AAAAAaaaaahhhh…wat een einde …!!!
Kom maar op met dat vervolg, Bloem…
Super!
AAAAAaaaaahhhh…wat een einde …!!!
Kom maar op met dat vervolg, Bloem…
Super!
Moest even 2 dagen inhalen, maar ben weer helemaal bij.
Wat een spanning zeg…! Heerlijk om te lezen weer.
Ben uiteraard zeer benieuwd naar het vervolg…
Ali. Het was september vorig jaar dat ik hem voor het laatst in het echt zag en nu is het weer september. Alleen nu dus een jaartje later. Ik zie dat zijn haar korter is dan normaal en hij neemt een laatst trekje van zijn sigaret en gooit hem dan in de bosjes. Ik loop naar hem toe. Mijn hart bonkt nu zo hard in mijn borstkas, dat het geluid mijn voetstappen lijkt te overstemmen. Niemand lijkt het te horen. Ik werp even kort een blik op Bülent, en even kruisen onze blikken elkaar. Maar dan word ik helemaal afgeleid. Ik kijk naar Ali. Hij spreidt zijn armen en zegt: ‘Hé, meissie van me!!’ Ik ben nu vlak bij hem en hij slaat zijn armen om mij heen.
Mijn hoofd wordt tegen zijn borstkas geduwd en ik slik even. Ik haal diep adem en proef en ruik en voel van alles tegelijk. De frisse lucht laat me duizelen en even zie ik alleen maar zwart met sterretjes. Ik ruik zijn aftershave en de gel in zijn haren. Ik voel zijn armen om me heen en zijn vingers op mijn rug. Ik hoor zijn hart in zijn borstkas onder mijn oor. Ik sluit mijn ogen. Ik voel de stof van zijn shirt op mijn wang en dan voel ik helemaal niets meer. Ik zweef. Dan begint het te tintelen. Het begint in mijn vingertoppen, die zijn rug aanraken. Dan trekt het door mijn armen naar mijn romp, die stevig tegen hem is aangedrukt. En uiteindelijk stijgt het naar mijn hoofd.
Het lijkt alsof we een eeuwigheid zo staan. Dan laat hij me los. Hij pakt met zijn grote warme handen mijn handen vast en spreidt ze. Ik sta er een beetje als een marionetpop bij, en ik voel de blik van Ali over me heen gaan. ‘Meissie, je ziet er goed uit hoor. Alles goed?’ Ik slik nog een keer, maar het lukt me nog niet om iets terug te zeggen en ik kan alleen maar knikken. Dan voel ik weer de armen van Ali om me heen en hij drukt me weer stevig tegen hem aan. Oh…wat voelt dit goed! Ik word helemaal week van binnen en voel dat mijn hele wezen schreeuwt: ‘Ja, ja, ja, ik wil, ik wil, ik ben de jouwe.’
Gelukkig houd ik mijn kaken stijf op elkaar. Bülent laat zich echter wel horen: ‘Nou nou, houden jullie twee eens eventjes op ja, er zijn nog meer mensen bij.’ Ik kijk naar hem, terwijl ik nog steeds met mijn gezicht tegen Ali’s borstkas leun. Nu maak ik me los en zeg gedag tegen Bülent. Zo vriendschappelijk zag dat er dus niet uit. Ik kijk Ali nu weer aan en die stelt voor om maar te gaan. We stappen alle drie in de auto en wederom houdt Bülent het portier voor mij open. Hij rijdt, aangezien Ali nog steeds problemen heeft met zijn been. Ik zit achterin en laat de twee heren voorin zitten.
Ik vraag Ali naar zijn been en hoe het vandaag in het ziekenhuis was. Blijkbaar heeft hij er nog veel pijn aan en ze hebben vandaag weer foto’s gemaakt, om te zien of alles wel goed groeit. Hij kan niet lang staan en moet vaak gaan zitten met zijn been gestrekt, anders doet het te veel pijn.
Hij biedt nogmaals zijn excuses aan voor het feit dat hij me niet is komen ophalen van het busstation. Ik wilde hem hier eigenlijk even flink de les over leren, aangezien ik het echt niet leuk vond, dat ik van niets wist, maar ik ben zo blij om hem weer te zien, dat ik naar hem lach. Ik zeg: ‘Oh, maakt niet meer uit joh. Bülent en ik hebben het best leuk gehad hoor.’ In de achteruitkijkspiegel zie ik Bülent naar mij kijken en ik krijg een vette knipoog van hem. Ali kijkt van Bülent naar mij en knikt dan maar gewoon.
We rijden weer richting de stad en ik kijk naar buiten. Het is hier toch heel anders dan in Bodrum en er valt veel te zien. Maar ik zie het allemaal niet. Ik denk aan Ali. Hij zit voor mij. Ik voel zijn lichaamswarmte en ik moet me beheersen om niet even zijn schouder aan te raken. Bülent rijdt weer als een volslagen idioot en ik houd de stoel voor mij goed vast, om niet heen en weer geslingerd te worden. Mijn vingers zijn akelig dichtbij de elleboog van Ali. Ik sluit mijn ogen en slik even. Niet doen! Niet doen! Ik moet het bijna hardop zeggen, zo moeilijk is het. Maar ik gedraag me.
Ik ben dolblij als de korte autorit er weer opzit. Allereerst omdat ik het ritje met Bülent weer heb overleefd en ten tweede omdat ik nu Ali weer in de ogen kan kijken. Dit keer maakt hij het portier voor mij open en bij het uitstappen pakt hij mijn hand vast. Ik voel zijn zachte huid. Hij heeft warme, grote handen en die van mij, verdwijnen bijna in die van hem. Ik wrijf heel eventjes met mijn duim over de bovenkant van zijn hand en ik voel een klein littekentje. Ik wil vragen hoe hij eraan komt, maar dat kan nu natuurlijk niet. We zijn allemaal uit de auto en Ali laat mijn hand weer los als ik het portier dichtgooi.
We lopen de straat uit en volgen Bülent. Hij weet een leuk eettentje en we gaan lekker wat eten. Bülent lijkt de jongen bij de deur te kennen en hij brengt ons naar een tafeltje in de hoek. Het tafeltje is niet groot. We nemen plaats. Ali en Bülent gaan tegenover mij zitten en ik krijg meteen een kaart in mijn handen geduwd. Weer alleen maar in het Turks. Ik leg de kaart weg, want ik wil eerst wat kletsen. Maar Ali is blijkbaar uitgehongerd en zit aandachtig de kaart te bestuderen. Hij heeft heel de dag nog niets gegeten. Als hij een keuze heeft gemaakt, kijkt hij pas weer op. Ik kijk hem aan. Ik voel mijn wangen gloeien en ik voel me koortsig.
