Reisverhaal: Enkeltje Bangkok in Tibet

Pamela en Richard -kortweg Pam en Ries- zijn op 8 september 2006 vertrokken op wereldreis. Het enige wat vast lag was een enkele vliegreis naar bangkok, en daarna zouden ze wel zien waar ze terecht kwamen.

Het plan was een wereldreis van een jaar, na dik 12 maanden hebben ze ‘eindelijk’ Azie verlaten en zitten ze nu in Afrika en feb 2008 reizen ze naar Zuid-Amerika. En zijn nog lang niet uitgereisd.

Ook hebben ze door Tibet gereisd. Op geheel eigen wijze: liftend naar de grens met Nepal. Lees hier hun reisverhaal.

Voor meer verhalen en informatie: www.enkeltjebangkok.nl

Dag 206 t/m 208: In 48 uur met de trein naar Lhasa

http://www.enkeltjebangkok.nl/_layouts/images/Menu1.gif

Eindelijk is het dan zondag. Vandaag stappen we in de trein naar Lhasa. Voor vertrek shoppen we nog even bij een mega grote supermarkt, waar we in Nederland jaloers op zouden zijn. De vers-afdeling is hier zo groot als bij ons de totale supermarkt. Verse vis (nog levend in de aquaria), schildpadden, verse kruiden, meer dan honderd soorten thee in potten, heel veel groenten en fruit (waarvan we de helft niet eens herkennen), vlees in alle soorten en maten (waaronder de bekende varkensneuzen en kippenvoeten) en brood, gebak en snacks, die ter plekke vers gebakken worden. Kant en klare verse noodles kan je zelf scheppen en het assortiment droge noodles in zakjes en bakjes beslaat meer dan twee hele lange rijen. En allemaal onleesbare etiketten. Op sommigen staat een hele kip afgebeeld, dikke plakken beef of gebakken eieren en garnalen. Maar dat alles treffen wij nooit in de bakjes aan.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/077-03v.JPG

Op het station is niets veranderd ten opzichte van ons laatste bezoek daar. Nog steeds bivakeren er duizenden mensen op en rond het stationsplein. We ‘vluchten’ het station binnen en daar gaat de totale volksverhuizing gewoon verder. Er vertrekken de komende paar uur vijf treinen. Onze gaat als eerste en we hebben nog anderhalf uur, maar het lijkt alsof alle mensen persé vooraan willen staan. Ongelooflijk wat ze hier allemaal meesjouwen. Koffers en tassen, maar ook dekbedden, emmers en kleerhangers. Het lijkt me stug dat ze die in Lhasa niet verkopen…? In de wachtruimte hangen en liggen de mensen op en tussen hun bagage.

We spotten maar liefst zes westerlingen in deze mensenmassa. En dan een half uur voor vertrek wordt er iets omgeroepen en komen alle mensen in beweging. Intussen is het ons duidelijk waarom iedereen zo vroeg komt én vooral zo hard dringt om in de trein te komen. Er is maar beperkte ruimte voor bagage en er zijn kaartjes verkocht zonder vaste (zit)plaats. Wie het eerste komt, heeft dus de beste plek. Kan je het je voorstellen? Zo’n 48 uur op een stoel? De totale afstand bedraagt ruim 3.300 kilometer en onderweg stoppen we maar enkele keren.

In ons compartiment hebben twee heren én een kind zich al geïnstalleerd. Hebben wij weer, een kind, een jongetje nog wel (die hebben een veel hoger zeur- en jengelgehalte dan de meisjes) en dan ook nog als vijfde terwijl er vier bedden zijn. We geven één van onze onderbedden aan de vader met kind. Twee dagen met een kind op een bovenbed zitten is geen feest. Of ze zitten de hele dag op een van onze bedden en dat is voor ons geen feest. Om exact 18.18 uur vertrekken we dan echt. Joehoe, Lhasa, here we come!!!

In de gang lopen mensen op en neer en ineens horen we Nederlands praten. Dat is zeker de afgelopen maand niet voorgekomen. In de restauratiewagen drinken we met de twee Nederlandse heren een biertje. Zij zijn hier maar een kleine twee weken. Vanuit Chengdu naar Lhasa, dan Kathmandu en weer terug naar huis. Dat doet ons weer even beseffen hoe goed wij het hebben. Onze ‘plicht’ reikt niet verder dan dat we over een kleine twee maanden in Istanbul moeten zijn.

Personeel is er in overvloed op deze trein en een van de dames geeft onze reisgenoten een formulier, wat ze driftig in gaan vullen. Geen idee wat het is maar later komt ze met de Engelse versie. We moeten een soort gezondheidsverklaring tekenen. Dat we weten dat we op grote hoogte gaan reizen en dat we de gevaren hiervan kennen en geen ziektes onder de leden hebben die op die hoogtes gevaarlijk zijn. De ziekte ‘hartkwalen’ kan gevaarlijk zijn, evenals de ziekte ‘zwangerschap’… tja… Misschien dat ze zwangerschap hier in China een ziekte noemen vanwege de overbevolking. In ons compartiment zit een kastje waarop de tekst ‘oxygen supply’ staat.

