Wat moet hij leren voor zijn inburgering?

Dit is geplaatst door tricia, om jullie info te geven wat je askim allemaal leren moet. Het is tussen de lijst van alles over visum gekomen, maar ik denk dat het makkelijker is als het hier nog een keer komt te staan, hoef je niet alles door te lezen!
bedankt tricia!

Hallo Dames,

Hierbij de lijst met tegenstellingen die geleerd moeten worden voor het inburgeringsexamen. Tis aardig wat. Ze gaan niet de hele lijst vragen, maar pikken er een paar tegenstelling uit…

  1. achternaam – voornaam
  2. alles – niets
  3. arm - been
  4. begin - einde
  5. binnenkant – buitenkant
  6. binnenland – buitenland
  7. broer – zus8. dag – nacht
  8. dames - heren
  9. dood – leven
  10. dorp – stad
  11. geluk – ongeluk
  12. hand – voet
  13. honger – dorst
  14. iemand – niemand
  15. iets – niets
  16. ingang – uitgang
  17. kind – volwassene
  18. lawaai – stilte
  19. lengte – breedte
  20. liefde - haat
  21. man – vrouw
  22. meneer - mevrouw
  23. nacht – dag
  24. neef – nicht
  25. ochtend – avond
  26. onderkant – bovenkant
  27. oom – tante
  28. oorlog – vrede
  29. opa – oma
  30. optimist – pessimist
  31. ouders - kinderen
  32. overwinning – nederlaag
  33. succes - mislukking
  34. voordeel – nadeel
  35. voorjaar – najaar
  36. voorkant – achterkant
  37. vraag – antwoord
  38. vriend – vijand
  39. winst – verlies
  40. winter - zomer
  41. zon – maan
  42. zon – schaduw
  43. zonsopgang – zonsondergang
  44. werkwoorden
  45. aandoen – uitdoen****
  46. aankleden – uitkleden
  47. beginnen – stoppen
  48. bekennen – ontkennen
  49. branden – blussen*****
  50. delen – vermenigvuldigen
  51. drijven – zinken
  52. eten – drinken
  53. geven – krijgen
  54. groeien – krimpen
  55. inladen – uitladen
  56. inpakken – uitpakken
  57. komen - gaan
  58. kopen – verkopen
  59. leven – sterven
  60. lukken – mislukken
  61. onthouden - vergeten
  62. openen – sluiten
  63. optellen – aftrekken****
  64. praten – zwijgen
  65. slagen – zakken****
  66. slapen – wakker zijn
  67. staan – zitten
  68. stijgen - dalen
  69. stoppen – doorgaan
  70. trouwen - scheiden
  71. uitdoen - aandoen
  72. vergeten – herinneren
  73. verhogen – verlagen
  74. verschijnen – verdwijnen
  75. vinden – verliezen
  76. vriezen – dooien
  77. winnen – verliezen
  78. zitten – staan

voorzetsels

  1. aan - uit
  2. achter – voor
  3. binnen – buiten
  4. boven – beneden
  5. boven - onder
  6. dichtbij – veraf
  7. in – uit
  8. op – af
  9. op – onder
  10. op – in
  11. voor - na