‘Wat neem jij?’ vraagt hij aan mij. Ik zeg dat ik het niet weet, want alles is weer in het Turks. Hij vraagt of hij voor mij zal bestellen. ‘Hoe weet je nou wat ik lekker vind,’ vraag ik verbaast lachend. ‘Dat kan ik wel raden.’ Ik slik. Wattuh? Wat zei hij nou net? Ik kijk naar Bülent, maar die heeft het niet gehoord of doet net alsof hij het niet gehoord heeft. Ik weet niet zo goed hoe ik moet reageren en dus knik ik alleen maar. In mijn ooghoeken zie ik dat Bülent me nu aandachtig aankijkt. Hij heeft het dus wél gehoord…
De ober komt onze bestellingen opnemen en als hij als laatste vragend naar mij kijkt, zeg ik lachend: ‘Ik laat me graag verassen.’ Ali bestelt dus ook voor mij. Wat zeg ík nou weer? Ik houd helemaal niet van verassingen… Maar goed, het gaat maar om eten, houd ik mezelf voor.
Als de ober weg is en we ook geen menukaart meer hebben om ons mee bezig te houden, kijken we naar elkaar. We lachen allebei. ‘Zo… Daar zitten we dan…’ zeg ik, om aan te geven hoe ongemakkelijk ik me voel.
‘Ja…’ is het enige dat Ali kan uitbrengen.
‘Hoe komt het nou eigenlijk dat je ineens toch naar hier bent gekomen,’ vraagt Ali dan ineens vanuit het niets. Ik kijk hem niet begrijpend aan. ‘Bedoel je hier als in Antalya…? Of hier als in Turkije…?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Allebei, denk ik…’
‘Nou ja, gewoon,’ wil ik antwoorden, maar ik kan snel iets beters verzinnen. ‘Ik was alles in Nederland ineens zo beu. En ik had dus helemaal geen zin om drie weken thuis te zitten, dus toen heb ik gewoon geboekt.’
Ali’s ogen twinkelen als hij vraagt: ‘Dus je wilde eerst wel gaan klussen, maar hebt toen besloten dat dat beter was van niet…’
Ik doe alsof ik kwaad word en werp hem een niet gemeende boze blik toe. Ik vind het niet echt leuk dat hij me hiermee zo pest en duidelijk totaal geen vertrouwen heeft in mijn kunnen. Terwijl ik behoorlijk crea-bea kan zijn. Maar dat weet hij natuurlijk niet. Als ik iets gemeens terug wil zeggen, lukt het me niet. Ik kijk naar hem. Hij trekt zijn wenkbrauwen op zo’n lieve vragende manier omhoog, dat ik niets gemeens meer kan bedenken.
Ik wil hem het liefste over zijn bol aaien en hem heel dicht tegen me aan drukken, maar ik duw die gedachte gauw weg. Doe ff normaal, schreeuw ik naar mezelf. Dat kan niet, dat mag niet en dat zal niet!
Ik kijk naar Bülent voor een beetje hulp, aangezien hij nog maar weinig gezegd heeft vanavond en gelukkig brengt hij het onderwerp op iets anders.
Hij vraagt me of ik wel besef, dat Ali nu weer Izgara Köfte voor mij bestelt heeft. Ik begin te lachen en Bülent lacht hardop. ‘Nee, dat meen je niet,’ hik ik lachend en kijk naar Ali. Die kan het niet helemaal volgen en kijkt verbaasd van Bülent naar mij. Bülent legt uit, dat ik dat vanmiddag ook gegeten heb en nu lacht Ali ook. ‘Dan heb ik in ieder geval iets besteld voor je, wat je lekker vindt.’ Ik lach vertederd naar hem. Hij heeft wel heel stoer eten voor mij besteld, maar hij was natuurlijk best een beetje bang, dat ik het helemaal niet lekker zou vinden. De schat.
Net op dat moment wordt ons eten gebracht en ik moet weer lachen om de timing. Ik ben best nerveus en lach net iets te lang. Ik spreek mezelf streng toe. ‘Ophouden, nu!’
We eten ons eten en ik kijk naar Ali. Ik probeer het zo onopvallend mogelijk te doen, maar telkens als hij opkijkt, moet ik snel wegkijken. Gelukkig babbelt Bülent er rustig op los en omstebeurt geven Ali en ik antwoord op zijn vragen. Het zorgt voor wat afleiding en voordat ik het weet, hebben we allemaal ons eten op. Met een hand op mijn volle buik, schuif ik mijn bord weg. Ik heb echt te veel gegeten en puf een beetje uit.
Ali moet lachen en vraagt plagend of hij zo meteen ook nog een toetje voor me moet bestellen. Ik kijk hem in de ogen en zie weer een bekende flonkering. Bedoelt hij nou wat hij zegt, of zegt hij nu wat hij bedoelt. Ik besluit er maar geen aandacht aan te besteden en op dat moment neem ik me voor, om me behoorlijk blond te gaan gedragen. Ik ben simpel en wat iemand zegt, dat bedoelt hij letterlijk. Ik heb geen zin om me nog langer suf te gaan lopen piekeren over dubbelzinnige opmerkingen en achterliggende gedachtes.
We nemen nog wel thee en Ali en Bülent vertellen over hun tijd in het leger. Sinds ze hier in Antalya zitten is de dienstplicht een stuk aangenamer voor ze geworden. Behalve dan dat Ali dat probleempje met zijn been heeft, maar ik houd hem voor, dat hij dan nog altijd beter hier kan zitten, dan ergens in het oosten in de bergen. Ze knikken allebei.
Ik snap helemaal niets van dat hele gedoe van het leger en probeer zo goed mogelijk te luisteren en ik probeer te begrijpen wat het voor hen moet betekenen.
Maar het is warm in de zaak en dankzij het eten ben ik nu echt helemaal loom geworden. Ik probeer een geeuw te onderdrukken en het lukt half. Helaas moet ik daarna weer geeuwen en deze kan ik niet onderdrukken. De tranen springen me ervan in de ogen en glazig kijk ik voor me uit.
