigt nu naar me toe. ‘Nou, gewoon. Ergens waar we alleen kunnen zijn en, uhm, eventjes rustig kunnen praten.’ Ik voel zijn adem op mijn wang en vraag me af, of hij dit nu hardop zei, of dat ik het alleen maar zo wil horen. Zo zachtjes fluisterde hij dit in mijn oor. Nu kijkt hij me aan en weer kijk ik in die prachtige ogen van hem. Mijn knieën trillen een beetje en zitten lijkt me helemaal nog niet zo’n slecht idee. Maar toch schud ik mijn hoofd. Ik hoor mezelf zeggen: ‘Ali, dat lijkt me niet zo’n goed idee.’ En met die woorden leg ik mijn hand op zijn borst. Ik duw hem een klein beetje terug en voel zijn gespierde torso onder mijn hand. Ik zou hem nu natuurlijk los moeten laten, maar het is zo heerlijk om hem aan te raken en een warmtegolf trekt door mijn lichaam. Weer hoor ik mezelf zeggen: ‘Dat lijkt me niet zo’n goed idee.’ Ik ben verbaasd over mezelf. Hoezo? Niet zo’n goed idee. Doe niet zo stom! De stem in mijn hoofd schreeuwt naar me. Ik negeer de stem en probeer me op Ali te concentreren.

Die knikt nu ook en zegt: ‘Ja, misschien heb je wel gelijk.’ En hij lijkt opgelucht. We gaan weer naar binnen toe. Samen lopen we naar ons tafeltje en ik laat Ali daar meteen achter en loop rechtstreeks naar Bülent en Aisha toe. Ik ben behoorlijk van streek. Aan de ene kant wil ik niets liever dan bij Ali zijn. Hem aanraken en hem zoenen, maar aan de andere kant, maakt hij me stapel gek, met zijn afstandelijke gedrag en zijn soms stugge houding. En dan zegt hij weer van die lieve dingen, waardoor ik allemaal dingen voel, die ik helemaal niet mag voelen voor mijn ‘goede vriend’ Ali.
Bülent vraagt me waar ik zo lang was, en ik zeg dat het erg druk was bij de damestoiletten. Hij gelooft me niet echt, maar knikt begripvol.
Hij vraagt of ik nog lang wil blijven. Ik schud mijn hoofd. Ik wil helemaal niet meer blijven. Hier niet. Niet in Antalya en eigenlijk niet eens meer in Turkije. Gelukkig wil Ali ook niet langer blijven en we lopen naar buiten, richting de auto.

Aisha gaat ook mee en we zullen haar straks ergens afzetten. Ik vermijd de blik van Ali en beantwoord netjes alle vragen van Aisha. Wij spreken Engels. Ze vraagt of ik met ‘hem’ ben en ze doelt op Ali. Ali spreekt amper Engels en kan er gelukkig niets van volgen. Bülent heeft echter zijn middelbare school ook in Nederland gevold, en kan ons gesprek wel volgen. Hij wacht nieuwsgierig op mijn antwoord. En bedankt Aisha, denk ik hatelijk. Ik zeg dat hij een vriend is en dat ik hier ben gekomen om mijn vriend te bezoeken. Ik sla mijn armen om Aisha en Bülent heen en zeg dan: ‘En nu heb ik er twee Turkse vrienden bij!’ Ze lachen en gelukkig is de aandacht een beetje afgeleid van mij en Ali. Ik kan het echter niet laten en vraag Aisha fluisterend wat er tussen haar en Bülent is.

Het is donker, maar toch kan ik zien dat ze rood wordt en giechelend haalt ze haar schouders op. Ze kijkt even vlug naar Bülent, maar die heeft ons niet gehoord. Ze zucht een keer diep en staart dan zwijgend voor zich uit. Ik weet genoeg en met een glimlach op mijn lippen kijk ik weer naar Bülent. Ik zou hem nu eigenlijk hetzelfde moeten vragen over Aisha. Maar dat doe ik niet. Ik wil het antwoord niet weten…
We zetten haar thuis af en ik krijg haar telefoonnummer. Daarna rijden we door naar mijn hotel en ik neem snel afscheid en ren bijna naar binnen, naar mijn hotelkamer.
Ik neem geen afscheid van Bülent en ook niet van Ali. Ik heb eventjes genoeg van ze en bedenk me, dat ik nog een hele dag te gaan heb met ze. Ik zucht. Oh, shit. In mijn haast ben ik helemaal vergeten iets voor morgen af te spreken! Nou ja, dat zien we dan morgen wel. Nu eerst lekker slapen en ik val doodmoe op het bed.