http://www.wereldwijzer.nl/images/icons/icon1.gif

Re: lijst tegenstellingen voor het inburgeringsexamen

En dan lijst nummer 2…ik weet het tis veel maar ik heb t ook niet bedacht…

**1… aangenaam – onaangenaam **

2. aanwezig – afwezig

3. aardig – onaardig

4. actief – passief

5. altijd – nooit

6. andere – dezelfde

7. arm – rijk

8. bang – dapper

9. bekend – onbekend

10. beleefd – onbeleefd

11. beter – slechter

12. bewust – onbewust

13. bijna – helemaal

14. bijzonder – gewoon

15. binnen – buiten

16. blij – bedroefd

17. blij – bedroefd

18. bol – hol

19. bot – scherp

20. boven – beneden

21. breed – smal

22. daarna – daarvoor

23. dag – nacht

24. dapper – laf

25. dicht – open

26. dichtbij – veraf

27. diep – ondiep

28. dik – dun

29. dit – dat

30. donker – licht

31. droog – nat

32. druk – stil

33. duur – goedkoop

34. echt – onecht

35. eenvoudig – ingewikkeld

36. eerlijk – oneerlijk

37. eerste – laatste

38. ergens – nergens

39. even – oneven

40. expres – per ongeluk

41. fijn – grof

42. gebruikt - ongebruikt

43. geduldig – ongeduldig

44. gekreukeld – gestreken

45. gelijk – ongelijk

46. geschikt – ongeschikt

47. gewoon – ongewoon

48. gezond – ongezond

49. gierig – gul

50. glad – stroef

51. glanzend – dof

52. goed – fout

53. goed – slecht

54. goedkoop – duur

55. groot – klein

56. haat – liefde

57. half – heel

58. handig – onhandig

59. hard – zacht

60. heel – stuk

61. heen - terug

62. heet – koud

63. helder – troebel

64. hier – daar

65. hierna – hiervoor

66. hoog – laag

67. horizontaal – verticaal

68. houden van – haten

69. iets – niets

70. interessant – saai

71. ja - nee

72. jong – oud

7****3. juist – onjuist

74. kapot - heel

75. klein – groot

76. knap – dom

77. kort - lang

78. koud – warm

79. laag – hoog

80. langzaam – snel

81. later – vroeger

82. leeg – vol

83. lekker – vies

84. lelijk – mooi

85. leuk – vervelend

86. levend – dood

87. licht – donker

88. licht – zwaar

89. links - rechts

90. los – vast

91. lui – ijverig

92. makkelijk – moeilijk

93. mals – taai

94. mannelijk – vrouwelijk

95. maximaal – minimaal

96. meer – minder

97. meest – minst

98. min – plus

99. modern – ouderwets

100. moeilijk – makkelijk

101. mogelijk – onmogelijk

  1. mooi – lelijk

  2. nacht – dag

  3. nat – droog

  4. netjes – rommelig

  5. niet – wel

  6. nieuw – oud

  7. nodig – onnodig

  8. nooit – altijd

  9. noord – zuid

  10. normaal – abnormaal

  11. nu - later

  12. nu – straks

  13. nuttig – nutteloos

  14. omhoog – omlaag

  15. oost – west

  16. op tijd – te laat

  17. open – dicht

  18. openbaar – privé

  19. opgeblazen – leeggelopen

  20. oud – jong

  21. oud – nieuw

  22. overdag – 's nachts

  23. plus – min

  24. precies – ongeveer

  25. raak – mis

  26. recht – krom

  27. recht – schuin

  28. rond – vierkant

  29. samen – alleen

  30. schaars – overvloedig

  31. scherp – bot

  32. schoon – vuil

  33. schuldig – onschuldig

  34. slap – stijf

  35. slim – dom

  36. slordig – netjes

  37. smakelijk – onsmakelijk

  38. smal – breed

  39. soms – altijd

  40. sterk – zwak

  41. stout – lief

  42. strak – los

  43. tam – wild

  44. toekomst – verleden

  45. vandaag – morgen

  46. veel – weinig

  47. verdrietig – blij

  48. verleden – toekomst

  49. vers – bedorven

  50. verstandig – onverstandig

  51. vet – mager

  52. vlug – langzaam

  53. vol – leeg

  54. voor – tegen

  55. voorzichtig – onvoorzichtig

  56. vorige – volgende

  57. vriendelijk – onvriendelijk

  58. vroeg – laat

  59. vroeger – later

  60. vuil – schoon

  61. waarschijnlijk – onwaarschijnlijk*****

  62. warm - koud

  63. weinig – veel

  64. wijd – nauw

  65. wijs – onwijs

  66. zacht – hard

  67. zeker – onzeker

  68. zichtbaar – onzichtbaar

  69. ziek – gezond

  70. zoet – zuur

  71. zon – maandag

  72. zwaar – licht

  73. zwak – krachtig

http://www.wereldwijzer.nl/images/icons/icon1.gif

100 vragen nederlandse samenleving inburgeringsexamen

Van de 100 vragen moeten er 30 juist beantwoord worden om te kunnen slagen. Het is een leuke test om zelf te maken, weet je meteen hoe het met je kennis van de nederlandse samenleving gesteld is. Ik heb de antwoorden weggelaten. Mocht iemand ze willen hebben omdat je er niet uitkomt, dan meld dat even, dan plaats ik ze.

Bij deze vragen hoort een boek met 100 foto’s en natuurlijk de antwoorden. De vraag die over het plaatje gaat staat eronder.

