Week 3: Banda en Savanne

(origineel bericht op be-more.nl)

Week 3: Banda en Savanne

Met de start van alweer de derde week merk ik dat ik wat achter begin te lopen met mijn verslag. (Het is op moment van schrijven bijvoorbeeld maandagavond, week 4). Het beste is om elke dag te schrijven zodat je vooral ook de kleine indrukken meteen kunt opschrijven, maar ’s avonds heb ik of geen zin meer of zijn we andere dingen aan het doen (zoals een potje kaarten buiten met de kids en co). Mede om deze reden worden de verslagen soms wat korter beschreven. Gelijk wil ik er ook bij zeggen dat het nagenoeg onmogelijk is om de complete ervaring op papier te krijgen. Woorden blijven uiteindelijk maar woorden en de dingen die we mee maken, hoe klein ook, maken deze reis onbeschrijflijk mooi. Iedereen zou iets als dit een keer in zijn of haar leven gedaan moeten hebben.

De maandag stond vooral in het teken van het halen van water voor een oudere vrouw (of: ‘jajja’). Deze keer was het minder ver lopen dan vorige week maar de dankbaarheid van de vrouw was onverminderd hoog. Ik vroeg of ik een foto mocht maken van haar. Na een korte vertaling was dit in orde en nam de vrouw uitgebreid de tijd om er goed voor de te gaan zitten. Ik bedank de vrouw “Webale nyo”. “Kalé” zegt ze terug (geen dank). De jerrycans overigens waren lek als vanouds en niet voorzien van een dop. Gelukkig weten de Afrikanen om te gaan met dit soort kleine ‘probleempjes’ en werd er een groene matoke banaan in het gat gepropt, ‘hermetisch afgesloten’. Rose draagt de jerrycans gewoon op haar hoofd, met een zelfgemaakte hoofdbeschermer ertussen Wat ze doet is een bananenblad plukken en deze vouwen tot een rondje, waar de jerrycan op gezet kan worden. Joost leek dit ook wel wat en wilde er ook een maken. We waren alleen al bijna thuis en we mochten geen blad plukken als we het toch niet gingen gebruiken. Uiteindelijk vonden we een dorre boom met een even zo dor blad en dus kreeg Joost een mini cursus banaanbladeren vouwen. Rose vond het erg lollig. Tijdens de avonden gaan we steeds vaker buiten zitten om een spelletje te pesten of te ezelen. Vaak komen dan alle buurtkinderen er ook bij zitten en inmiddels kunnen er een aantal ook al aardig kaarten. Onder het spelen worden er vaak nog allerlei fauna ontdekt als hagedissen, gele kikkers, vleermuizen, grote groene sprinkhanen en ander gespuis.

Dinsdag gingen Tim, Joost en ik weer op pad naar het healthcentre. Joost ging de administratie weer doen en Tim en ik gingen de moeders helpen met het wegen van hun baby’s. Deze keer was het iets drukker en met zijn twee is het sowieso al een stuk gezelliger. Niet alle kinderen vinden het een feest om in de weegzak gehesen te worden maar er zitten er een aantal tussen die het prima vinden en kijken met grote ogen naar onze ‘rare’ huidskleur. Na de nodige kinderen geholpen te hebben was het tijd om thuis te gaan lunchen. Eerder in dit verslag zei ik al dat we ’s ochtends soms een ei verstoppen. De reden hiervoor is dus om de lunch wat appetijtelijker te maken, en als we het ei op tafel laten liggen dan eten de andere mensen hier het op. Meestal worden de eieren in het sleutelbakje gemikt om tijdens de lunch een extraatje te hebben.