Maar uiteraard kan ik niet slapen. De hele dag draait weer als een film in mijn hoofd. De heerlijke dag op het strand, het gestoei in het water. De wandeling met Ali over het strand en de grapjes met Bülent. En dan die rare avond met Bülent en Ali in die bar… Ik zucht en staar naar het plafond. Half drie.
Ik heb behoefte om met iemand te praten. Half drie hier. Dan is het half twee zondagnacht in Nederland. Ok, slecht idee. Dat neemt niemand me in dank af. Ik draai mijn telefoon rond in mijn hand. Ik typ een berichtje naar Ahmet. Ik vraag hem hoe het met hem gaat en vertel hem dat alles goed met mij is.
Ik kan dan wel niet met hem over Ali praten, maar het is wel prettig om iets liefs te horen van iemand die om je geeft. Het duurt gelukkig niet lang of ik krijg een berichtje van hem terug.
‘me=ok. U? Hope u like Antalya. When u come back… text me, I pick u up. Take care.’

Ik glimlach. Dat is nu net wat ik nodig heb. Wat is het toch een lieve vriend zeg. Met die gedachte val ik uiteindelijk in slaap.

helaas crazymar, het verhaal is nog laaaaaaaaaaaaaang niet afgelopen
ik weet hoe het af moet aflopen, maar ja…
it’s not an easy road
maar zolang ik nog allemaal van dat soort stimulerende berichtjes krijg, ga ik gewoon nog ff lekker door, hihi
lees ze allemaal

Ja, daar sluit ik me helemaal bij aan, Bloemmie, ga zo door!!
Als ik zit te lezen vergeet ik helemaal waar ik ben, en dat er ook nog gewerkt moet worden, je schrijft zo beeldend, ik zie jullie op het strand zitten, en in de bar!! (Zo, genoeg geslijmd?)Nee, hoor, het is de waarheid!!

zucht zucht, zwijmel zwijmel…ik was weer even terug in Turkije!
we want more!

Nou, zoals altijd heb ik ook weer genoten van je verhaal.
Zoals Crazymar al zei, je waant je echt weer even in Turkije, heel knap als je zo kan schrijven.

Toppie!:dope:

You Go Girl!!!

nee ik negeer ‘ali’ nu ff op msn…als ik hem nodig heb, dan zeg ik wel weer eens wat tegen hem
heb zoveel ideeen, maar zo snel kan ik gewoon niet typen
maar have no fear, er komt nog veel en veel meer… (hihi, kan ook nog dichten!)

Nou niet zeuren, maar laat het gebeuren…(:hihi:)

*:finger: En laat ons alsjeblieft niet zo lang wachten, *
*ons, je vriendinnen die weer naar een verhaaltje smachten!!:lol: :lol: *

your wish is my command

(nee grapje, had dit stuk al af, voor je verzoekje)
zet je schrap en ik kan maar een ding zeggen: ENJOY :wink:

De volgende morgen word ik versuft wakker. Ik ben vergeten de gordijnen dicht te doen en het zonlicht stroomt naar binnen. Ik baad in het felle licht en de zon prikkelt mijn gezicht. Mijn neus kriebelt en ik moet niesen. Meteen ben ik klaar wakker. Het zal al wel laat zijn denk ik, maar als ik op mijn telefoon kijk, zie ik dat het nog geen half negen is. Ik draai me nog eventjes om, maar lig klaarwakker naar de muur te staren. De witte verf bladert van de muur en ik zie enkele donkere plekken op de wand. Deze kamer zou wel een opknapbeurtje kunnen gebruiken. Het lukt me niet om mijn gedachten een beetje in een rechte lijn in mijn hoofd te krijgen, dus besluit ik maar op te staan.