Bülent stoot Ali aan en zegt: ‘Onze vriendin heeft een lange reis gemaakt vandaag, ze zal wel erg moe zijn.’ Ali knikt. ‘Wat zouden de kinders ervan zeggen als ome Bülent jullie eens weg gaat brengen?’ en hij kijkt ons vragend aan. Ik glimlach naar hem. Ik had vanmiddag al besloten dat ik hem mag en blijkbaar is dat wederzijds. Ali knikt en staat op. We lopen gezamenlijk weer naar de auto. Ik stap weer achterin en we rijden weer richting hotel. Bülent en Ali praten op zachte toon met elkaar. Ik voel mijn hoofd heen en weer wiebelen en met een schok ga ik weer overeind zitten, als ik merk dat we stilstaan.
Ik zie mijn hotel en Ali maakt mijn portier weer voor me open. ‘ Zo, slaapkoppie, wakker worden, we zijn er.’ Zegt hij op zachte toon. Als in een roes stap ik uit. Bülent en Ali lopen met me mee richting het hotel. Dan pakt Bülent mij bij mijn hand en zegt: ‘Nou meis, ik kom je morgen weer halen, slaap lekker en tot morgen.’ Ik krijg van hem drie zoenen en dan loopt hij weer terug naar de auto. Ik kijk naar Ali.
Voor dit moment ben ik al de tijd een beetje bang geweest. In eerste instantie liet hij doorschemeren dat we *samen *een vakantietje zouden houden en dat we *samen *een hotelletje zouden boeken. Maar ja… Hoe samen is dat dan precies? Ik heb de vraag nooit gesteld en me gewoon van de domme gehouden.
Maar Ali pakt nu mijn hand en trekt me een stukje mee. We staan nu iets van het pas af, uit het licht en hij kijkt me aan. Ik zie de vorm van zijn gezicht en zie het licht reflecteren in zijn ogen. Daar kijk ik dan maar naar. ‘Ik vind het zo gaaf dat je helemaal hierheen bent gekomen.’ Hij fluistert zachtjes en ik moet echt moeite doen om hem te kunnen verstaan. Ik knik. Ik ben het uiteraard met hem eens. Het lijkt even alsof heel de wereld stilstaat en alleen Ali en ik nog maar bestaan. Het lijkt wel alsof ik zweef en ik voel de warmte van zijn hand in mijn hand.
Oh, wat zou het heerlijk zijn als die hand nou eens… Ik sluit heel even mijn ogen en zwijmel een seconde weg in die heerlijke gedachte. Ik word week van binnen en haal even diep adem. Adem blijven halen, opletten!
‘Ok, slaap lekker, rust maar lekker uit. Bülent en ik komen je morgen om half tien halen, ok?’ Ik knik en daarmee zijn meteen een heleboel vragen in een klap beantwoord.
Hij gaat dus met Bülent mee terug en ik zie hem morgen weer. En Bülent. Hij laat mijn hand los en even voelt het alsof ik een klap in mijn gezicht krijg. Het moment is voorbij.
Blijkbaar heeft hij het ook gevoeld en wil me niet loslaten, want hij pakt mijn hand toch weer vast en geeft er een kort kneepje in. ‘Ok?’ Weer knik ik.
Nu laat hij me echt los en draait zich om. ‘Doei, tot morgen,’ kan ik nog net zeggen, voordat hij wegloopt. Hij draait zich halverwege het pad om en zwaait nog even. Ik loop maar meteen naar binnen, want ik kan mijn tranen amper nog in bedwang houden. Snel loop ik naar mijn hotelkamer en ben blij als ik alleen ben. Nu biggelen de tranen over mijn wangen. Puur van ingehouden emotie, want ik voel me helemaal niet verdrietig. Oh… Wat is dit moeilijk zeg. Ik schud mijn hoofd… wat doe ik mezelf aan?
Want ligt het nou aan mij, of heeft Ali het er ook moeilijk mee. Ik schop mijn slippers uit en ga in bed liggen. Ik moet eerst een antwoord hebben, eerder ga ik niet slapen. Maar ik lig in een heerlijk bed, na een ultra vermoeiende dag en mijn hersens draaien rond in oneindige rondjes. Ik val uiteraard in slaap.
Midden in de nacht word ik weer wakker. Ik lig naar het plafond te staren en beleef de hele dag opnieuw. Wat bedoelde Ali met dat ene zinnetje? En waarom keek hij op dat moment zo…? Vragen zonder antwoord. Ik vul ze maar in, zoals ik het hebben wil en besluit dat Ali nog steeds helemaal stapeldol op mij is, maar het kan niet vanwege zijn plichtsgevoel omdat hij getrouwd is.
Hij is getrouwd. Hij droeg geen ring vanavond. Of wel? Ik weet het niet meer. Ik speel de hele dag weer opnieuw af en spoel elk nietig detail drie keer terug.
Als het alweer bijna licht is, val ik pas weer in slaap.
Toch nog een verhaaltje, voordat ik mijn bedje in duik.
Wat zal ik lekker slapen, denkend aan Turkije en aan mijn eigen lieve vriendje…:wub:
Dankjewel Bloem!!
OKe dan, ik heb mn koffie weer op, en mn verhaaltje gehad, de dag kan beginnen.
Nu douchen en aankleden :hihi:
Volgens mij ga jij je in je verhaal douchen en uitkleden nu!
Op naar blz -tig!!
@bloem: thanks. weer een goed begin van mijn werkdag!
Heerlijk, mijn dag beginnen met een verhaal van Bloem!
meer…!!
mmmmmmmmmmmmm thanX
*
Ik heb zeker een ander ritme dan jullie, want ik eindig mijn dag meestal met een verhaaltje van Bloem!!
*
Nou jammer hoor, vandaag geen start met een verhaaltje over Bloem en Ali!! Moet ik wachten tot maandag, want in het weekend kom ik zo vroeg er niet uit(hoop ik:))
@bloem: krijgen we nog een weekend verhaaltje, of ben je aan broeien op een vervolg ![]()
ik had wel een mooi verhaaltje voor jullie maar kon m niet plaatsen, geen internet thuis
nu is het verhaaltje in een keer langer, maar kan m niet goed nakijken, dus her een der een foutje of een krom zinnetje…forgive me, moet ook nog gewerkt worden tussen door he? :unibrow:
De volgende dag spring ik meteen uit bed, zodra ik wakker ben. Vandaag ga ik me echt niet verslapen! Ik heb heerlijk geslapen en nu echt zin in de dag. Gisteren was zo intensief en chaotisch, dat ik niet helemaal op mijn best moet zijn geweest. Maar vandaag wordt alles anders! Ik ga vandaag genieten en lol hebben. Ik heb tenslotte op vakantie. Ik moet dit gewoon meer gaan zien als een leuk uitstapje, in plaats van overal zoveel achter te zoeken, alsof mijn leven ervan afhangt.