Na een wederom heerlijke lunch (elke lunch is het zelfde zoals vermeldt) gaan Tim, Joost en ik naar de womensclub. Augustine, een van onze boda drivers brengt eerst Rose en mij er heen en haalt vervolgens de twee jongens op. Right, drie mannen die gaan kijken en meehelpen bij de womensclub. Dit kon alleen maar fout gaan. Na netjes gedag te hebben gezegd (‘Oli Olya’ ‘djendi’) krijg ik van Rose een half matje gemaakt van palmbladeren in mijn handen gedrukt en krijg ik instructies om verder te vlechten. Ik heb vorige week wat matjes gekocht voor slechts 7000 UGX maar nu schijnt dat deze mensen met één matje al twee maanden bezig zijn (mits ze er elke week aan werken). Het is ook een stuk moeilijker dan gedacht (en eerlijk, niet helemaal mijn ding) en al gauw zit ik te ouwehoeren met de jongens. Wel support ik een van de vrouwen door een zelfgemaakte tas te kopen voor mijn zusje. Augustine, de boda driver, vind het ook allemaal wel welletjes en ligt in de zon. Aangezien wij ook niet zo van de matjes zijn vragen we of we nu eindelijk eens zelf op de boda mogen rijden. Augustine stemt in en snel verruilen we de palmbladeren voor de kerosinedampen van de boda. Schakelen etc werkt hetzelfde als een motor. Echt genieten om door het Afrikaanse landschap te scheuren op de boda (Augustine wel achterop: ‘slow slow’). Op het moment dat er een andere boda me tegemoet komt bedenk ik me dat ze hier (ook op de afgelegen zandweggetjes) links rijden: gaat net goed. Zo werd uiteindelijk een ‘saaie’ middag matjes vlechten nog leuk door te leren boda rijden.

Woensdag gaan Maarten, Elisabeth en ik een dag langs bij een ander project van Be More, namelijk FOHO (Foundation of Hope Organisation). Zij zitten met vier vrouwen in een sub-urb van Masaka en werken voornamelijk met straatkinderen. De straatkinderen mogen ’s ochtends naar het FOHO huis komen waar ze dan hun kleren en zichzelf moeten wassen en soms een les moeten volgen. Af en toe helpen ze ook mee met projecten. Als ze dit gedaan hebben krijgen ze als beloning een middagmaaltijd. Op deze manier zijn deze jongeren, die zich ’s nachts flink staande moeten houden tegen elkaar en andere straatlui, overdag van de straat. Er schijnt een hele hiërarchie te bestaan onder deze straatkinderen (hoe langer je op straat leeft hoe hoger je ‘rank’ is). Een jongen was nieuw bij FOHO en kreeg dus ook geen eten van de andere kinderen. Doordat ze naar het FOHO huis komen kunnen ze geen problemen veroorzaken in het stadje (denk aan stelen en geweld) en zo kunnen ze zich aan elkaar optrekken.

We moeten vrij vroeg op want we worden rond negen uur verwacht en moeten nog met de matutu naar het stadje en vervolgens nog met de boda. Je merkt wel dat er een aardig verschil zit in de kinderen hier en die bij ons. De kinderen bij ons bijvoorbeeld zijn allemaal jong en gewoon leuk. Hier zijn ze al een stuk ouder, veel geharder en kijken ze vooral anders naar ons mannen-mzungu’s. Ze kennen de vier vrouwen maar nu staan er ineens twee blanke jongens voor de deur. Ons project van de dag was verder gaan waar de FOHO mensen gister gebleven waren. Door de regenval was er een huis zo goed als helemaal weggespoeld. In het huis woonden een oude vrouw en haar gehandicapte kleinkind. De jongen kon bijna niet meer zien, was helemaal vergroeid en kon zich alleen kruipend nog een klein beetje mobiel maken. Overdag werd de arme kerel alleen gelaten omdat oma moest werken. Hij kon ook niet zelf naar de latrine en hij deed het dus gewoon waar hij zat.
Voor deze mensen moest dus een nieuw huis gebouwd gaan worden. De dag hiervoor hadden ze het oude huis (of wat ervan over was) gesloopt en hebben ze greppels gegraven voor de fundering. Mooi voorbeeld weer van de Ugandese aanpak: een van de dames van FOHO merkte terecht op dat het eventueel wel handig zou zijn om eerst het huis op te meten voordat de greppels gegraven werden. Onzin natuurlijk (volgens de Ugandezen). De arme dames hebben zich uit de naad gewerkt om de dag erna te zien dat alles veranderd was (‘we measured house and was wrong’). Right. Nu moesten alle bakstenen nog worden verplaatst, waaronder degene bovenaan de helling. Allemaal in lijn gaan staan en stenen gooien maar. Het duurde even voor er werd bedacht dat kruiwagens ook stenen kunnen verplaatsen en er werd flink gepraat (niet geheel positief geloof ik) door de straatkinderen over mij. Ik hoorde in ieder geval erg vaak het woord mzungu en aardig klonk het niet. Maar goed dat ik geen Lugandeess spreek. Laat ze maar, het huis is belangrijker.

