Dag 214: Van Lhasa naar Kathmandu, deel 3
http://www.enkeltjebangkok.nl/_layouts/images/Menu1.gif
Iets voor acht uur lopen we ons hostel uit en zowaar, de vrachtwagen staat al voor de deur warm te draaien. Niet te geloven, iemand die zich eens aan de afspraak houdt. Natuurlijk is het een stuk gemakkelijker onderhandelen als je alternatieven hebt en de man heeft blijkbaar geld nodig, dus dat helpt ook. De bagage gaat achterin de lege laadbak en wij samen voorin. Nadat we nog een andere vrachtwagen aangetrokken hebben, gaan we weer op pad. Nepal, here we come!
http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-03sv.JPG
Het is duidelijk waarom het laatste stuk van de reis een stuk langer zal gaan duren dan het eerste deel. Vlak na Tingri stopt de weg en gaat over in een grindweg. Niks meer asfalt, maar stoffige hobbelwegen. Dat verklaart ook waarom er altijd zoveel tijd voor de rit naar de Nepalese grens stond en waarom die ook nog eens met 4WD auto’s gemaakt moet worden. De chauffeur heeft er flink de gang in en hobbelend en schuddend maken we flink wat kilometertjes.
De man heeft een gewone cassetterecorder in de auto en even later schalt zelfs André Hazes uit de speakers. We denken eerst dat de chauffeur het wel leuke muziek vindt, maar als hij een half uurtje later zomaar op de stopknop drukt, vermoeden we dat dat toch niet zo is. Ach, who cares, wij hebben het naar onze zin. Wat is er nou leuker dan met een alternatieve manier van vervoer zo’n geweldige tocht te maken.
En geweldig is het. We zitten hoog in de cabine en hebben door de voorruit een prima uitzicht. Heel wat beter dan in een gewone auto. Het landschap is groots en wijds en in de verte zien we hoge met sneeuw bedekte pieken. Volgens ons moeten we daar dwars doorheen, dus het uitzicht zal alleen nog maar beter en spectaculairder worden. Af en toe komen we een verdwaalde Land Cruiser of vrachtwagen tegen, maar voor de rest is het alleen maar heel leeg en stil.
Twee uur nadat we op weg gegaan zijn, komen we weer een soort poort tegen, nu van honderden gebedsvlaggen. We zijn boven op de Tong-la pas op 5120 meter hoogte. In Lhasa hebben we een paar gebedsvlaggen gekocht, die we in het Everest Base Camp hadden willen ophangen, maar aangezien we dat niet gehaald hebben, is dit een goed alternatief vinden we. Als ik de gebedsvlaggen omhoog houdt en gebaar dat we willen stoppen, begint de chauffeur te lachen en zegt in zijn beste Engels: ‘Good!!’ Niet voor niks hangt er aan zijn binnenspiegel een afbeelding van Boeddha.
Als we uitstappen, zijn we blij dat we warme kleren aangetrokken hebben, want het is er ijskoud en de rijp staat op de touwen van de vele vlaggen die er al hangen. Snel hangen we onze vlag op en maken een paar foto’s. Die blijft hier tot in de eeuwigheid hangen, aangezien je nooit gebedsvlaggen mag verwijderen. Van tevoren hebben we de datum, onze namen en website op de vlaggen gezet, dus hebben we toch op een originele manier een beetje onze sporen achtergelaten op het dak van de wereld.
Niemand die het waarschijnlijk ooit zal zien, maar voor ons toch wel een heel uniek gevoel.
De rit gaat verder en het landschap wordt steeds mooier. We dalen steeds verder af, maar komen ook steeds dichter bij de enorme bergketen die Nepal en Tibet scheidt. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, vormt de Himalaya slechts de rand van Tibet, ten noorden daarvan is het een enorm hoogland met een gemiddelde hoogte rond de 4000 meter en de bergen vormen meer een heuvellandschap dan dat je het gevoel hebt echt dwars tussen de bergen te rijden. Alleen de ijle lucht en het buiten adem zijn na een stuk sjouwen met de rugzakken herinneren je eraan dat je echt héél hoog zit.
Vanuit de hobbelende en schuddende auto maken we zo goed en kwaad mogelijk foto’s en als we echt iets zien dat de moeite waard is, vragen we de chauffeur om te stoppen. We betalen hem toch niet voor niks en die vijf minuten maken ook geen verschil vinden wij. We rijden tussen de enorme toppen door en zijn het er over eens dat de rit van Nepal naar Lhasa lang zo mooi niet is als andersom, omdat je dan het mooiste eigenlijk al gehad hebt en het landschap saaier wordt, in plaats van spectaculairder.
http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-07v.JPG
Om half twaalf rijden we Nyalam binnen, daarna is het alleen nog maar afdalen naar de grens. Hier moeten de paspoorten weer gecontroleerd worden en dat is echt een lachertje. Pam staat ondertussen ergens foto’s te nemen en ik laat de paspoorten zien. De man neemt ze aan, slaat ze ergens open en staat alleen maar naar de vele stempels, stickers en visa te kijken die we ondertussen verzameld hebben. De pagina’s met onze foto’s en de Chinese visa worden niet eens bekeken. Wat een lachertje, die controles. Naar onze permits, die we dus niet hebben, wordt niet eens gevraagd.
Na Nyalam wordt de weg veel slechter en kleeft tegen de berghellingen aan. Hiervoor reden voornamelijk door de hooglanden en af en toe over een top, maar nu slingert de weg zich langs steile bergwanden, zoals je dat ook in de Alpen terugvindt. Er wordt hier veel aan de weg gewerkt en overal zien we ploegen mensen van alles en nog wat doen. Betonwanden worden gemaakt, gaten worden opgevuld, stenen worden met de hand in vrachtwagens geladen, we zien landmeters en allerlei werkvolk.
De mensen slapen gewoon op hun werkplek, de tenten waar ze wonen staan op kleine richels en in hoeken. Van sanitaire voorzieningen is hier geen sprake en het water waarmee wordt gekookt en gewassen, wordt direct uit beekjes getapt. We zien niet alleen mannen, maar er werken ook vrouwen en kinderen lopen rond de tenten. Wat een leven. Van arbo wetgeving hebben ze hier vast nog nooit gehoord, gezien het feit dat waar we in Nederland een grote machine voor zouden gebruiken, hier gewoon met de hand gaat, maar iedereen heeft wel een veiligheidshelm op. Heel raar.
Alles wordt ook steeds groener naar mate we verder zakken. Er staan weer bomen tegen de hellingen en overal zien we water stromen. Dat het nodig is dat de weg flink onderhanden genomen moet worden, is ons wel duidelijk. Op veel plekken is de weg niet meer dan een modderpad en er zijn meer kuilen dan vlakke stukken. Soms rijden we door grote sneeuwbulten heen, waar op de plek van de weg een gat is gemaakt. Dat deze weg in de strenge winter regelmatig geblokkeerd wordt door landverschuivingen en sneeuw, verbaast ons dan ook niet.
Het water komt van de bergen gekletterd en twee keer rijden we onder een soort waterval langs. We hopen dat onze rugzakken achter in de open laadbak droog blijven.
Eindelijk, om kwart voor één, rijden we Zhangmu binnen. Na bijna vijf uur schudden zijn we bij de grens en kunnen we naar Nepal toe. Schatten hoe lang we er over zouden doen, gaat zelfs deze chauffeur, die deze rit al veel vaker gemaakt heeft, niet goed af. Maar we zijn gewoon blij dat we er zijn.
De chauffeur moet er weer uit om zijn papieren te laten zien en wappert ook naar ons, maar als we uit willen stappen, kunnen we ineens weer blijven zitten. We snappen er soms helemaal niks meer van. Je mag niet zonder permit door Tibet reizen, ook niet met het openbaar vervoer of liften met de lokale bevolking, maar bij de controles wordt nergens naar gekeken en komen we zonder problemen waar we moeten zijn.
Zhangmu is niet meer dan een plaatsje dat aan de weg is gebouwd die er al lag. Gelukkig is men hier wel zo verstandig geweest om de weg al te verharden, anders zou het helemaal een zooitje worden in het dorp. Overal staan vrachtauto’s langs de weg geparkeerd. Niet alleen Chinese, maar ook allemaal Nepalese, die er totaal anders uitzien.
Ergens midden in het dorp stappen we uit en inspecteren onze rugzakken op waterschade. Die van Pam is zeiknat en vies aan de onderkant, die van mij gelukkig niet zo erg. We hopen dat de inhoud droog is gebleven. Vanaf waar we staan, hebben we een mooi uitzicht op de Friendship bridge in de diepte, die de grens tussen China en Nepal vormt.
Het is grappig om te zien dat de bevolking hier al heel anders is dan de rest van China en Tibet. We zien natuurlijk Chinezen en Tibetanen, maar herkennen ook al de vele Nepalezen die hier wonen. De saaie kleding die we laatste tijd alleen maar zagen, wordt nu afgewisseld met kleurrijke sari’s. En we worden zelfs veel in het Engels aangesproken of we geld willen wisselen. Meer dan ‘change money’ kunnen ze ook niet, maar we komen ter plekke van ons laatste Chinese geld af. We regelen een taxi die ons naar de grensovergang brengt en proppen ons in het kleine autootje.
De Chinese grensovergang is acht kilometer voor de brug en die is om de één of andere reden gesloten. Pauze ofzo. Maar we staan nauwelijks te wachten, of er komen allemaal mensen in uniform aan. Blijkbaar kunnen we weer. Onze paspoorten en visa worden ernstig bekeken, maar er wordt niet om onze permits gevraagd en we krijgen keurig een exit-stempel.
http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-18v.JPG
Aangezien de officiële grens nog ruim acht kilometer verder is en dat wel wat te ver lopen is, regelen we een taxi. We stappen in en krijgen dan weer te horen dat er eerst nog drie passagiers moeten komen, voor we vertrekken. Ja, daaaggg. Ik maak duidelijk dat we tien minuten willen wachten en dan weg willen, anders zoeken we een ander die wel wil. De man zegt dat het bij allemaal zo is, maar de bestuurder van de auto aan de overkant van de weg heeft daar niet zo’n probleem mee en hij wil direct vertrekken. We hevelen onze bagage weer eens over en zijn weg.
We passeren een enorme rij Nepalese vrachtwagens, die zo te zien voor de grens staan te wachten. Vol of leeg, weten we niet, maar wel dat ze er al heel lang staan. Dat doet echt aan de oude tijden in Europa herinneren, als de Franse of Italiaanse douane het weer eens op haar heupen kreeg en de grenzen dicht gooiden. De rest van de weg naar de brug is natuurlijk weer onverhard. Hoe moet dit deel van het land nou tot ontwikkeling komen, als je er niet eens voor zorgt dat er een normale weg loopt?
De economische schade moet echt enorm zijn, maar wat kan je anders verwachten van paranoia landen zoals China. Beneden stappen we uit en lopen naar de brug. Nog een korte blik in ons paspoort en we kunnen de grens over. We zijn China uit!!
Op de brug begint de chaos al van Nepal. Wat een verschil met China. De grens is hier een groot hek dat dicht is, met ernaast een hokje waar je doorheen kan lopen. Er staat een grote mensenmassa voor, waarvan we denken dat ze er allemaal door moeten, maar die blijkbaar daar allemaal maar staan. Militairen duwen de mensen uit elkaar, zodat we er door kunnen. Die mensen willen dus blijkbaar Nepal in of staan te wachten op mensen die daar vandaan komen.
We vragen waar we moeten stempelen, maar er wordt wat gewezen en we lopen maar door. Nergens een bord of kantoor te zien. Een stuk de weg af zien we dan eindelijk een bord van ‘immigration’ en wandelen daar naar binnen. Het is een groot hok met een balie, waar vier man erg druk zijn… met de krant te lezen. In een kantoortje zien we de (waarschijnlijke) baas van het stel erg druk aan de slag met… een tijdschrift. Zo te zien heeft men hier niet al teveel last van werkstress. Met tegenzin krijgen we een documentje en vullen het in. Een stickertje in ons paspoort en een stempel en we zijn klaar. Wij zijn in het volgende land op ons lijstje.
We zijn nog niet buiten of we worden aangesproken of we met een auto willen meerijden naar Kathmandu. We denken dat we zo wie zo te laat zijn voor de bus, want er gaat er maar één om twee uur 's middags, en onderhandelen even over de prijs. Als we vragen hoe laat het eigenlijk is, blijkt het 4,5 uur vroeger te zijn dan we dachten. De klok moest niet twee uur en een kwartier vooruit, maar terug en het is dus pas tegen half één. Onze spullen gaan vast achter in de jeep en we nemen nog wat te drinken, voor we om één uur wegrijden.
Het is ongeveer 120 kilometer naar Kathmandu, een uur of drie rijden. Dat lijkt lang, maar als de weg net zo begint als hij in China is geëindigd, verbaast ons dat niet. Het blijkt echter mee te vallen en iets verder begint het asfalt. Wel af en toe onderbroken door flinke gaten en kuilen, maar we schieten flink op.
http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/081-05v.JPG
Om drie uur rijden we de Kathmandu vallei in en zijn er bijna. Het duurt nog wel een uur voor we in het centrum zijn, maar we genieten van de chaos en de drukte om ons heen. Toeterende auto’s en motoren, verkeer dat overal door elkaar heen rijdt, straatverkopers, mensen die niks doen en aan de kant van de weg hangen, het is teveel om op te noemen. Waar we het meest blij om zijn, is wel de temperatuur. In onze truien en jassen hebben we het maar warm en dat vinden we helemaal niet erg.
Midden in Thamel, de backpacker wijk in Kathmandu, worden we eruit gezet en kunnen we op pad naar een hotelletje. Zoeken hoeven we niet, want naast de vele mensen die natuurlijk de goedkoopste en beste hotels van de hele stad in aanbieding hebben, worden we aangesproken door een Duits meisje met haar ouders. Aangezien we ondertussen weten dat oudere mensen vaak wel in fatsoenlijk hotelletjes zitten, lopen met ze mee en na flink onderhandelen (met natuurlijk bijna 50% korting) vinden we een mooie kamer met balkon, midden in de stad. Het enige waar we nu nog naar verlangen is een lekkere douche…
Misschien vinden veel mensen onze reactie, dat we blij zijn om China en Tibet uit te zijn, onterecht, maar we waren het wel helemaal zat. Zoals al veel vaker gezegd, met de taal kom je echt nergens. En als je al wat Chinees kan spreken, doen ze negen van de tien keer alsof ze je niet verstaan. De mensen zijn ook helemaal niet zo aardig. Negeren is hier de oplossing als ze je vooral niet kunnen helpen, wat vaak genoeg voorkomt omdat ze je niet begrijpen en omdat ze bang zijn om gezichtsverlies te lijden. Of als ze je wel kunnen helpen maar niet willen, is negeren ook de oplossing. Van borden kan je ook niks maken, dus daar schiet je ook al niks mee op.
We vinden Chinese mensen over het algemeen ook dom. Echt waar. Een ansichtkaart met postzegel en adres erop voor iemands neus houden? Dan neem je toch aan dat die wel snapt dat je een brievenbus zoekt. 1,3 miljard Chinezen niet. Een asbak vragen in een restaurant door een sigaret te laten zien en een aftikgebaar te maken? Alsof ze water zien branden.
We kunnen ons ook best voorstellen dat sommige mensen Tibet helemaal geweldig vinden. Lhasa is heel indrukwekkend, de mensen zijn aardig en Barkhor en de Jokhang tempel zijn geweldig om te zien. Maar zodra je buiten Lhasa komt, zien mensen je alleen maar als wandelende bank. Daar merk je niks van als je met een Land Cruiser naar het Everest Base Camp en de Nepalese grens gaat. De route is fantastisch, de bergen zijn schitterend en het landschap geeft je een nietig gevoel.
Als je echter met het openbaar vervoer gaat of dat transport lastig wordt, is men er alleen maar op uit om je een poot uit te draaien. Het enige waarmee men je wil helpen, is zo snel mogelijk van je geld afkomen. Op dat moment zijn de Tibetanen helemaal niet meer die aardige mensen, zoals wij ze hadden voorgesteld, maar inhalig en men houdt zich gewoon niet aan afspraken. Waarschijnlijk valt dat wel mee als je echt de binnenlanden ingaat, maar niet langs de toeristenroute tussen Lhasa en Nepal en dat is toch de plek waar de meeste mensen komen.
het originele verhaal: http://www.enkeltjebangkok.nl/C6/Van%20Lhasa%20naar%20Kathmandu%20dl%203/default.aspx