Ik douche me en kleed me aan en zit een beetje verloren op het bed. Ik heb geen idee wat de plannen voor vandaag zijn en hoe laat die plannen gaan beginnen. Ik heb eigenlijk helemaal geen zin meer om hier langer te blijven. Gisteren was best een leuke dag, maar ik vind het zo verwarrend om bij Ali te zijn. Het ene moment kan ik hem wel bespringen en het andere wil ik hem wel iets aandoen. Het lijkt er ook verdacht veel op, dat Ali dat precies hetzelfde ervaart. Het enige verschil is, dat als ik hem wil bespringen, hij me juist wel lijkt te haten en als ik hem wil kelen, dan kijkt hij me aan alsof ik de mooiste en leukste en geweldigste vrouw ter wereld ben. Erg verwarrend allemaal. En ik had me nog zo voorgenomen om me er niet te veel van aan te trekken. Ik ben op vakantie bij een vriend. Ik zucht diep. Ik houd mezelf voor de gek en ook nog slecht ook!

Ik kan geen leuke luchtige tekst verzinnen om naar Ali te versturen, dus stuur ik maar een sms naar Bülent. Ik ben benieuwd hoe lang ik nog hier moet zitten wachten en vooral wat we vandaag gaan doen. Ik pak mijn MP3-speler en ga op bed liggen en luister naar de muziek. Het duurt lang voordat ik een antwoord terug krijg. Maar Bülent sms-t dan, dat ze er over een half uurtje zijn. Nou, dat is snel, het is maar goed dat ik al klaar ben.
Dit keer ga ik weer naar buiten, maar blijf in de buurt van het hotel. Ik zit op het stoepje te genieten van het zonnetje. Het oude vrouwtje komt langs gestiefeld en haar hele gezicht begint te stralen als ik haar in het Turks een goedemorgen wens en vraag hoe het gaat. Ze prevelt iets terug maar ik ben al lang blij, dat ze geen ellenlang verhaal in het Turks aan mij ophangt.

Ik vind het niet erg om buiten te wachten, en te vroeg naar mijn zin zie ik de auto met Bülent en Ali erin, de straat in rijden. Ik merk dat ik weer zenuwachtig ben. Hoe zal vandaag verlopen? Dit is pas de tweede echte dag dat ik hier ben, maar tevens de laatste dag. Morgenochtend of vanavond al neem ik de bus weer terug naar Bodrum. Ik kijk er weer naar uit om in mijn bekende toeristengebied te zijn, maar aan de andere kant betekent dat dan ook, dat ik alweer afscheid moet nemen van Bülent en vooral van Ali.
Ik spring op en zwaai naar de mannen in de auto. Bülent keert vast en ik zie dat ze de plastic krokodil weer hebben meegenomen. Die zit op de achterbank en ik schuif naast Crocks. Bülent heeft blijkbaar weer last van een chronische vorm van haast. Hij vliegt over de autoweg en de muziek beukt weer uit de speakers. Het geluid staat te hard om te kunnen praten en ik ben er blij mee. Mijn haren wapperen door de wind die door de auto waait en ik zit met een stralende lach op de achterbank.

Via de zijspiegel kan ik het gezicht van Ali zien en die kijkt naar de weg. Hij ziet niet dat ik naar hem kijk. ‘Kijk nou op. Kijk nou… KIJK NOU!!’ Ik probeer hem naar mij te laten kijken, door het hem in gedachten te vragen, maar blijkbaar ben ik niet telepathisch. Ik richt mijn aandacht op Crocks. Hij zit naast me en kijkt met zijn plastic grijns voor zich uit. Ik ga er eens lekker voor zitten. Ik sta mijn arm om hem heen en doe net alsof ik tegen hem ga praten. Ik zie dat Bülent via de achteruitkijkspiegel naar me kijkt en ik zie dat hij zijn lachen amper kan inhouden. Ik probeer mijn gezicht in de plooi te houden en doe net alsof Crocks een heel interessant verhaal af steekt en luister aandachtig. Ik knik af en toe en probeer mijn geïnteresseerde ‘Uhum, ja, tuurlijk, ik begrijp het’ uitspraken zo duidelijk mogelijk te laten klinken. Ik zie dat Bülent Ali aanstoot en hij kijkt over zijn schouder naar mij.