Als de stenen eenmaal van boven naar beneden, en van beneden naar het huis zijn verplaatst hebben we even de tijd om uit te blazen. Ondertussen krijgen we porich, waar we vriendelijk voor bedanken en een chiapatta. Dan moet er weer cement gemaakt worden om in de greppels te gooien. De Ugandezen leggen hier weer bakstenen op en bouwen zo de fundering van het huis. Allone, de coördinator van FOHO komt op een gegeven moment naar ons toe dat we weer naar huis gaan. Het is al in de middag en het ontbijt is alweer even geleden. We zijn dan ook erg blij (vooral wij van Lwengo) met de spaghetti (zonder saus dat wel) die we voor lunch krijgen. De FOHO dames krijgen elke middag spaghetti met bruine bonen en voor hen was het dus gewone kost. Als toetje kregen we ananas, een zeldzaamheid hier, in tegenstelling tot bij ons in Lwengo. Maar daarom niet minder lekker.

Na de lunch gaan we naar het vrijwilligershuis van de FOHO dames. Dit is niet ver lopen van het FOHO huis vandaan. Eerder zei ik al dat de omgeving waarin ze wonen heel anders is dan hoe wij zitten in Lwengo. Ook het huis van hun is compleet anders. Een grote muur staat om het huis, met poort en al. Vaak proberen de kinderen van buiten de sloten en dergelijke open te maken horen we. Eenmaal binnen zeggen wij van Lwengo in koor: jeeeezuss wat luxe! Wat een groot huis. En daar houdt het niet op. Zodra we de badkamer in lopen (we mochten ons daar even douchen) zien we het volgende: een toiletpot binnenshuis, een douche mét badkuip. Gaat nergens over die luxe die ze hebben. En hoe lekker ik het ook vind om er te douchen (wel vertrouwd met koud regenwater) ik zit liever in Lwengo. En daar zijn mijn mede-vrijwilligers het mee eens. Na de badkuip voorzien te hebben van een rode zandlaag relaxen we nog even in de woonkamer onder het genot van wat gitaargepingel van Petra en Elisabeth. Daarna gaan we naar Plot 99 om te eten. We treffen daar veel andere vrijwilligers en de rest van FOHO komt later ook aan aanschuiven. ’s Avonds vertrekken we weer per matatu naar Lwengo. We zijn inmiddels wel gewend dat deze flink vol geladen worden maar deze rit deed daar nog een schepje bovenop. Niet alleen zaten/stonden er 22 mensen in de matatu, toen we over een flinke hobbel reden zakte mijn bankje door en zat ik ineens 30 centimeter lager. Lache natuurlijk. Uganda-style.