  1. In welk deel van de wereld ligt Nederland?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P002.jpg

  1. Welk land ligt ten zuiden van Nederland?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P003.jpg

  1. Welk land ligt ten oosten van Nederland?

  2. Welk land is groter, Nederland of Marokko?

  3. Welk land is kleiner, Nederland of Turkije?

  4. Wat betekent Nederland?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P007.jpg

  1. Kijk naar de foto, wat is dit?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P008.jpg

  1. Wat gebeurt er als er geen dijken zijn?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P009.jpg

  1. Noem een grote stad in de Randstad.

  2. In Nederland wonen daar veel mensen of weinig mensen?

  3. Wat is de hoofdstad van Nederland?

  4. In welke stad zit de regering?

  5. Waar woont de koningin?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P014.jpg

  1. Waar ligt de grootste zeehaven?

  2. Hoe heet de nationale luchthaven?

  3. Waar ligt Schiphol?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P017.jpg

  1. Wie helpt u als u in Nederland aankomt?

  2. Is Nederland vaak nat of droog?

  3. Als u naar Nederland komt, moet u dan opnieuw uw rijbewijs halen?

  4. In Nederland, zijn de wegen daar rustig of druk?

  5. In Nederland, zijn er veel fietsen of weinig fietsen?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P022.jpg

  1. Wat is typisch Nederlands in het verkeer?

  2. Leven Nederlanders veel binnen of buiten?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P024.jpg

  1. Wie ziet u op het plaatje?

  2. Was de koning van Spanje protestant of katholiek?

  3. Hoe lang duurde de oorlog met Spanje?

  4. Hoe lang bestaat de Nederlandse staat ongeveer, vijftig jaar of vierhonderd jaar?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P028.jpg

  1. Waren de VOC schepen voor de visvangst of voor de handel?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P029.jpg

  1. Wie schilderde dit schilderij?

  2. Is er in Nederland scheiding van kerk en staat?

  3. Door welk land is Nederland bezet tijdens de Tweede Wereldoorlog?

  4. Welke grote stad is in 1940 gebombardeerd?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P033.jpg

  1. Waarom is Anne Frank beroemd?

  2. Welke kolonie van Nederland wordt onafhankelijk vlak na de Tweede Wereldoorlog?

  3. Uit welk land kwamen veel gastarbeiders, uit Turkije of uit Engeland?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P036.jpg

  1. Welke kolonie van Nederland wordt in 1975 onafhankelijk?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P037.jpg

  1. Wie zijn dit?

  2. Uit welk land komt prinses Maxima?

  3. Hoe heet de kroonprins?

  4. Is Nederland een democratie?

  5. In welke stad zit het parlement?

  6. Wat is de belangrijkste wet in Nederland?

  7. Wie is de voorzitter van de raad van ministers, de minister president of de koningin?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P044.jpg

  1. Wie vergaderen in deze zaal?

  2. Hoe vaak zijn er verkiezingen, elke vier jaar of elke zes jaar?

  3. Hoe oud moet u zijn om te mogen stemmen?

  4. Heeft Nederland één politieke partij of meer politieke partijen?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P048.jpg