Hij schudt verbaasd zijn hoofd en kijkt dan weer voor zich. Bülent echter, stikt bijna van het lachen en kan met moeite de auto op de weg houden. Ik kom zelf ook niet meer bij en als Bülent uiteindelijk de auto aan de kant van de weg zet, schateren wij het alle twee uit van het lachen. Ali zit er bij en kijkt een beetje ongemakkelijk. ‘Zit ik hier met twee van die idioten, die een gesprek met een plastic krokodil hebben.’ Zegt hij gegeneerd.
Spelbreker.
Bülent stapt uit de auto en maakt het portier voor de krokodil open. Hij laat het beest zogenaamd uitstappen en legt het ding op het dak van de auto.
Ik stap nu ook uit en zie dat we bij een fruitstalletje staan. Het overige verkeer raast langs de weg en ik hoop dat we hier snel weg gaan.
Bülent zegt lachend: ‘Crocks wil een beetje genieten van het uitzicht.’ Hij laat de krokodil liggen en neemt mij mee naar het fruitstalletje.

We kiezen verschillende soorten fruit en keren weer terug naar de auto. Bülent laat de zak met fruit door het raampje aan Ali’s kant vallen en hij houdt het fruit op schoot. We stappen in de auto en net als we weer weg willen rijden, komt het jongentje van de fruitkraam, druk gebarend op de auto aflopen. Met dat ik het jongentje zie, besef ik, dat Crocks niet meer naast me op de achterbank zit. Oh, shit!
Gelukkig heeft Bülent het ook door, en snel stopt hij. Ik spring uit de auto en grijp de plastic krokodil van het dak en plant hem weer op de achterbank. Tot grote ergernis van Ali ben ik de rest van de weg bezig met de krokodil te troosten dat we hem vergeten zijn. Hij huilt krokodillentranen, maar Ali ziet er de humor niet van in.
Gelukkig lacht Bülent de hele tijd naar me, dus ik blijf vrolijk doorgaan.

We zijn weer naar hetzelfde strandje gereden als gisteren, alleen we lopen nu een stukje verder door en gaan daar liggen. Bij het supermarktje naast de parkeerplaats hebben we wat brood en drinken gehaald en samen met het fruit, picknicken we op het strand. Bülent vraagt aan Ali en mij, of het goed is dat Aisha vanmiddag ook nog komt. Ik knik meteen heftig. Natuurlijk! Hoe meer zielen hoe meer vreugd. En dan heb ik nog een extra bliksemafleider voor de spanning tussen Ali en mij.
Die spanning is nu bijna voelbaar, want hij heeft nog geen zinnig woord tegen mij gezegd. Alles loopt via Bülent en het begint langzaam op een slechte klucht te lijken.
De bananen liggen het dichtste bij mij, maar hij vraagt aan Bülent of die ze even aan hem wil aangeven. Daarop moet Bülent weer aan mij vragen of ik ze aan hem wil aangeven. Ik rol met mijn ogen en vraag me nog net niet hardop af, wat ik hier doe. Ik kijk naar Ali, maar die doet net alsof zijn neus bloedt. Nog eventjes en ik sla hem zo hard, dat hij ook echt gaat bloeden, denk ik haatdragend. Ik kijk naar de zee en voel de zon op mijn huid en mijn woede ebt weg. Mijn stemming wordt weer een beetje milder en genietend kijk ik om me heen.

Ons ontbijt is heel anders dan de dag ervoor, maar daardoor niet minder. Hier zit ik dan, op het strand te picknicken in het ochtendzonnetje en te genieten van het ruisen van de zee. Ondanks de spanning tussen Ali en mij, moet ik zeggen dat ik echt geniet van dit moment en me gelukkig voel. Gelukzalig kauw ik op een druif en zit een beetje voor me uit te suffen.
Ook Bülent en Ali zwijgen en kijken voor zich uit. Ik vraag me af waar Ali nu aan denkt. Aan mij? Aan het leger? Aan zijn vrouw? Ik weet het niet en het is me ook niet gelukt om de afgelopen dagen antwoord te krijgen op mijn vragen.

Ik zucht een keer diep en zeg dan: ‘Zo. De laatste dag hè?’ Bülent knikt en ook Ali zucht en knikt. ‘Jammer,’ hoor ik hem zeggen. Wattuh? Wat zei hij nou? Jammer? Heb ik dat goed verstaan? Maar blijkbaar heb ik het inderdaad goed verstaan, maar verder zwijgt hij. Bülent vraagt wanneer ik wil gaan. Ik haal mijn schouders op. Ik vraag hem wanneer ik kán gaan en hij zegt dat het eigenlijk elk moment van de dag kan, aangezien er elke paar uur een bus gaat. Ik knik. Ik beslis vanavond wel en kijk met een schuin oog naar Ali. Die lijkt het koud te laten of ik nu al ga of straks pas of pas morgen. Dit uitstapje is zo anders uitgepakt dan ik verwacht had…

Als we gegeten hebben, installeer ik me op een standbedje en geniet van het zonnetje. Het is een warme dag en veel warmer dan gisteren. Ook Ali smeert zich in en gaat op een standbedje liggen, maar Bülent staat een beetje heen en weer te drentelen. Ik vraag hem waar hij last van heeft en hij zegt dat hij eventjes een stukje gaat lopen en zo weer terug is. ‘Ok, mij best,’ antwoord ik laconiek, maar dan pas besef ik, dat ik nu even weer alleen ben met Ali. Als Bülent buiten gehoorafstand is, kijk ik met één oog naar Ali. Die ligt op zijn buik en lijkt te slapen. Ik sluit mijn ogen weer en draai naar de zon.
Zo lig ik eventjes, maar Ali zegt niets. Logisch als hij slaapt, maar het lijkt me sterk dat hij nu al in slaap is gevallen. Ik lig eventjes na te denken, maar dan pak ik het zakje met druiven, dat we nog over hadden en voorzichtig pluk ik er eentje van een takje. Ik werp hem naar Ali, mijn hij zeilt hopeloos over zijn lichaam heen en Ali kijkt niet op of om. Ok, poging twee. De tweede druif stuitert van zijn rug af en Ali spring op. Ik doe net alsof ik lig te slapen, maar ik kan mijn lach niet inhouden en verraad me hiermee. Kwaad kijkt hij me aan. ‘Wat was dat?’ Nu pak ik een derde druif en werp die richting zijn gezicht. Uiteraard komt die niet in zijn mond terecht, maar ketst tegen zijn voorhoofd.

Ai. In afwachting van zijn reactie duik ik vast weg. Ik barst in een schaterlach uit, als Ali boven op mij springt en ik hoor het strandbedje protesterend kraken. Hij heeft nu de tros druiven uit mijn handen gepakt en die bungelt nu boven mijn gezicht. ‘Eet!’ zegt Ali nu lachend en dwingend tegelijk. Ik moet lachen en probeer mijn hoofd weg te draaien, maar Ali zit boven op me, en geeft me weinig bewegingsruimte.
Wat is hij dichtbij! Ik krijg het weer heel erg warm en weet eventjes niet hoe ik me een houding moet geven. De hele ochtend heeft hij amper een woord tegen me gezegd en nu zit hij boven op mij, en is ontzettend dichtbij.

Ik voel de spieren in zijn benen zich aanspannen en zijn sterke armen houden mijn polsen in bedwang, terwijl hij nog steeds met de tros druiven boven mijn hoofd bengelt. Ik ben op dit moment heel erg blij dat ik al lig, want ik voel een verdachte tinteling door mijn lijf trekken. Ik gier het uit van het lachen en ook Ali lacht hardop. Zo worstelen we een tijdje, totdat ik eindelijk een druif heb weten af te happen en met een uitdagende blik kijk ik kauwend naar Ali. Die houdt nu de tros druiven bij zijn eigen mond en zo zitten we naar elkaar te kijken, terwijl we de druif weg kauwen. Nou ja, Ali zit bovenop mij en ik lig op mijn strandbedje.