Nadat we woensdagavond teruggekomen zijn uit Masaka gaan we donderdag met al onze mzungu vrijwilligers en de lokale vrijwilligers naar het zwembad Banda (in Masaka). Eerder deze week was het zo warm en lagen we lekker te chillen in de tuin om daarna weer over te gaan tot de orde van de dag (water halen in de hitte). We vonden niet dat we een middag het project in de steek konden laten en opperden toen, onder het mom van eigen belang en de lokale vrijwilligers een leuke dag te geven, om donderdag zwemles te geven in Banda. Bijna niemand kon zwemmen en degene die het hoofd wel boven water hielden stonden of op de grond of zwommen als hondjes rond. Banda is eigenlijk gewoon een mzungu place en normaal komen hier geen Ugandezen. Onze locals hadden niet allemaal echt badkleding maar er werd wat geïmproviseerd en uiteindelijk lagen de meeste in het water (of stonden natuurlijk). John, Augustine en een paar anderen vonden het wel prima en zaten lekker een Nile’tje te drinken en keken naar de mzungu waterratten en hoe wij Rachel zwemles gaven. Ging best goed en op een gegeven moment had ze de schoolslag wel door. Wel met een reddingsboei om der heen, maar in het begin durfde ze niet eens haar voeten los te doen op een punt waar ze nog gewoon kon staan. Anthony en Gingo konden wel een beetje zwemmen en Anthony hebben we nog leren duiken, soort van. Hilarisch was het wel. Allemaal zijn het volwassenen maar ze waren als kinderen zo blij in dat water. Gingo vertelde me nog dat hij nog nooit in een zwembad had gezwommen en dat gold eigenlijk wel voor de meeste. Sommige hadden een keer in Lake Victoria gezwommen (moet wij mzungu’s niet doen: bilharzia) maar verder nog nooit. Water heeft hier natuurlijk een hele andere betekenis en doel. Er wordt niet gewoon voor recreatie gezwommen en dus hoeft het ook niet geleerd te worden op jonge leeftijd. Wij als waterland hebben het nodig, ook om te kunnen zwemmen als we te water zouden raken en dus niet verdrinken. De middag werd afgesloten met een groepsfoto en daarna gingen wij mzungu’s naar Plot 99 en daarna naar Backpackers voor een korte nacht. Daarover straks meer.

Joost en ik gaan het eerste terug naar Backpackers en we chillen hem daar met uiteraard een Nile Special. Langzaam maar zeker druppelen er meer vrijwilligers binnen, morgen staat voor een aantal, waaronder voor mij, een trip naar Murchison Falls op het programma. Dit betekent tussen 5 uur en half 6 vertrek morgenochtend. Aardige tijd dus maar het is ook een goede 10 uur rijden (terwijl het maar 300 kilometer is). We gaan dus redelijk op tijd ons bed in na wel weer een gezellige avond.

’s Morgen vroeg vertrekken we dan met de safaribus (lijkt op een matatu maar met luxere stoelen en meer ruimte) richting Murchison Falls. De reis verloopt stukken prettiger dan die naar Bunyonyi. Er is onderweg immers weer enorm veel te zien en de doorkruising van Kampala biedt de nodige, naja opstoppingen vooral, maar ook vele indrukken.

Na een goede zeven uur maken we onze laatste stop tot aan de Nijl. ‘Karel’ (onze Nederlandse benaming voor zijn Ugandese naam) zegt dat het nog ongeveer 88 kilometer is en drie uur rijden. Dat wordt weer hobbelen dus. We gaan van de hoofdweg af en rijden langzaam maar zeker het tropengebied in. Terwijl Karel ons waarschuwt voor de tsee tsee-vlieg rijden we langs een omgevallen truck. Kort wordt er gevraagd of alles oke is. “Eee cebo” klinkt het, Karel geeft een flesje water en we rijden verder. Tijdens de rit komen we nog een heleboel bavianen tegen, onze eerste kennismaking met de dieren hier

Uiteindelijk komen we bij de Nijl uit. Eindelijk even de bus uit, de benen strekken en tijd voor een lunch aan de Nijl. Het uitzicht is, het gaat bijna vervelen, schitterend. Onze monden vallen open, en zo ook die van de lokale nijlpaarden die aan de kust zijn aangemeerd. We kregen een soort ei-tosti en een ‘zakje’ deeg met erwten en dergelijke. Prima te doen, en eerlijk is eerlijk, eens wat anders dan rijst met ketchup, aardappelen… We wachten ongeveer een uur op de ferry die ons naar de overkant zal brengen voor onze eerste game-drive (safari).

Apen, nijlpaarden en vreemde insecten hebben we gezien, nu is het tijd voor het echte werk. Uganda is een van de landen waar de ‘Big 5’ te spotten valt. Leuk, de ‘Big 5’ maar hij is een beetje over-rated. Ik vroeg me ook al af waarom bijvoorbeeld de giraffe er niet tussen staat. De naam ‘Big 5’ is gekomen van vroeger. De stropers toentertijd noemden de dieren die het moeilijkst te schieten en vervoeren waren de ‘Big 5’ (olifant, buffel, neushoorn, leeuw en luipaard red.). Toen er mensen waren die begonnen met het organiseren van safari’s is de naam ‘Big 5’ overgenomen en gebruikt als marketingterm. Er moet dus niet teveel waarde gehecht worden aan deze ‘jacht’ naar de grote vijf.

Onze eerste game-drive duurt een uur of drie. Ongelooflijk hoe mooi de savanne is. We beginnen in een meer met bomen begroeit stuk en naarmate we verder rijden trekt het landschap steeds meer open. Onze chauffeur Karel neemt gelukkig de tijd en wacht gewillig als wij mzungu’s proberen de diverse pumba’s, antilopen en giraffen (en meer) te fotograferen. Het duurt niet lang of we stuiten of bergen olifantenmest. Goed teken, en een tegenmoet komende mzungu zegt dat er verderop olifanten zijn. Mijn camera is door het aantal overuren van vandaag bijna leeg dus ik hoop dat het dier niet te lang op zich laat wachten. Halsreikend hangen we uit het raam als in de verte een groot gevaarte opdoemt. Daar staat ‘ie dan in volle glorie (wel met zeg maar zijn ‘achterkant’ naar ons toe): de allereerste olifant die we in het echt-echt zien. Mooi ook hoe iedereen erop reageert. Als kinderen die er voor het eerst een in de dierentuin zien. Het is dan ook wel echt indrukwekkend, zo’n groot dier in zijn territorium te mogen zien. Nadat we het dier ook de rug toe hebben gekeerd spotten we even verderop nog een paar olifanten, herten en ook een steeds donker wordende lucht. Het regenseizoen staat voor de deur. ‘Gelukkig’ is de game-drive, in ieder geval voor vandaag, afgelopen en begeven we ons naar onze accommodatie. Grote vraagtekens bij iedereen. We hoorden verhalen over een man die afgelopen maandag door een buffel was aangevallen toen hij naar de wc ging en we hoorden een verhaal dat er eens een been is gevonden in het toiletgebouw en dat ‘de rest’ was opgegeten door een leeuw. Hmm…

We rijden door het groengele landschap langs en richting de Nijl. ‘Wooden lodges’ staat er op een bord, linksaf. Karel stuurt met moeite de bus linksaf, over stenen en door kuilen. Het gebouw (bedenk wel even dat je in the middle of nowhere staat) doet een beetje denken aan een fort gemaakt van klei. Ziet er goed uit en we, en ook de tassen, worden door het personeel naar onze lodges gebracht. Ieder heeft een losstaand houten hutje maar daaronder/in een grote tent met bedden. Marlies en ik gaan ‘even op de koffie (Nile Special dan wel) bij de buren. Uitkijkend over de Nijl en in ons gesprek gestoord door het knorren der hippo’s praten we na over de indrukken van de dag. Zodra het begint te schemeren begeven we ons naar het restaurant waar we een 4-gangen dinner krijgen. Lekker seg. Onderaan het menu staat een keuze van ‘beans with vegs’ en ‘matoke’. Als grap zeggen we, “kom, laten we gewoon matoke nemen”. Toch prefereren we de steak, maar onze Karel kijkt er een beetje moeilijk naar en vraagt of hij alsjeblieft matoke mag. Right.