  1. Wat is de functie van deze man?

  2. Is discriminatie strafbaar of toegestaan?

  3. Hebben vrouwen méér rechten dan mannen of dezelfde rechten?

  4. Mogen vrouwen in Nederland zelf kiezen met wie ze willen trouwen?

  5. Is het discrimineren van homoseksuelen strafbaar of toegestaan?

  6. Heeft Nederland één staatsgodsdienst of zijn er veel godsdiensten?

  7. Zijn de kranten, radio en televisie vrij in hun mening?

  8. Heeft Nederland veel televisiekanalen of is er één staatstelevisie?

  9. Is homoseksualiteit toegestaan of strafbaar?

  10. Is wapenbezit zonder vergunning toegestaan of strafbaar?

  11. Is vrouwenbesnijdenis toegestaan of strafbaar?

  12. Is slaan van vrouwen toegestaan of strafbaar?

  13. Hebben alle mensen in Nederland hetzelfde geloof?

  14. Welke taal spreken de mensen in Nederland?

  15. Is het belangrijk om snel Nederlands te leren?

  16. Wat leert u in de Nederlandse taalles?

  17. Moet u voor een taalcursus betalen of is het gratis?

  18. Wie betaalt de taalcursus, de school of uzelf?

  19. Gaan in Nederland alleen kinderen naar school of ook volwassenen?

  20. Worden verjaardagen in Nederland gevierd?

  21. Als u bij iemand op bezoek gaat, maakt u dan meestal een afspraak of loopt u zomaar naar binnen?

  22. Opa’s en oma’s wonen die bij hun kinderen of wonen ze apart?

  23. Waarom is het goed om met kinderen naar de Nederlandse televisie te kijken?

  24. Wie is verantwoordelijk voor wat kinderen doen: de school of de ouders?

  25. Hoe oud zijn de meeste kinderen als ze naar school gaan?

  26. Vanaf welke leeftijd is onderwijs verplicht?

  27. Tot welke leeftijd is onderwijs verplicht?

  28. Leren kinderen als ze spelen?

  29. Wie kiest de school voor het kind: de ouders of de gemeente?

  30. Zijn er op school aparte klassen voor jongens en voor meisjes of zitten ze samen in één klas?

  31. Dragen kinderen op school een uniform?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P079.jpg

  1. Wat doet de jongen achter de computer, leren of spelen?

  2. Voortgezet onderwijs is dat voor kinderen vanaf vier jaar of vanaf twaalf jaar?

  3. Gaan alle kinderen vanaf twaalf jaar naar hetzelfde soort onderwijs, of zijn er twee richtingen?

  4. Tot welke leeftijd moeten kinderen naar school?

  5. Vanaf welke leeftijd mogen jongeren hun eigen keuzes maken?

  6. Uzelf verzekeren tegen ziektekosten, is dat verplicht of vrij?

  7. Wie betaalt uw verzekering tegen ziektekosten: de gemeente of uw partner?

http://members.ziggo.nl/h.schotel/inburgeringstoets/PlaatjesInNL/P086.jpg

  1. Als u ziek wordt, waar gaat u dan naar toe? Naar de huisarts of naar het ziekenhuis?

  2. Waar haalt men medicijnen op recept? Bij de drogist of bij de apotheek?

  3. In noodgevallen, waar gaat u dan naar toe, naar het ziekenhuis of naar de drogist?

  4. Waar werken de meeste specialisten?

  5. Voor wie is het consultatiebureau, voor grote kinderen of voor kleine kinderen?

  6. Wie werken er in Nederland, alleen mannen of mannen én vrouwen?

  7. Wanneer moet u werk gaan zoeken, zo snel mogelijk of later?

  8. Waar is steeds minder werk te vinden: in de industrie of in de zorg?

  9. Waar is veel werk te vinden: in de landbouw of in de zorg?

  10. Wat is makkelijker te vinden: werk in de beveiliging of in de landbouw?

  11. Hoe vindt u gemakkelijker werk, via familie of via de krant?

  12. Waar kunt u zich inschrijven als u werk zoekt, bij een school of bij een uitzendbureau?

  13. Geeft men elkaar bij dit gesprek eerst een hand of gaat men direct zitten?

  14. Krijgt u in Nederland een uitkering of moet uw partner voor u zorgen?

  15. Is het leven in Nederland duur of goedkoop?

Dit zijn de antwoorden die tricia er nog bij gezet heeft!!

http://www.wereldwijzer.nl/images/icons/icon1.gif

Re: 100 vragen nederlandse samenleving inburgeringsexamen
Hierbij de antwoorden:

  1. Europa

  2. België

  3. Duitsland

  4. Marokko

  5. Nederland

  6. laag land

  7. een dijk

  8. staat Nederland onder water

  9. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, en Almere, Amersfoort,
    Delft, Dordrecht, Haarlem, Hilversum, Haarlemmermeer, Leiden, Purmerend,
    Zaanstad en Zoetermeer.

  10. veel mensen

  11. Amsterdam

  12. in Den Haag

  13. in Den Haag

  14. bij Rotterdam

  15. Schiphol

  16. bij Amsterdam

  17. mijn partner

  18. nat

  19. ja → rijbewijs.nl

  20. druk

  21. veel

  22. fietsen

  23. binnen

  24. Willem van Oranje

  25. katholiek

  26. tachtig jaar

  27. vierhonderd jaar

  28. handel

  29. Rembrandt van Rijn

  30. ja

  31. Duitsland

  32. Rotterdam

  33. ze schreef een dagboek

  34. Indonesië

  35. Turkije

  36. Suriname

  37. prinses Maxima en prins Willem-Alexander

  38. Argentinië

  39. Willem-Alexander

  40. ja

  41. Den Haag

  42. Grondwet

  43. minister president

  44. de Tweede Kamer

  45. vier jaar

  46. achttien jaar

  47. meer politieke partijen

  48. burgemeester

  49. strafbaar

  50. dezelfde rechten

  51. ja

  52. strafbaar

  53. veel godsdiensten

  54. ja

  55. veel kanalen

  56. toegestaan

  57. strafbaar

  58. strafbaar

  59. strafbaar

  60. nee

  61. Nederlands (Oefeningen)

  62. ja

  63. Nederlands

  64. betalen

  65. ikzelf

  66. ook volwassenen

  67. ja

  68. ik maak een afspraak

  69. apart

  70. om Nederlands te leren

  71. de ouders

  72. vier jaar

  73. vanaf vijf jaar

  74. tot achttien jaar

  75. ja

  76. de ouders

  77. samen in één klas

  78. nee

  79. leren

  80. vanaf twaalf jaar

  81. twee richtingen

  82. tot achttien jaar

  83. vanaf achttien jaar

  84. verplicht

  85. mijn partner

  86. naar de huisarts

  87. bij de apotheek

  88. naar het ziekenhuis

  89. in het ziekenhuis

  90. voor kleine kinderen

  91. mannen en vrouwen

  92. zo snel mogelijk

  93. in de industrie

  94. in de zorg

  95. in de beveiliging

  96. via familie

  97. bij een uitzendbureau

  98. eerst een hand geven

  99. mijn partner

  100. duur

Misschien een idee om dit bovenin te plakken? Zo hoeven we nooit te zoeken :wink:

:wink: