RIJDEN door ALBANIE

Rijden door Albanie (Sqhriptice, flink je keel schrapen, van het stof)

Daar gingen we dus vanuit het allerzuidste Zuiden. Tot het allernoordste Noorden. Ik was wel nieuwsgierig,

Eerst Girokaster, een Unesco World Heritage stadje. Mooi, prachtige muren, prachtige daken van platte stenen net als Monodendri of Papingo in Griekenland.
Heel aardig, erg toeristisch, als je dan toch maar Albanie moet dan maar hierheen, zoiets straalde het uit.

Dan naar Tepelene (het eindpunt van Lord Byron ) en ik had nog niet tegen André, mijn reisgenoot, gezegd:
“” Je was bang dat de wegen slecht zouden zijn, maar dat valt erg mee, toch?…”
en toen begon het:
We reden op de doorgaande weg naar Tirana, met het idee dat zal wel de beste zijn, rood op de kaart. Maar dat was de grote misvatting juist omdat het de grote doorgaande weg was.
Uren brachten we door op een weg in aanbouw, dat begrepen we later pas. Opeens doken we een halve meter van het asfalt af en reden over een afgeschraapte grindweg. Kuilen overal, de weinige auto’s slingerden heen en weer en op en neer om de kuilen te vermijden. Kapotte uitlaten verstofte ramen, Mercedessen van 25 jaar oud, grote vrachtwagens stapvoets wiebelend en zwaaiend…wij, in het gelukkige bezit van een AWdrive deden nog 5 km per uur.
En dan opeens een riante strook asfalt. Lekker doorrijden, maar pas op! ieder moment kan dat stukje eindigen in een dikke rand die het begin vormt van een nieuwe steenslag hindernisbaan. We maken de gekste dingen mee, in dorpen en steden: bijv. een nieuw stuk 4baansweg, maar de vangrail is nog niet klaar. Dus is er midden in de weg een meters diepe greppel… Niet uitwijken dus ook niet voor enorme vrachtwagens op jouw rijbaan…, je ligt er zo in . Of in die aan de zijkant van de weg. Bij iedere kuil klappen je kaken op elkaar. We moeten er een tijdje om lachen, de eerste dag in elk geval. Ik roep af en toe: O nee! Maar André blijft er keurig doorheen rijden. Toch wel lachen van ongeloof.
En dan iedere 20 meter (niet overdreven) een Lavash, ons eerste Albannese woord: een autowasserij. Heb je geen geld, dan neem je een tuinslang en hangt een bordje op: Lavash!
De tweede dag,met een stuk asfalt in het verschiet, gingen we door de knieën en stopten bij een wasserij, de auto was grijs geworden. Precies 20 minuten is ie schoon geweest en toen begon het weer.
De weg tussen Durres en Podgorica, die aanvankelijk prima leek, was al gauw het ergst, Overal weer nieuwe stukken asfalt en daarna klapten onze kaken op elkaar omdat we diep wegzakten in grijs grind. Auto’s reden door een dikke mist van stof, je zag geen hand voor ogen, alsof er een bosbrand woedde. Als de omleidingen door bewoonde stukken leidde, lieten sommige bewoners een tuinslang met water lopen over de weg, tegen het stof, dat hielp wel maar tegelijkertijd ontstonden er grote vijvers op de weg waarvan je niet kon vermoeden hoe diep ze waren. Gelukkig reden daar weinig auto´s meer. Dus je kon rustig van links naar rechts zwiepen. Soms gingen we auto’s tegemoet aan de linkerkant van de weg. Ieder had zo zijn eigen idee wat de beste kant was.
Steeds weer dachten we Nu rijden we verkeerd, dit kán niet de doorgaande weg zijn.
Dus weer vragen en wijzen…maar het was waar. Ik wilde foto’s maken om te herinneren hoe erg het was, maar André werd steeds bozer en zei: Ik maak hier geen foto’s van al die lelijkheid.
En lelijkheid is er. Het landschap is al niet erg verleidelijk, eindeloze grijze kale bergen, net alsof iemand er met een stuk schuurpapier over gegaan is. Best aardige bouw, met een mooi gevoel voor kleur overal. Maar overal zooi, zooi, zooi. Het land van de drie PPP’s
Politie overal, Panne overal en Puin helemaal overal.

En dan, komend uit de steenhopen na een niemandsland van armoede, de grens met Montenegro Langs de kant, als een stel hopeloos verstofte olifanten, de vrachtwagens, wetend dat ze voor het donker ergens moeten slapen (er is natuurlijk nergens verlichting). Wij rijden langs de douanehokjes waar alleen gecontroleerd wordt of onze auto wel van ons is,
Montenegro in. langs keurige haarspeldbochten, langs nette huisjes met geraniums en gekortwiekte tuintjes. Spectaculaire weg trouwens, voor wie geen hoogtevrees heeft. Stoppen voor de uitzichten, duizelingwekkende afgronden inkijken, en aankomen in Kotor, een droom van een stad.
Heerlijk was het daar, alles mooi, duur parkeren, glanzende pleintjes, feëerieke verlichting van de burcht, spelende kinderen, blije toeristen.
Onze beloning…hoewel ik al slapend nog iemand hoorde opperen: Albanië daar ga ik nooit meer heen…’