Na een heerlijk avondmaal besluiten we allemaal maar te gaan slapen. Morgen moeten we weer om 5 uur op voor de ochtend game-drive en daarna hebben we nog een vol programma. We kunnen onze rust wel gebruiken. Na het laatste geknor van de nijlpaarden (of een van de vrijwilligers snurkt heel hard) doen we het licht uit en kruipen we onder de klamboe.

In alle vroegte worden we wakker. Zelfs voor we officieel de savanne op rijden zijn er al talloze olifanten te bespeuren. We rijden een smal houten bruggetje over om een klein beekje over te steken. Het nijlpaard komt even boven kijken maar voor ik mijn camera goed en wel in mijn handen heb is het beest alweer onder water verdwenen. Onder toezicht van een felrode ochtendzon rijden we, zittend op het dak van de bus, de savanne weer op. Dat het uitzicht prachtig is ga ik niet meer vermelden, dat is ‘implied’ inmiddels. De nodige bavianen verwelkomen ons, gevolgd door een hele kudde/groep/roede(?) olifanten. Een minder fijn welkom krijgen we van de tsee-tsee vliegen (of in ieder geval talloze zwarte vliegjes) die zich nestelen op mijn armen en hoofd. Terwijl de olifanten op een kleine tien meter van ons vandaan lopen moeten we (of Karel vooral) goed op hun gedrag letten. Een kleine bus omduwen is voor een olifant een klein karwei en we willen ze daarom ook vooral niet boos maken.

We rijden verder de savanne over. Gisteren drie uur gehad, vandaag staan er nog vier uur op het programma, waarin we praktisch alleen maar nieuw gebied betreden. Gedurende de uren die volgen zien we allerlei olifanten, giraffen, buffels, allerlei vogels, antilopen, herten, apen en meer pumba’s. Een van de giraffen maakt zich los van de groep en loopt richting het pad wat voor ons ligt. Een dapper dier is het niet want zodra we voorwaarts rijden rent de langnek haastig terug naar zijn kompanen. Als we ongeveer op de helft zijn steken we een soort kloof over, Karel waarschuwt de opzittenden om zich goed vast te houden. Hieraan is niks overdreven aangezien de bus een goede 45 graden zijwaarts gaat. Als alle vier de wielen weer rechtuit op de baan staan maken we een korte stop. We mogen zelfs even uitstappen en dan staan we ineens midden op de savanne (te wildplassen, ook dat). We schieten wat foto’s en krijgen de waarschuwing niet te dicht naar de oever te lopen aangezien er krokodillen kunnen zitten. Karel wijst ons op diverse dierensporen waaronder een van een leeuw. Helaas blijft de leeuw zelf uit maar we hebben in ieder bewijs dat ze er wel degelijk zijn. We vervolgen onze weg en na twee aanvullende spectaculaire uren leggen we de bus aan en gaan we lunchen bij Red Chili. Het is wel echt een mzungu place natuurlijk maar de prijzen zijn wel zoals we ze graag hebben. We hebben 2,5 uur de tijd om uit te blazen, te eten en kennis te maken met de bavianen die rondom het tentje lopen. Een van de apen had een lunchzak bemachtigd en zat zich tegoed te doen van allerlei hapjes.

Als het lekker warm is ‘geworden’ (lees: tropisch) is stappen we op de boot en maken we een tocht over de Nijl. De eindbestemming is de waterval waaraan Murchison Falls haar naam dankt. Vanaf de boot zien we voor het eerst een aantal krokodillen, wederom talloze nijlpaarden en op den duur een hoop wit schuim in het water. Zodra we de bocht om gaan zien we in de verte de kloof, waar het nijlwater met enorme kracht doorheen geperst wordt, opdoemen. Vanwege de stroming kunnen we niet helemaal tot het einde varen. We leggen ergens aan en vervolgen onze weg te voet. De hike is minder zwaar dan de meeste gevreesd hadden. Het zweet gutst desondanks van mijn rug, ook als ik stilsta. Tropisch klimaat natuurlijk.

Na de hike bereiken we dan de top van de waterval en staan we geïmponeerd (en nat) van de kracht van het water te kijken. We nemen van de gelegenheid gebruik om een groepsfoto te laten maken en we begeven ons daarna samen met Karel naar de bus. Op een goed halfuur van hier zullen we overnachten. Dit is op de beruchte ‘buffel’ plaats, waar afgelopen maandag een man is aangevallen. Mooi is het er wel. We hebben per twee een eigen huisje en krijgen in het restaurant een drie-gangen diner. Voordat we aan tafel aanschuiven zit ik met Carla, Annet en Marlies nog even te borrelen en hebben we de grootste schik om het hele ‘buffel-jagen’ wat wellicht in het verschiet ligt. Theorieën over het nachtelijke buffel verjagen worden bedacht en al lachend nemen we plaats voor het avondeten, Carla legt, in het Nederlands, uit aan Karel wat de bedoeling is met betrekking tot de buffels. Goed voor de lachspieren dit.

De nacht in het huis is overigens, ondanks alle verhalen over gegrom buiten en buffels die op de stoep staan, heel rustig en helemaal prima. We krijgen kort bezoek van een vleermuis en we vinden super-sized spinnen en torren buiten maar verder is alles in orde. De waarschuwing die aan de deur hangt luidt dat, mocht iemand midden in de nacht naar het toiletgebouw moeten, je met je zaklamp een bewaker moet seinen die je dan begeleidt. Deze bewakers hebben trouwens geen geweer en we vroegen ons al af hoe hij ons dan van dienst gaat zijn mocht het nodig zijn. Wellicht door te dienen als lokaas?

Na een fijne overnachting vertrekken we weer naar Masaka. Rondom de hoofdstad Kampala is het weer een drukte van jewelste en de vele wegversmallingen (sommige zonder duidelijk aanwijsbare reden) komen de verkeerstroom niet ten goede. Gelukkig hebben we inmiddels een redelijk Ugandees geduld opgebouwd. Op een gegeven moment komen we bij weer een opstopping. De weg heeft voor één laan asfalt en de rest is zand. We moeten op onze beurt wachten, maar daar zijn niet alle matatu’s het mee eens. In een wirwar van auto’s plaatsen ook wij het voertuig op een lastige positie. Er beginnen werkwerkers wild met de armen te zwaaien, beantwoordt door armgezwaai van de bestuurders. Aangezien we in de onmogelijke positie staan om te verplaatsen wordt de weg opgezet en worden de enorme keien voor ons maar even van weg gehaald, waarmee de chaos compleet is.

Na een aardige rit en de nodige hindernissen te hebben overwonnen laten we ons afzetten bij Frikadelle, waar we zullen avondeten. Daarna ga ik voor een extra nacht naar Backpackers om een drankje te doen met de jongens. In een winkeltje niet ver van Backpackers haal ik ’s ochtends een pakje sigaretten. De kinderen daar begroeten me enthousiast en een klein meisje pakt mijn hand vast. Op het moment van betalen doe ik beleefd even mijn zonnebril af. Op dit zelfde ogenblik kijkt het meisje me aan en barst in zachte tranen uit. Een dergelijk voorval is Marlies ook al eens overkomen. De mensen kennen blauwe ogen niet en dit kan dus als eng worden ervaren door voornamelijk kinderen. Gauw doe ik mijn zonnebril weer op en lacht het meisje weer. Met deze ervaring achter de rug is het tijd om weer richting project te gaan. Ik heb zin om weer terug te gaan naar Lwengo, waar de laatste projectweek van start zal gaan.

(origineel bericht op be-more.nl)