Helemaal in mijn nopjes met dit nieuwe besluit en deze nieuwe instelling, spring ik onder de douche. Luidkeels zingend laat ik de warme stralen over mijn lichaam glijden.
Ik neem lekker de tijd om me een beetje op te tutten en gooi vast mijn strandspullen in een tas. Mijn bikini trek ik al aan en ik maak me helemaal klaar voor een leuk dagje uit. We hebben gisteren min of meer afgesproken dat we samen zouden gaan ontbijten en dan toch een ontspannen dagje zouden hebben. Ik ben benieuwd.
Op de afgesproken tijd, huppel ik naar buiten en ga lekker voor het hotel op een bankje zitten. Ik zit met mijn gezicht in het zonnetje en geniet. De jongens zijn al bijna tien minuten later dan we hebben afgesproken, maar ik vind het niet erg. Ik zit daar wel goed. Na twintig minuten hoor ineens mijn maag knorren en net als ik mijn telefoon wil pakken om te bellen, waar ze blijven, zie ik de Clio de straat in rijden. Ze stoppen vlak voor mij voeten en opgewekt spring ik op. Bülent is al uit de auto gestapt en geeft me drie zoenen. Ali blijft zitten, want hij heeft nog last van zijn been en kan niet zo snel in en uit de auto stappen. Ali laat wel het raampje naar beneden glijden en ik buig voorover, zodat hij me kan zoenen.
Ik krijg een dikke zoen van hem, en draai mijn hoofd, zodat hij ook de andere wang kan zoenen. Ik krijg ook van hem in totaal drie zoenen. Het zal vast wel komen van het voorover buigen, want het duizelt me een beetje. Ik word licht in mijn hoofd en met een gelukzalige glimlach, ga ik achterin zitten.
Als we allemaal zitten, keert Bülent de auto en rijden we richting de grote weg.
Ik vraag wat de plannen voor vandaag zijn.
We gaan als eerste richting de kust. Bülent weet een leuk strandje, waar we ons heel de dag kunnen vermaken, en onderweg daar naartoe zullen we ergens stoppen voor een ontbijtje. Ja! Dat klinkt me als muziek in de oren. De radio staat aan en de ene foute R&B hit na de andere schalt uit de speaker. ‘I take you to the candy shop….’ Luid zingen we alle drie mee en we hebben de grootste lol. Bülent rijdt eindelijk eens een keertje normaal en zit ontspannen achter het stuur. We zoeven over een bijna verlaten weg. De zon staat al hoog en we hebben de raampjes open voor de frisse lucht. Wij doen niet aan airco. Ali hangt met zijn ene arm uit het raampje en rookt een sigaret. Dit wordt een prachtige dag…ik voel het!
Als we ongeveer twintig minuutjes hebben gereden, slaat Bülent af en we rijden naar een eettentje. Een bekende geur bereikt mijn neus… Ik word helemaal flauw. Ik ben inmiddels al een tijdje wakker, en normaal heb ik al lang en breed gegeten, dus ik ben erg blij dat we nu gaan eten.
Bülent zet de auto gewoon ergens weg en we stappen uit. We moeten even op Ali wachten, maar dan loop ik achter de heren aan, het pad op.
Het is een klein huisje, met een houten dak en rondom het huis, staan heel veel grote bomen. De tuin is schaduwrijk en overal staan banken en tafels. Het lijkt helemaal uitgestorven, maar dan zie een Turkse man komen aanlopen. Hij begroet Bülent uitbundig en geeft Ali en mij een hand. Onwillekeurig moet ik glimlachen. Deze man straalt zoveel hartelijkheid en gastvrijheid uit, dat ik me meteen bij hem op mijn gemak voel.
Ik zie het wel zitten om in deze heerlijke tuin te ontbijten en ben dan ook een beetje teleurgesteld als we naar binnen lopen. Binnen is het donker, maar het hier komt de bekende geur vandaan. Het ruikt hier naar de oven en ik zie een met meel bestofte man, een houtplank de oven inschuiven.
Tot mijn grote opluchting lopen we door en we komen buiten. Blijkbaar is dit de achtertuin en die is nog veel beter. We lopen de veranda af en komen in een soort van binnentuin. Staan er in de voortuin alleen maar bomen en oude houten banken, in deze achtertuin staan geurige bloemen en lieflijke stoeltjes en tafeltjes. Er hangt een intieme en romantische sfeer. Het bevalt mij wel.
We nemen plaats aan een van de tafeltjes en binnen enkele ogenblikken staat er allemaal lekkers op tafel. Er wordt thee gebracht en sap. Er staat een geurend brood op tafel en een groot bord met ham, kaas, tomaat, komkommer en olijven wordt ook voor ons neergezet. We krijgen nog een mandje met nog meer Turkse zoete broodjes en ik weet gewoon niet waar ik moet beginnen.
Ali breekt een stuk brood af en geeft het aan mij. Ik geniet. Het eten smaakt erg lekker en een hele poos zeggen we niets en eten we alleen maar.
De sfeer is helemaal ontspannen en ik eet met een grote glimlach op mijn gezicht. Ook Bülent en Ali genieten. ‘Zo goed eten we op de basis nooit.’ Zegt Bülent lachend. Ik geloof ze meteen. Zo goed eet ik zelfs bijna nooit. Laat staan dat zij op de legerbasis zo eten. Als we zijn uitgegeten schuif ik puffend mijn bord weg. Dat eten is altijd zo lekker, en daardoor eet ik bijna altijd te veel. Mijn buik puilt een beetje over de rand van mijn rokje heen en snel ga ik rechtop zitten.
We drinken nog wat thee en kletsen en lachen.
Wat een heerlijkheid is dit alles toch. Hier zit ik dan, in een de tuin van een of ander afgelegen Turks eettentje, thee te drinken met twee goede vrienden. Inmiddels ben ik net zo blij met het gezelschap van Bülent als met die van Ali. Ik ben echt blij dat ik Bülent ken.
Als we het eten eenmaal op hebben en een beetje zijn bijgekomen van de maaltijd, verlaten we het eettentje en rijden we weer verder richting de kust.
We komen aan bij een klein parkeerplaatsje en ik zie dat er een pad loopt naar een mooi strandje. Ik zie het helemaal zitten. Bij de auto pakken we onze spullen en ik ben klaar om naar het strand te lopen. Het water ziet er aantrekkelijk uit en ik heb wel zin in een frisse duik. Dan zie ik, dat Bülent bij de auto treuzelt en met Ali praat. Ik loop een stukje terug en ben verbaasd als Bülent afscheid begint te nemen. ‘Ga je niet met ons mee naar het strand,’ vraag ik verbaasd. Bülent schudt zijn hoofd. ‘Ik wil jullie niet tot last zijn. Ik ga nu terug en kom jullie wel weer halen als Ali mij belt.’
Ik ben nu echt verontwaardigd. ‘Doe niet zo gek. Heb je iets beters te doen dan?’ vraag ik, zonder naar Ali te kijken. Wederom schudt Bülent zijn hoofd: ‘Niet echt…’
‘Nou dan…? Blijf gewoon lekker bij ons op het strand. Toch…?’ En vragend kijk ik Ali aan. Hij haalt zijn schouders op. Nu pas bedenk ik me, dat Ali de plannen voor vandaag natuurlijk al lang wist, en blijkbaar niet gezegd heeft dat Bülent erbij moet blijven. Misschien was het juist zijn idee dat Bülent ons alleen zou afzetten en daarna weer weg zou gaan.
Ik merk dat ik rood word. Bovendien word ik kwaad op mezelf, dat ik hierom rood word. Ik kijk nu van Bülent naar Ali, die op hun beurt weer naar elkaar kijken. Ali haalt zijn schouders op en ik pak Bülent bij zijn arm, en sleep hem mee. We sluiten de auto af en lopen met ons drieën richting het strand.
We zoeken een mooi plekje en ik spreid mijn handdoek op een van de strandbedjes uit.
Ali staat al in zwembroek te wachten en Bülent heeft zijn t-shirt uitgetrokken en staat al met korte broek in zee. Snel kleed ik me uit en loop ook naar het water toe.
Ik zie Ali naar mij kijken, maar probeer de blik in zijn ogen te negeren. Met mijn blik op de zee probeer ik rechtop te lopen en mijn buik in te houden. Ali loopt naast me. Ik probeer ook maar niet naar hem te kijken, want hetgeen ik in een glimp van hem opving, was al meer dan genoeg om mij weer te laten duizelen.
Het water voelt koud aan, maar toch spring ik in één keer in. Zo! Daar koel je vanaf. Gelukkig ben ik nu door het water bedekt en dat voelt een stuk beter dan half naakt over het strand te lopen met alle ogen op je gericht.
Ik maak wat zwembewegingen, maar voornamelijk dobber ik een beetje rond.
Ali en Bülent echter, sloven zich gigantisch uit. Ze spetteren en schreeuwen en proberen elkaar omver te werpen. Tot mijn verbazing houdt Ali zich goed staande en Bülent kan het maar met moeite van hem winnen. Gelukkig laten ze mij met rust, bedenk ik me.
Als ze klaar zijn met al hun macho gedrag, komen ze naast me dobberen en we kletsen wat en genieten. We kijken naar de andere mensen op het strand en lachen ze meestal uit. Een dikke Duitser probeert op een luchtbedje te klimmen en tot grote hilariteit van ons, lukt hem dit pas bij de vijfde poging. Geamuseerd kijken we naar zijn capriolen. Leedvermaak is toch echt het mooiste vermaak. Dat blijkt maar weer.
De ochtend vliegt voorbij. We liggen op het strand, zwemmen en hebben vooral erg veel lol. Ik ben ontspannen en heb het prima naar mijn zin met mijn twee vrienden.
Als Ali eventjes een ijsje gaat halen ben ik alleen met Bülent. Ik vraag wat er allemaal verder gebeurde toen hij eenmaal in Turkije was, na zijn tijd in Nederland.
Hij vertelt dat hij en zijn zus toen bij hun tante en oom zijn gaan wonen. Alsof het nooit anders bedoelt was. In Turkije voelde hij zich daarna nooit meer echt thuis. Hij bleef toch een beetje die Nederlandse Turk en hoewel hij wel goed Turks sprak, begreep hij niets van de taal die de jongens op school gebruikten.
Gelukkig heeft hij daarna de kans gehad om te gaan studeren en is hij in Istanbul rechten gaan studeren. Hij heeft een paar keer uitstel gekregen voor het leger in verband met zijn studie, maar afgelopen november was het dan toch echt zover voor hem. En daar leerde hij Ali kennen en eindelijk was er iemand met wie hij veel overeenkomsten had.
Ik merk dat hij er verder niet meer over wil praten en laat het maar voor wat het is. Bülent is zichtbaar opgelucht als Ali weer terugkomt met drie ijsjes in zijn handen. En hij heeft niet alleen ijs meegenomen. In het winkeltje verkochten ze blijkbaar van alles, want hij heeft niet alleen een klein windmolentje gekocht, maar ook een gigantische grote opblaaskrokodil. Hij pakt er een apart strandbedje bij en installeert de krokodil op het bedje. ‘Mijn nieuwe vriend…’ zegt hij met een grote glimlach.
Als ik mijn ijsje op heb, opper ik dat de krokodil het warm heeft en echt nodig een duik in het water nodig heeft. Ik gris het ding van het strandbedje en spring er in een keer mee in het water. In tegenstelling tot de dikke Duitser, lukt het mij gelukkig wel, om in één keer op het luchtbed te komen. Maar ik kan er niet lang van genieten, want Ali is mij gevolgd en komt als een echte Jaws mij achterna. Ik peddel zo hard als ik kan, maar toch kan ik niet voorkomen, dat hij me inhaalt en met één handgebaartje van Ali liggen zowel ik als Crocks in het water. Nu probeert Ali bezit te nemen van het luchtbed, en het is natuurlijk nu weer mijn taak om hem daarvan te weerhouden.
We stoeien in het water en proberen te voorkomen dat de ander op de krokodil kan klimmen. Ik ben verbaasd hoe sterk hij is. Hij houdt me in een soort van houdgreep en ik voel zijn sterke, gespierde lichaam om mijn lichaam heen. Het water is redelijk koud, maar toch krijg ik het heel warm als hij me zo vast houdt. Ik heb mijn armen ook om hem heen geslagen, in een poging hem onderuit te halen. Dan voel ik ineens dat hij zijn verzet laat gaan. Hij houdt me nog steeds stevig vast, maar hij kijkt me aan. Ik kijk naar hem op en onze natte gezichten zijn dichtbij elkaar. We staan in het water en houden elkaar stevig vast, maar proberen elkaar niet meer omver te duwen. De krokodil drijft af.
Het moment lijkt eeuwig te duren. Ik zie een waterdruppel vanuit zijn haar naar beneden glijden. Hij glijdt over Ali’s voorhoofd waar de waterdruppel wordt tegengehouden door zijn donkere wenkbrauwen. Hij loopt over zijn neusbrug naar beneden en bij het puntje van zijn neus, valt hij naar beneden. Ik volg de waterdruppel met mijn ogen en zie hem op de lippen van Ali vallen. Ik kijk naar de waterdruppel op Ali’s lippen en zie hoe hij hem met zijn tong weglikt.
Mijn ogen kijken nog steeds naar Ali’s natte lippen en onwillekeurig merk ik, dat ik langs mijn eigen lippen lik. Mijn hart gaat nu als een razende tekeer en ik merk dat ik meer in de armen van Ali leun, dan iets anders. Ik wil hem. Ik kan het niet ontkennen. Ik wil gewoon niets liever doen dan mijn handen door zijn natte haren laten gaan, over zijn rug, naar zijn borst en dan het zout van zijn lichaam likken, maar ik doe het niet.
Dan horen we allebei een luide kreet en we worden beiden uit onze trance gehaald. ‘I am the king off the world!!’ horen we Bülent luidkeels roepen. Hij heeft bezit genomen van de opblaaskrokodil Crocks en zit met zijn armen in de lucht geheven als een koning op zijn troon.
Ali kijkt mij aan. ‘Denk jij wat ik denk,’ zegt hij vragend. Nou vast niet, denk ik bij mezelf, maar Ali knikt in de richting van Bülent.
Ali zwemt vliegensvlug naar hem toe en ik ga erachteraan.
Bij Bülent en Crocks aangekomen, gaan we elk aan een kant staan. We kijken elkaar aan. En tegelijk kieperen we Bülent en Crocks onderste boven in het water. Luid proestend en naar adem happend komt Bülent weer boven.
Nu pakt Ali mij bij mijn middel vast en plant mij bovenop de krokodil. Snel gaat hij achter me zitten en in deze houding peddelen we weg van Bülent. Nu pakt hij mijn armen vast en werpt die samen met de zijne in de lucht. Nu gilt Ali luidkeels: ‘We are the king and queen of the world!!’
Ik werp een blik over mijn schouder en kijk Ali aan, maar dan is Bülent al bij ons, en met een handgebaar flipt hij de krokodil weer om. De arm van Ali zit strak om mijn middel en hij laat mij niet los als we allebei in het water vallen. Ik heb een brok in mijn keel als ik dit merk, probeer ik die weg te slikken. Maar dat is natuurlijk geen goed idee als je je onder water bevindt.
Ik krijg water binnen en hoestend en proestend kom ik weer boven. Ali staat al weer op zijn beiden benen en pakt me bij mijn schouders. ‘Gaat het een beetje?’ Ik kan nog geen antwoord geven en schud heftig mijn hoofd heen en weer. Ik leg mijn hoofd in mijn nek en haal een keer diep adem. Ik veeg met de rug van mijn hand over mijn ogen, want van al dat zout en geproest heb ik tranen in mijn ogen gekregen. Nu legt Ali zijn handen aan weerszijden van mijn hoofd en kijkt me lang aan. Met zijn duim veegt hij een laatste traantje weg uit de hoek van mijn oog. Hij is heel dichtbij en mijn hoofd zit tussen zijn handen geklemd. Ik heb geen andere mogelijkheid dan hem aan te kijken.
Ik kijk naar zijn gezicht en kijk in zijn donkere ogen. Ik zie mezelf in zijn ogen en word een beetje verdrietig. Dit kan niet, dit mag niet. Dit kunnen we niet maken. Ali blijft me aankijken. Ik zie ook een soort van droefheid in zijn ogen. Weer moet ik slikken. Dan buigt Ali voorover en buigt met zijn handen mijn hoofd een beetje naar zich toe. We staan nog steeds in het ondiepe water en daar, daar plant Ali zachtjes een kus op mijn voorhoofd. Het is een teder gebaar en ik voel de zachtheid van zijn lippen op mijn huid. Ooohh, wat is dit moeilijk.
Verwachtingsvol kijk ik hem weer aan als hij zich weer teruggebogen heeft. Nu laten zijn handen mijn hoofd los en we staan een kort ogenblik onhandig naar elkaar te kijken. We worden gered door Bülent die komt aanzetten met Crocks. ‘Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb genoeg zout water binnengekregen. Ik ga even opdrogen.’ En hij loopt met de krokodil richting het strand.
Zachtjes stamel ik dan: ‘Ja, ik wil ook nog eventjes van het zonnetje genieten. Ik ga weer naar het strand.’ Ik wacht niet op antwoord van Ali en loop ook richting het strand.
Als ik me met een plof op mijn handdoek laat vallen, zie ik dat Ali me gevolgd heeft. We nemen alle drie weer plaats op onze strandbedjes. ‘Hè, hè,’ zucht Bülent luid. ‘Dat was me een gevecht… En dat allemaal voor een krokodil.’ En hij klopt zachtjes op het plastic van de krokodil. Ik moet glimlachen. Bülent heeft natuurlijk alles gezien en weet maar al te goed wat er allemaal wel of niet speelt tussen Ali en mij. Ik ben wel blij dat hij er verder niets over zegt en ons het zelf min of meer laat uitzoeken. Bovendien is hij een goede bliksemafleider als ik het iets te benauwd krijg van Ali. Hij geeft mij de waterfles aan, die we bij ons hebben, en gulzig drink ik het water. Daarna ga ik achterover liggen, doe mijn ogen dicht en geniet van het zonnetje.
Zonder het zelf te beseffen vormt er zich een grote glimlach om mijn lippen, als ik aan het gevecht tussen Ali en mij denk. Lag het nou aan mij, of had hij het er ook heel moeilijk mee? En toen we elkaar zo stevig vast hadden, voelde ik toen iets, of heb ik me dat verbeeld? Ik kan de glimlach niet onderdrukken en lach nu breeduit. Gelukkig zijn de mannen het niet en zo lig ik heerlijk op mijn strandbedje na te genieten.
De middag glijdt rustig voorbij. Ik geniet van de zon en af en toe droom ik eventjes weg. Als de heren terug komen van een rondje zwemmen zonder mij, merk ik dat het al koeler is geworden en dus ook al laat op de dag is. Bülent vraagt of ik al honger heb en wat wil eten. Ik denk eventjes na. Omdat het ontbijt zo uitgebreid en redelijk laat was, hebben we de lunch maar overgeslagen. ‘Ja, ik merk dat ik best trek heb.’ Antwoord ik uiteindelijk. Ook Ali knikt naar Bülent.
Dan richt hij zicht tot mij en zegt: ‘Ehj, luilak, je hebt wat beweging nodig. Wat zeg je ervan als we Bülent en Crocks hier eventjes alleen laten, dan gaan jij en ik een stukje lopen. Naar dat eettentje daar. Dan halen wij eten?’ En daarbij kijkt hij me vragend aan. Bülent zegt helemaal niets en ik krijg het idee, dat de mannen dit net eventjes in het water besproken hebben. Ik lig eigenlijk wel erg lekker en heb echt geen zin om het hele end naar een eettentje te lopen. Zo te zien is het redelijk ver weg. Tegen de tijd dat we weer terug zijn, zal het wel koud zijn. Bovendien kan Ali amper een beetje normaal lopen, dus het lijkt mij een veel beter idee dat we onze spullen pakken en dan met de auto ergens naartoe gaan om te eten. Maar ik begrijp de hint van Ali wel, en dus stem ik toe.
‘Onder één voorwaarde…’ Ali kijkt me een beetje angstig aan. ‘Als ik mag trakteren!’ Ik pak mijn portemonnaie en doe wat kleren aan. We zeggen gedag tegen Bülent en samen lopen we langs de vloedlijn in de richting van het eettentje. Ali loopt langzaam en het lijkt alsof hij tijd probeert te rekken. Af en toe pakt hij een steen op en laat die over het water scheren. Dan blijf ik ook staan en kijk de steen na. Hij begint me nu uit te dagen. ‘Wat krijg ik van je, als ik hem drie keer laat stuiteren?’ Zonder op antwoord te wachten gooit hij de steen. Gelukkig hoef ik geen antwoord te geven, want de steen valt meteen in het water, zodra die het oppervlak raakt. Ik moet lachen en geef hem een klein zetje tegen zijn schouder.
Ik wil hem aanraken. Net als in het water en loop hem een beetje te pesten. ‘Jongens die vragen, die worden overgeslagen…’ Zeg ik uitdagend, maar Ali heeft de volgende steen alweer vast. Dit keer stuitert de steen inderdaad drie keer op het water, voordat hij verdwijnt. Triomfantelijk werpt hij zijn armen in de lucht en kijkt me vol verwachting aan. ‘En…? En…? Wat geef je mij?’
‘We hadden nog niets afgesproken,’ zeg ik plagend. Teleurgesteld laat Ali zijn armen weer zakken. We lopen verder totdat Ali weer een geschikte steen heeft gevonden. Als hij er eindelijk weer één heeft gevonden, pakt hij mijn hand. Hij draait mij naar zich toe en houdt de steen voor mijn gezicht. ‘Als ik deze steen drie keer op het water laat ketsen, dan krijg ik een kus van je…’
Hij zegt het bijna dreigend en kijkt me indringend aan. Ik vind het maar niets dat hij me dit zo oplegt, maar ga toch akkoord. ‘Ok,’ zeg ik. ‘Als jij die steen drie keer kan laten stuiteren op het water, geef ik je een kus.’
Ali knikt. Hij laat mijn hand los en wil de steen werpen. Mompelend voeg ik eraan toe: ‘Dat lukt je toch niet…’ Net op het moment dat Ali de steen los laat, wil hij zich ook naar mij omdraaien om te zien, wat ik nou net zei. Daardoor gaat het helemaal mis. Hij slingert de steen een end weg, maar hij komt niet eens tot het water. Hij stuitert tussen de andere stenen en het zand heen en weer.
Eén keer…twee keer…drie keer. Dan ligt hij stil. Wederom heft hij zijn handen triomfantelijk in de lucht, maar ik kijk hem hoofdschuddend aan. ‘Je zou hem drie keer op het water laten stuiteren,’ zeg ik lachend.
Nu laat hij zijn handen moedeloos zakken. ‘Ik geef het op, dit gaat niet lukken.’ Met een zucht loopt hij weer verder. Ik loop op een drafje achter hem aan, en als ik eenmaal weer naast hem loop, steek ik mijn arm door die van hem.
Hij kijkt eventjes verbaasd opzij, maar begint dan te glimlachen. We lopen gearmd weer door en praten.
Ik heb lang getwijfeld of ik erover zou beginnen, maar de vraag draait maar telkens rondjes in mijn hoofd, en dus besluit ik het er hier en nu dan maar gewoon over te hebben.
‘Zeg, uhm, Ali?’ Begin ik voorzichtig.
‘Ja…?’ zegt hij afwezig terug.
‘Wat, uhm…? Hoe, uhm? Moet dat nou verder met jou als je straks uit het leger komt?’ Zo! Het hoge woord is er uit en ik kijk schuin omhoog naar zijn gezicht. Is hij boos? Is hij geschokt? Had ik dit niet mogen vragen? Ik kan het helaas niet van zijn gezicht lezen.
Maar Ali kijkt me niet begrijpend aan, en zegt: ‘Hoezo? Hoe het met mij moet? Gewoon denk ik…’ En zijn stem sterft weg. Ik begin hakkelend. ‘Nou ja, je weet wel. Met je vrouw en alles. En, uhm, ga je dan bij haar wonen of komt zij en haar zoontje dan richting hier ofzo?’
Ik zit zo vol vragen, ik ben er dan ook best wel mee bezig geweest. Gelukkig snapt Ali me nu wel, en hij zoekt naar de juiste woorden.
Maar in plaats van een goed overdacht plan, krijg ik als antwoord: ‘Nou ja, gewoon.’
Ik wacht rustig af, omdat ik denk dat er nog meer komt, maar Ali zwijgt weer. Waarom kan hij nou nooit eens een keer in gewoon Nederlands antwoord geven. Hij is altijd zo kort van stof en dan moet ik maar raden wat hij *echt *bedoelt.
Ik kijk hem een beetje gefrustreerd aan. Hij vangt mijn blik en zegt dan snel: ‘Dat is allemaal niet van belang. Ik ben er mee bezig en geloof me; het komt allemaal goed. Ik ben bezig met een plan en dan komt alles goed.’
Hij lijkt het meer tegen zichzelf te zeggen dan tegen mij en daarmee moet ik het doen.
We lopen nu zwijgend verder en als ik op een steentje trap, grijp ik met mijn hand naar mijn voet. Ik laat Ali’s arm los en hink op een been rond. Ik verwijder het steentje en we kunnen weer doorlopen.
Ik pak hem alleen niet meer opnieuw vast en ik weet ook echt niet hoe ik weer een gesprek kan beginnen.
Ali lijkt in gedachten verzonken en dus lopen we zwijgend verder. Als de stilte steeds ongemakkelijker wordt, merk ik dat we gelukkig al bijna bij het eettentje zijn aangekomen. Ik zie een groot uithangbord en vraag me ineens af, wat Bülent eigenlijk wil eten. Ik kan voor mezelf bestellen en Ali voor zichzelf, maar geen van ons tweeën heeft Bülent gevraagd wat hij wilde eten.
Blijkbaar hadden we zo’n haast om weg te komen, dat we het vergeten zijn te vragen of Bülent niet de kans hebben gegeven het te zeggen.
Ik vind de hele situatie zo komisch, dat ik mijn lachen amper kan bedwingen. Ik glimlach al, maar als ik me dan bedenk dat we waarschijnlijk uitgerekend het gerecht meenemen, waar hij vandaag absoluut geen zin in heeft, moet ik lachen. Als ik me daarna bedenk hoe hij zou kijken als ik iets als Izgara Köfte zou meenemen, gier ik het uit van het lachen. Ali kijkt me nu lachend aan en vraagt wat er ineens met mij aan de hand is.
Ik probeer hem mijn gedachtes uit te leggen, maar het lukt me niet. Elke keer als ik mijn mond open doe, komt er een nieuwe lachbui opzetten en ik heb nu echt de slappe lach.
We staan stil voor een stel grote rotsblokken en omdat ik bijna stik van het lachen, dirigeert Ali me er naartoe en samen gaan we zitten. Als ik eindelijk de adem heb gevonden om mijn gedachtegang uit te leggen, luistert Ali rustig. Als ik eenmaal ben uitgepraat zegt hij: ‘Dat is toch helemaal niet zo heel erg grappig?’ Het lachen vergaat mij onmiddellijk en nu ik eenmaal iets gekalmeerd ben, veeg ik de tranen uit mijn ogen. Ali kan er niet om lachen maar kijkt mij alleen maar aan. Hij zit naast me op een hand geleund. Hij zit daardoor wel erg dichtbij.
Ik kijk hem aan en hij kijkt met een serieuze blik terug. Hij opent zijn mond om iets te zeggen, maar sluit hem daarna ook weer. Er vormt zich weer een frons tussen zijn wenkbrauwen en de manier waarop hij dat doet, is zo vertederend, dat ik schrik van mijn eigen gedachten. Verlegen glimlach ik naar hem.
‘Weet je, nog even over daarnet….?’ Eindelijk zegt Ali dan wat.
Vol afwachting kijk ik hem aan. ‘Ja…?’
‘Nou, ik snap wel, waarom je dat allemaal wil weten, maar ik weet het nog niet. Maar geloof me, ik ben er echt mee bezig.’
Hij zwijgt eventjes. Dan gaat hij verder. ‘Maar je moet weten, ik vind het ook belangrijk om er iets aan te doen. Zo kan het niet, er moet iets veranderen. Maar ik ben er echt mee bezig. Geloof je me…?’ En hij kijkt me vragend aan.
Uhm…? Geloof ik hem? Ik weet het niet. Wat hij zei was zo vaag, dat ik niet echt zeker weet wat hij bedoelt. Als hij bedoelt: Ik wil ook niet met mijn nicht getrouwd zijn, omdat ik bij jou wil zijn. En ik ben hard bezig met een oplossing.
Tja, als hij dat bedoelt, dan denk ik dat ik hem wel geloof.
Maar als hij bedoelt, dat het tussen ons zo niet verder kan gaan en hij druk bezig is met een oplossing om me te dumpen… Tja…dan geloof ik hem ook wel, maar dan ben ik toch een stuk minder blij met hem.
Ik kom tot de conclusie dat ik hem hoe dan ook wel geloof. En ik knik heftig met mijn hoofd.
Nu lacht hij weer naar mij en hij aait met de duim van zijn ene hand over mijn knie. Ik kijk naar de hand die op mijn knie ligt. Blijkbaar kan hij het ook niet laten om mij steeds aan te raken. Of wil ik dat alleen maar? Ali volgt mijn blik en trekt dan zijn hand weg. ‘Juist ja.’ Zegt hij dan resoluut. En hij staat meteen op.
Met een boze blik kijk ik omhoog naar hem. Wat flikt hij nou weer? Het ene moment is hij helemaal lief en kan hij niet van me af blijven en het andere moment doet hij zo ontzettend bot. Ik kan wel begrijpen dat het voor hem misschien ook moeilijk is. Tenminste, als hij hetzelfde voelt voor mij, als ik voor hem. Maar dat neemt niet weg, dat het elke keer als een koude douche voelt en Ali als een blad aan een boom lijkt om te draaien.
Ali loopt nu al half weg, richting het eettentje en er zit voor mij niets anders op, dan hem te volgen. Blijkbaar is dit gespek alweer over, omdat het te serieus werd. En daarbij is ook ons moment samen over. In het eettentje is het namelijk druk. De radio staat snoeihard aan en de ene medewerker schreeuwt wat naar de andere. Ik zie dat ze döner hebben en we besluiten om drie broodjes döner te nemen. Met een plastic tasje met ons eten erin, lopen we weer terug richting onze standbedjes en Bülent.
Dit keer lopen we meteen door. We treuzelen of stoppen niet meer, aangezien we niet willen dat het eten koud wordt. We praten over kleine dingetjes. Het weer nu in september en wanneer zijn verlof is afgelopen. Ali vraagt mij wat ik van Bülent vindt.
‘Oh, ik vind het echt een geschikte gast hoor. Een goede vriend en echt een goedzak volgens mij.’ Antwoord ik oprecht.
Ali knikt en lijkt het met mij eens te zijn.
Als Ali een sigaret op wil steken, geeft hij het plastic tasje aan mij en ik houd het vast terwijl Ali rookt. We zijn allebei in onze eigen gedachten verzonken. Ik denk aan Bülent. Het is toch wel raar dat het zo klikt tussen hem en mij vanaf het begin, ondanks dat ik hem helemaal niet kende. Toch lijkt het alsof Ali en Bülent het niet altijd even goed kunnen vinden. Ik zie ze soms een blik wisselen, die niet echt vriendelijk is. Ik heb er verder niet op gelet, maar de manier, waarop Ali deze vraag stelde, brengt me aan het twijfelen. Elke keer als Bülent en ik lachen om een grapje of iets anders, kijkt Ali onderzoekend van hem naar mij. Hetzelfde doet Bülent steeds als ik Ali eventjes aanraak of hij mij. Ik vind het maar vreemd.