Ergens na Golmud geven ze extra zuurstof in de trein omdat we dan op het Tibetaans Plateau zijn, in de Himalaya en bergtoppen gaan oversteken die soms meer dan 5.000 meter hoog zijn. We kunnen ons er allebei nog steeds weinig bij voorstellen.

De twee Nederlanders reizen georganiseerd en de treinkaartjes zijn voor hen geregeld, evenals hun permit. Ze laten ons een onleesbaar document zien, wat volgens ons dan toch echt de permit moet zijn. Bijna niemand krijgt dat ding ooit te zien, dus er gaan al verhalen rond dat het helemaal niet bestaat maar puur een kasspekker voor de Chinese overheid is.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/077-12v.JPG

We slapen goed de eerste nacht en voor we het weten zijn er al weer ruim twintig uur voorbij. De trein rijdt niet echt hard en het landschap is niet bijzonder. Weer het zelfde grauwe en saaie China, wat we onderweg van Hong Kong naar Beijing ook al zagen. De lente moet hier nog haar intrede doen en de bomen zijn overwegend kaal en met stof bedekt. Overal wordt op het land gewerkt. Akkers zijn omgeploegd maar nog bijna nergens zijn gewassen te zien. Geen idee ook wat ze hier verbouwen.

Af en toe passeren we een grote stad en zien we fabrieken waar hoge torens dikke rookpluimen uitspugen. Ook rijden er vrachtwagens die afgeladen zijn met steenkool of zoiets. Weer valt het op dat we tot nu toe nergens door stille natuurgebieden gereden zijn. Overal staan wel huizen of hutten, zijn mensen aan het werk of wordt iets verbouwd of gemaakt. Intussen zien we al wel overal om ons heen bergen. Het landschap verandert en er komt ook steeds meer zon.

Zojuist zijn we in Lanzhou gestopt. Dit was de derde stop sinds vertrek en ik kijk even wat ik over deze stad terug kan vinden. Altijd aadig om te weten waar je bent. Lanzhou heeft 2,8 miljoen inwoners en heeft de toch wel bizarre eer om de meest vervuilde stad ter wereld te zijn. Nu maakt China er sowieso een potje van, want van de twintig meest vervuilde steden op aarde liggen er zestien in China.

We stappen even uit de trein en kopen een soort pannenkoek en kippenpoten. Deze keer in de kluifvorm zoals we die thuis ook kennen. Onze reisgenoten eten noodles en kippevoeten en lachen als wij een plak kaas in onze pannenkoek doen. Ze moeten eigenlijk om alles lachen. Vooral toen we zelf koffie gingen zetten, in plaats van de geijkte thee die de Chinezen heel de dag met zich meeslepen. Af en toe probeert een van de mannen in het Chinees een gesprekje met ons aan te knopen maar op een of andere manier dringt het niet tot hen door dat onze kennis stopt bij ‘Ni hao’. We lachen maar wat naar elkaar en zo lang ze maar niet op de vloer van ons compartiment gaan spugen, vinden wij alles best. V

anaf de gang klinken geregeld flinke ophalen en rochels en daarna zo’n spuuggeluid. Het was me niet duidelijk waar die klodder dan belandde maar als ik op het tussenstuk een sigaretje ga roken, is het al snel duidelijk. Gewoon daar, voor de deur op de grond. Dat er drie wasbakken net om de hoek zitten, schijnt niet te deren. Cultuur is toch maar een vreemd iets.

De uren tikken verder en het landschap wordt steeds onherbergzamer en meer desolaat. Enorme vlakten, waar bijna niks groeit en wat er staat, is dor. In de kleine stroompjes zien we de eerste ijsbrokken en af en toe ligt er al wat sneeuw. En dan zo maar uit het niets doemt er een dorpje op.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/077-18v.JPG

Nederzetting is eigenlijk een beter woord. Hutten die eruit zien alsof ze van leem gemaakt zijn, erg klein en vaak zonder ramen. Er zijn geen wegen maar zandpaden en verder is er niets in een kilometers wijde omgeving. Terwijl ik zo naar buiten staar, vraag ik me af wat deze mensen de hele dag doen, hoe hun sociale leven eruit ziet, of hun kinderen naar school gaan, wat ze doen als ze ziek zijn en of ze überhaupt weten wat er zoal in de wereld gebeurt. Een stuk verder, in niemandsland, rijdt een brommer. Misschien is hier de uitspraak ‘Van god en alles verlaten zijn’ wel ontstaan.

Soms loopt er een kudde schapen aan de dorre struikjes te grazen en in de buurt moet dan de herder wonen. En dan zie je zo maar een tent eenzaam en alleen staan. Er steekt een buis naar buiten waar rook uit komt. Wat zou zo’n herder nou 's avonds doen als hij in z’n tent zit? En dat week in week uit? Zijn maaltijd zal wel bestaan uit schapenvlees en schapenmelk. Stiekem ben ik blij dat de trein doorrijdt. Petje af voor de mensen die zo leven maar ik krijg de kriebels van het troosteloze en kleurloze landschap. Je zou hier zo maar zwaar depressief kunnen worden en dat terwijl ze waarschijnlijk nog nooit van stress gehoord hebben. De nederzettingen zijn allemaal grijs en beige en dan wappert er een rode Chinese vlag hoog in een mast. Da’s dan wel gelijk de enige kleur in de wijde omgeving.

We lezen een beetje, luieren, laptoppen en luisteren muziek. En Ries probeert onze Chinese reisgenoten uit te leggen hoe Sudoku werkt maar dat loopt al snel spaak. Gelukkig worden we gered door een Chinees meisje wat Engels spreekt. De man in het bovenbed wordt gelijk enthousiast en hij ligt de komende uren te puzzelen. Of hij er iets van snapt weet ik niet maar hij vult in elk geval links en rechts cijfers in en het is een mooi tijdverdrijf. Intussen hebben we de zuurstofslangetjes gekregen. Geen idee hoe hoog we nu al zitten maar we zijn bijna 29 uur onderweg en alle flesje, pakjes en andere afgesloten verpakkingen staan intussen flink bol. Buiten is niets meer te zien behalve heel af en toe ergens in de verte een lampje.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/077-22v.JPG

Het traject vanaf Golmud naar Lhasa is rond de 1.100 kilometer en 80% van dit deel van de reis gaat over hoogtes van meer dan 4.000 meter. De helft van de tijd rijden we over landschap wat constant bevroren is. Ondanks dat er met ons nog honderden andere mensen in de trein zitten en er elke dag minstens vier overvolle treinen vanuit diverse plaatsen in China naar Lhasa rijden, heb ik toch het gevoel dat we iets heel bijzonders en unieks aan het doen zijn. Wat is het toch weer geweldig om wereldreiziger te zijn!!

De volgende ochtend kijken we verbaasd naar buiten. Geen hele hoge bergen of sneeuw te zien maar een woestijnachtig landschap. De stroompjes en riviertjes zijn bedekt met een laag ijs en in de verte zijn ijzig witte bergtoppen te zien. Als we dan ons hoogste punt van de reis bereiken, 5.068 meter, wordt het eigenlijk pas duidelijk waarom we geen hele hoge bergen zien. We zitten zelf al heel hoog in die bergen!!

Daarna verdwijnen de vlaktes van het Tibetaanse Plateau en naderen we Lhasa. Buiten het station worden we weer besprongen door jongens met minibusjes en we laten ons afzetten in de oude wijk Barkhor. Even een stukje met de rugzaken lopen en we merken gelijk dat we op 3.700 meter hoogte zitten. Ons hotel is niet jofel, de gedeelde toiletten zijn ronduit goor en na zes uur 's avonds is er geen warm water. Maar we zijn blij dat we in Lhasa zijn.

Het is dat we bij binnenkomst in de stad gelijk het Potala paleis zien staan, anders zou je nog kunnen denken dat je in een willekeurige Chinese stad beland bent. Niets geeft je nu het gevoel van magie, verdraagzaamheid, puurheid of spiritualiteit. De stad is vrij groot, vol gebouwd, overal zijn winkels en delen van de stad zijn grote bouwputten. Geen idee wat de Chinezen hier allemaal van plan zijn maar het lijkt niet veel goeds. Toch is het straatbeeld totaal anders dan tot zover in China. Overal lopen mensen met gebedsmolens, vaak in Tibetaanse klederdracht.

De bouwstijl is anders en veel gebouwen zien eruit alsof er jaren geen onderhoud gepleegd is. Op straat is het een chaos van fietsers, fietstaxi’s, auto’s, taxi’s, bussen en voetgangers. En daar tussen door lopen de monikken in hun rode gewaden.

Als we 's avonds de menukaart openslaan, zijn de beef en het varken verdwenen. Blijft de yak over. Na het eten duiken we nog even het internetcafé in dan gaat ons lampje uit. De lange reis hier naar toe en de hoogte eisen z’n tol.

het originele verslag: http://www.enkeltjebangkok.nl/C18/In%2048%20uur%20met%20de%20trein%20naar%20Lh/default.aspx

Dag 209 t/m 211: Lhasa

Onze eerste ochtend in Lhasa worden we allebei met een zwaar hoofd wakker. We hebben vreemde dromen gehad, elk uur wel voorbij zien komen en een enorm droge mond. Na tien dagen van lamballen in Chengdu waren we van plan om de speed er nu weer in te gooien, maar dat blijkt dus geen goed plan. Het lijf heeft toch even wat tijd nodig om te wennen aan de grote hoogte en de droge lucht.
Het eerste wat we doen, is van kamer wisselen.

De stinklucht op de ranzige gedeelde wc’s zorgt ervoor dat we de (koude) douche niet eens in durven te gaan. De nieuwe kamer is ook verre van schoon en fris, maar we hebben in elk geval een eigen badkamer met warm water. Het is strakblauw buiten en de zon staat al flink te schitteren. We gaan dan ook snel op pad, zonder dikke winterjassen, handschoenen en mutsen. Het is een drukte van belang op straat en overal lopen mensen met hun gebedsmolens. Eerst gaan we naar het Nepalese consulaat om ons visum te regelen. Dat gaat gemakkelijk. Formulier invullen, even verzinnen waar we werken en hoeveel geld we op denken te gaan maken en dan morgen het visum ophalen. En dan op naar het Potala Paleis, de plek waar voorheen de Tibetaanse regering zetelde en het winterpaleis van de Dalai Lama.

Ondanks dat we het paleis natuurlijk kennen van foto’s, zijn we allebei enorm onder de indruk. Wat is dit bouwwerk groot en markant, dertien verdiepingen hoog en meer dan duizend vertrekken en tempels. Rondom het paleis lopen heel veel Tibetanen de kora, het pelgrim circuit, zoals gebruikelijk met de klok mee. In hun rechterhand hebben ze een gebedsmolen, waarin een stuk papier zit, waar mantra’s op staan. Door de molen te laten draaien, worden de gebeden als het ware met de wind mee gevoerd.

De rozenkrans gaat door de linkerhand, vergezeld van gebeden die gepreveld worden. De meeste mensen zijn Tibetanen, hoewel het aantal Han-Chinezen in Lhasa inmiddels helaas groter is dan het aantal Tibetanen. Je kunt de verschillen goed zien aan de gelaatstrekken, de traditionele kleding en kapsels en de houding. En Tibetanen zijn erg nieuwsgierig, in tegenstelling tot Chinezen. Aan de voorkant van het paleis knielen de Tibetanen op de stoep en gaan zelfs languit liggen.

De meeste herhalen dit meerdere keren, staan weer op en doen het zelfde rondje paleis nog een keer. Het is heel bijzonder om dit mee te maken en om te zien hoe de mensen hier met hun religie om gaan. Binnen in het paleis is het niet zo druk. We gaan de trappen op met een ouder echtpaar en een monnik. Zij bekijken ons aan alle kanten, samen hijgen we onderweg even uit en verder dan naar elkaar lachen, komen we niet. Wat is het toch jammer dat we op geen enkele manier met elkaar een gesprek kunnen voeren want het mystieke sfeertje dat hier heerst, zorgt ervoor dat we graag het verhaal van deze mensen zouden willen horen.

We dolen door het paleis, van de ene gebedsruimte naar de andere. Terwijl wij in stilte genieten van alle indrukken en de rust die hier heerst, maken de Tibetanen hun rondjes langs de vele tientallen Boeddha’s en brengen hun ceremoniële offers. Het lijkt hen niet te deren dat wij er ook zijn. Dat is het mooie van het Boeddhisme. Het is een heel open religie, waar het er relaxed aan toe gaat en iedereen - gelovig of niet - mag een kijkje nemen.

Overal branden kaarsjes en er hangt een indringende geur van jakboter. De ene ruimte is nog indrukwekkender dan de andere, hoewel er weinig pracht en praal in de zin van kostbaarheden is. Grote en kleine Boeddha’s kijken op ons neer en de Tibetanen strooien driftig met geldbiljetten. Waar je ook kijkt, overal liggen ze. We vroegen ons al af waarom er toch biljetten van omgerekend één eurocent in omloop zijn, maar dat is nu snel duidelijk.

Dit is geloofsgeld. De monniken brengen hier hun dagen door met bidden, yakboterthee drinken, gezellig keuvelen en geld tellen. De geur, sfeer en mystiek zijn op geen enkele manier te beschrijven. Het is hier zo geweldig vredig en sereen, hoewel de hele geschiedenis van bloedvergieten en onderdrukking hier haaks op staat. En nergens is ook maar een afbeelding van de huidige Dalai Lama te zien. Het enige wat aan zijn voorgangers doet herinneren, zijn de enorme graftombes.

Het paleis sluit om één uur haar deuren en veel te vroeg naar onze zin moeten we weer vertrekken. Buiten, rondom het paleis lopen nog steeds mensen de kora en we sluiten hierbij aan. Al snel komen we langs de honderden gebedsmolens, waar de mensen langslopen terwijl ze er een flinke draai aan geven. Aan de achterkant van het paleis is een groot park met een meer.

Hier zitten we een hele tijd in stilte, kijken naar alle mensen die langskomen en de mensen kijken naar ons. Sommige blijven staan, kijken ons aan en als we dan lachen en zwaaien, breekt ook bij hen een glimlach door. Wat is deze dag geweldig indrukwekkend. Het is gewoon moeilijk om dit alles onder woorden te brengen.

De volgende ochtend gaan we naar de Jokhang Tempel. Als we in de buurt van de tempel komen, worden we al snel in het Barkhor circuit opgenomen. Dit is de kora route rondom de tempel, waar honderden Tibetanen weer een soort pelgrimstocht maken. Vergeleken bij wat we hier meemaken, valt wat we gisteren bij het Potala Paleis zagen in het niet. Tientallen mensen liggen geknield voor de ingang, terwijl de stroom van passanten met gebedsmolens alleen maar groter wordt.

Het is geweldig om hier naar de mensen te kijken. Van jonge kinderen tot hele oude mensen, die ondersteund moeten worden, iedereen maakt dezelfde rondgang en allemaal met de klok mee. De mensen lopen door straatjes, die links en rechts helemaal vol staan met kraampjes. Gebedsvlagen en -molens, Boeddhabeelden en allerlei andere religieuze hebbedingetjes worden hier verkocht. In de tempel is het druk en het lijkt net of we in een totaal andere wereld stappen.

In een lange rij schuifelen we mee naar binnen en daar komen we in een grote ruimte, waar rondom heen allemaal kleine gebedskamertjes zijn. Binnen is het vrij donker, tussen alle bezoekers lopen en zitten monniken en de geur van wierrook en jakboter is overal aanwezig. De meeste mensen hebben een thermoskan bij zich, waar olie in zit. Bij elke schaal met kaarsjes wordt even gestopt en schenkt men er een scheut olie bij. In alle gebedskamertje staan Boeddha’s in alle soorten en maten tegen de muren.

De mensen schuifelen er voorbij en overal worden weer geldbiljetten neergelegd. Vanaf het dak van de tempel genieten we in stilte nog even van dit overweldigende bezoek en van het uitzicht over Lhasa en het Potala Paleis.
Even twijfelen we nog of we naar Norbulinka zullen gaan, het zomerpaleis van de Dalai Lama. Na alles wat we vanochtend gezien hebben, valt dit echter tegen.

Het park erom heen is aan een grote opknapbeurt toe en het enige interessante zijn de voormalige woonvertrekken van de Dalai Lama. Hier ook niks van glitter en glamour maar één en al soberheid. Het gemis aan pelgrims en monniken zorgt ervoor dat de sfeer van vanochtend nog niet misschien geëvenaard kan worden. Na een uurtje staan we weer buiten. Op naar de Nepalese Ambassade. Daar worden we een kantoor binnen gelaten, worden een paar stempels gezet en dan moeten we mee naar een ander kantoor. En dan mogen we op audiëntie bij de Consul Generaal van Nepal. Wat een vertoon zeg. De man vraagt ons weer wat voor werk we doen, hoe lang we denken te blijven en waar we gaan overnachten. Braaf verzinnen we het één en ander en met een ‘Enjoy your stay in Nepal’ staan we weer buiten.

De volgende uren brengen we weer door in Barkhor want er moeten toch wel even wat gebedsvlagen en -molens gekocht worden. Geen idee wat die dingen moeten kosten, maar wel dat wij als toeristen per definitie een te hoge prijs moeten betalen. We gaan dus eerst eens wat rondshoppen en noemen gewoon een kwart van de vraagprijs. Dat levert ons hele verbaasde, maar soms ook boze gezichten op. Nu weten we in elk geval een beetje wat een reële prijs is. Uiteindelijk kopen we onze spulletjes nadat we vier keer weggelopen zijn en weer teruggeroepen worden. Pfff, soms gaat je dit toch echt de keel uithangen.

's Avonds is er in Lhasa weinig te beleven. Alles is gesloten, overal zijn de bekende rolluiken neergelaten en de straten zijn bijna verlaten. Dat missen we wel in China en Tibet, het leven op straat rondom de eetstalletjes en kraampjes, wat gewoon tot diep in de nacht doorgaat zoals in Zuidoost Azië. Het is ook even wennen hier met donker en licht worden. China is zo immens groot en toch hanteren ze maar één tijdzone. Het is hier 's avonds dan ook pas om negen uur echt helemaal donker en 's ochtends om acht uur wordt het pas licht.

Onze laatste dag in Lhasa gaan we naar het Drepung klooster. Eigenlijk hebben we wel genoeg monniken, Boeddha’s en gebedmolens gezien, maar dit klooster schijnt één van de grootste ter wereld te zijn, waar tot 1959 zevenduizend monniken woonden. En we worden niet teleurgesteld, hoewel er nu nog maar zevenhonderd monniken zijn. Het klooster is tegen de berghelling gebouwd en is een stad op zich. Overal zijn smalle straatjes en het is een enorm doolhof.

Het bijzondere is dat je werkelijk bijna overal naar binnen mag en je belandt zo maar in het dagelijkse leven hier. Er zijn tientallen kapelletjes, van kleine nissen tot grote donkere zalen en overal waakt Boeddha over ons. We sjokken achter de pelgrims aan, die weer druk in de weer zijn met hun thermoskannen met gebedsolie en hun gelddonaties. Een monnik veegt het geld zelfs met handveger en blik op… Het lijkt wel alsof we hier even terug in de tijd gegaan zijn, maar als we ook hier de pelgrims met mobiele telefoons zien, dan is het toch weer overduidelijk 2007.

Vanuit het klooster hebben we een machtig uitzicht over de vele bergtoppen in de omgeving. Achter het klooster is de berghelling bedekt met gebedvlaggen, voor het klooster zijn de toppen wit. Vannacht heeft het op die hoogte gesneeuwd!! Als we uit één van de kapelletjes naar buiten komen, hangt er een donkere wolk boven het klooster en vallen er hele kleine sneeuwvlokjes uit, terwijl wij in ons t-shirt staan. Maar al snel is dat weer over en aan de andere kant kijken we al weer tegen een strakblauwe hemel aan.
Morgen gaan we met de lokale bus verder. Zoals een andere toerist tegen ons zei: ‘the hardcore way…’ Bijna iedereen gaat vanuit Lhasa met een vijfdaagse trip met een landrover naar de grens met Nepal.

Wij vinden het leuk om gewoon met lokaal vervoer te gaan, dat is altijd weer lachen en je maakt dan ook de meest vreemde dingen mee. Het is nu wel even afwachten of we die hele tocht zo kunnen maken, want voor de helft van de route is het officieel verboden om zelfstandig te reizen en het kan dus ook voorkomen dat buschauffeurs weigeren je mee te nemen. We zien wel. Backpacken moet tenslotte ook een beetje avontuurlijk blijven.

het originele verhaal: http://www.enkeltjebangkok.nl/C0/Lhasa%2006-04-2007/default.aspx

Dag 212: Van Lhasa naar Kathmandu, deel 1

http://www.enkeltjebangkok.nl/_layouts/images/Menu1.gif

We hebben het in twee dagen gehaald, maar we doen het nóóit meer. Van Lhasa naar Kathmandu met het openbaar vervoer en liften. Nou was het liften wel een hele leuke manier van reizen, maar niet in een gebied waar het openbaar vervoer je niet mee mag nemen, vrachtwagenchauffeurs het officieel ook niet mogen (maar het gelukkig soms toch wel doen) en de mensen die het wel mogen, je vervolgens vreselijk af proberen te zetten.

Het was een avontuur - en het was ook best wel leuk - maar de mentaliteit van de mensen onderweg viel ons zwaar tegen en daarom kijken we er toch met wat minder plezier op terug. Eigenlijk zijn we wel blij om uit China weg te zijn. De taalbarrière en de onnozelheid van de mensen begon ons langzamerhand toch wel tegen te staan.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/078-02v.JPG

Het begint allemaal best voorspoedig. 's Morgens om acht uur staan we bij de bus die ons naar Shigatse moet brengen. Een kaartje kunnen we niet aan het loket kopen, maar dat moet dan in de bus zelf, dus we zoeken een plekje en installeren ons. We zien natuurlijk wel dat er mensen zijn die een kaartje hebben en we vermoeden ook dat daar plaatsnummers op staan, maar we hebben ondertussen meer dan genoeg ervaring en we weigeren om ons te laten verjagen naar een plaats achter in de bus, waar we al veel te vaak zijn beland.

En natuurlijk is het zover, er komen mensen de bus in die bij ons blijven staan, met hun kaartje wapperen en op de plaatsnummers wijzen. Maar we weigeren om op te staan en verder achterin te gaan zitten. Een Chinees die wel wat Engels spreekt, legt ons uit dat die mensen een kaartje hebben met onze plaatsen, maar dat helpt echt niet.

Ik leg hem uit dat wij keurig om acht uur bij de bus waren en dus anders ook deze plaatsen hadden gekregen. Het feit dat wij alleen in de bus een kaartje kunnen kopen en daarmee geen plaatsnummers hebben, boeit ons niet en dat maak ik dan ook duidelijk. De passagiers druipen uiteindelijk af en wij zitten nog steeds goed.

Precies om half negen beginnen we te rijden. Ook hier in Tibet gaat alles keurig op schema. We rijden een kleine tien minuten, draaien een groot busstation in en de bus wordt ergens midden op het terrein geparkeerd. Ahaa, toch niet zo op schema dus. Er komen nog wat passagiers binnen en die zoeken ook allemaal een plekje.

Zoals in veel landen in Azië wandelen ook hier de talloze verkopers om de bus heen en er komen zelfs een paar de bus in. Een man die een soort snoepketting verkoopt en een vrouw met een mand met het één of ander krijgen plotseling woorden en dat mond uit in letterlijk slaande ruzie. We hebben geen idee waar het over gaat, maar als de vrouw fanatiek op de man in begint te slaan en schoppen, snappen we dat het serieus ruzie is.

Een paar passagiers grijpen in en de man en vrouw worden bijna letterlijk de bus uitgesmeten. Het begint al goed zo vroeg op de ochtend.

Als we nog even buiten de bus staan, moeten we er snel weer in, want we gaan schijnbaar vertrekken. Voordat we door de poort het busstation uitrijden, stappen er nog een paar mensen ineens weer uit. We zijn net 50 meter de poort uit en de bus wordt al weer langs de kant van de weg geparkeerd. Dezelfde mensen die net uitgestapt zijn, stappen vrolijk weer in de bus. Vreemd… Nog een paar mensen komen binnen en eindelijk om half tien rijden we Lhasa uit. We zijn op pad.

De rit gaat erg voorspoedig. Verhalen over slechte wegen zijn echt verleden tijd. Er ligt een wegdek waar men in Nederland jaloers op kan zijn en we schieten dus flink op. Ik zie een kilometerpaaltje staan met de nummers 318 en 4675 erop en vraag me af wat nou welk nummer is. Een kilometer verder wordt het duidelijk. We rijden op weg 318 en we zijn bij kilometer 4676. Een weg van nu al bijna 4700 kilometer lang en we moeten nog een kleine 800 kilometer voor we bij de grens zijn. Een weg dus van bijna 5500 kilometer lang…

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/078-04v.JPG

We hebben een allegaartje van passagiers in de bus. Een verdwaalde Chinese toerist, Tibetaanse mannen met een vlecht, een paar net geklede mannen en vrouwen en mensen met een grote gebedsmolen. Die zullen wel onderweg zijn naar het bekende klooster, dat in Shigatse staat.

Buiten de bus is het landschap eigenlijk best saai, maar langzaam zien we op diverse plaatsen de bomen al groen worden, dus ook hier komt de lente er langzaam aan. Plotseling wordt er op de rem getrapt en stoppen we in een bocht langs de weg. De chauffeur en een aantal passagiers stappen uit. Wij besluiten dat ook maar te doen en zien naast de bus een heel lint mannen staan, die allemaal in de goot staan te plassen. Hier en daar tussen de mannen, zit een vrouw op haar hurken op de rand van dezelfde goot.

Handig plassen dus, broek omlaag, rok omhoog en ook gewoon in de goot proberen te mikken. Als we weer in de bus stappen, zijn er een paar passagiers bijgekomen en als we 50 meter hebben gereden, blijken we er ook één vergeten te zijn. Even wachten dus en buiten adem stapt de vergeten vrouw weer in. Je zal daar maar in ‘the middle of nowhere’ maar blijven staan. Geen pretje lijkt ons, want erg veel verkeer is er niet, dus dan zal je wel eventjes moeten wachten voor je weer verder kunt.

Op de meest rare plekken zien we dorpjes. Waarom mensen daar wonen, vragen we ons nog steeds af. Het landschap is kaal en droog en wat moet je hier in godsnaam verbouwen. Soms stopt de bus op plaatsen waar echt helemaal niks te zien is van een huis of dorpje, maar toch gaan er dan mensen de bus uit. Ergens zal dan wel hun huis staan, hopen we.

Om kwart over één rijden we Shigatse al binnen. Van de zeven uur waar nog sprake van is in de Planet, is niet veel meer over. Kijk, dat schiet lekker op, we hebben in een paar uur al de eerste etappe van onze rit achter de rug. Nu kunnen we rustig aan een hotelletje zoeken en eens uitvogelen of we op zaterdag wel aan een permit kunnen komen.

Een hotelletje is snel gevonden. Het is lekker weer en we wandelen rustig door de tweede stad van Tibet. Volgens ons is het niet groot, dus de rest van het land zal qua plaatsen wel helemaal niks voorstellen. Nu nog het lokale PSB kantoor zien te traceren. Het duurt even, maar we weten uiteindelijk het kantoor te vinden. Alleen jammer dat het dicht is.

Dat zou dus in houden dat we tot maandag zouden moeten wachten voor we ons permit kunnen ophalen en dan pas op dinsdag weer verder kunnen. Dus niet, hè. Dan spelen we wel de domme toerist als er om ons permit wordt gevraagd. 's Avonds krijgen we het wel een beetje benauwd als we te horen krijgen dat bij de grens om het permit gevraagd schijnt te worden als je het land wil verlaten, maar toch zetten we ons plan gewoon door.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/078-23v.JPG

Shigatse is eigenlijk maar een triest stadje. Veel winkels hebben hun rolluiken dicht, bij het Tashilhunpo klooster hangen veel bedelaars rond (in de rest van Shigatse trouwens ook) en het ziet er allemaal troosteloos uit. Echt geen plek waar je lang zou willen rondhangen, vinden wij. Op het busstation zoeken we nog even uit of we al kaartjes kunnen kopen, maar het blijkt dat we dat morgen weer bij de chauffeur moeten doen.

Het lijkt er dus op dat het verbod om buitenlandse toeristen mee te mogen nemen, wel mee valt. We slenteren nog wat rond en maken natuurlijk een rits foto’s. We komen nog wat Tibetanen tegen die zich graag laten fotograferen en erg enthousiast zijn al ze hun eigen foto zien. We denken zelf dat ze uit de diepe binnenlanden van Tibet komen - zo zien ze er tenminste ook uit - want ze reageren erg vrolijk als ze hun eigen foto’s zien en dat maakt het voor ons alleen maar leuker.

Na een dineetje bij het hotel, krijgen we nog een aanbieding om met een auto naar Nepalese grens gebracht te worden, maar dat is ons te duur. Met de bus is een stuk goedkoper en we willen het gewoon eens zo proberen. We duiken op tijd ons bed in, maar rustig doorslapen is er niet bij, want om half vijf staat er een auto voor de poort te toeteren en wordt er op de deur geramd.

Nieuwe gasten blijkbaar. Maar duidelijke geen sociale gasten, want ze lopen luid pratend over de binnenplaats en de gang. Het hele hotel zal nu wel wakker zijn. Eén staat er zelfs pal naast ons raam luidkeels te roepen. Als dat een minuut of tien zo doorgaat, ben ik het zo zat, dat ik de deur openruk en zeg dat 'ie stil moet zijn, omdat het hele hotel probeert te slapen. Na een “sorry man” denk ik dat het stil wordt, maar schijnbaar is het niet doorgedrongen, want het geklep gaat gewoon door. Als ze langs onze kamer lopen en Pam een keer hard “Hey!” roept, krijgen we zelfs een “fuck you” terug. Ik moet me echt inhouden om die K…zak geen “fuck you” op zijn gezicht te gaan geven. Gelukkig stopt het gepraat vlak erna en kunnen we ons laatste uurtje slapen.

het originele verhaal: http://www.enkeltjebangkok.nl/C2/Van%20Lhasa%20naar%20Kathmandu%20dl%201/default.aspx

Dag 213: Van Lhasa naar Kathmandu, deel 2

Om kwart voor acht staan we klaar op het busstation. Er komt een busje aan gereden en als we vragen waar die heen gaat, blijkt het Zhangmu te zijn. Verder dan wij moeten, maar in ieder geval de goede kant op. We willen de tassen in de klep gooien, maar een man - blijkbaar de chauffeur - schud van nee. Wat nou, nee?

Bij het loket zeiden ze gisteren, bij de chauffeur kaartje kopen. Een heel verhaal in het Chinees begrijpen we niet, maar wel dat we dus niet mee mogen. Een aardige jongeman probeert ons in in zijn beste Engels te helpen. Bij het loket blijkt ineens dat ze geen kaartjes aan buitenlanders mogen verkopen. Shit!! Het wordt dus toch niet de bus en het valt vandaag niet mee. De jongeman loopt nog even met ons naar buiten en legt een taxichauffeur uit waar we dan schijnbaar wel heen moeten. Hup, wij weer de taxi in.

De taxi-chauffeur rijdt naar één of ander kantoor, wat pas over een uur open schijnt te gaan. Daar willen we niet op wachten en we laten ons ergens in Shigatse afzetten. Dan maar een poging tot liften. Het leven komt maar langzaam op gang in Shigatse, want het wordt nu pas drukker op de weg. Alleen het enige dat we in grote getalen zien rondrijden, zijn taxi’s. Er stopt nog een busje, maar die gaat helaas naar Lhasa. Dan stopt er een nette witte auto en een jongeman wil ons tegen betaling wel naar Shegar brengen. Heel wat duurder dan met de bus, maar okee, dan zijn we in elk geval daar waar we heen willen.

Ook dit keer is de weg net een circuit. Echt perfect en we maken flink wat kilometers. Onderweg pikken we nog wel een oudere man op, maar die gaat er ver voor Lhatse al weer uit. In Lhatse moeten we even wachten en daar stap ik even uit. Dat had ik misschien beter niet kunnen doen, want al snel staan er ruim 20 jongeren om ons heen en vormen we weer eens de lokale bezienswaardigheid, Het lijkt er wel heel sterk op dat ze hier maar heel weinig blanken zien, want ze zijn niet weg te slaan. Als er nog twee Chinezen instappen, gaan we weer verder. Drie kilometer verder gaan de twee er al weer uit en hebben we de auto weer voor onzelf.

De weg gaat nu flink omhoog, we zijn op weg naar de Gyatso-la pas. De weg kronkelt zich tussen de bergen door en in de verte zien we met sneeuw bedekte toppen. Als we een soort poort midden op de weg zien staan, die helemaal behangen is met talloze gebedsvlaggen, vragen we de chauffeur om even te stoppen. Dit moet de pas wel zijn. We zijn nu op 5220 meter hoogte en maken wat foto’s. Pam moet nog even een plasje doen en kan nu vertellen dat dit het hoogste punt, de plek met het mooiste uitzicht en koudste plek is waar ze ooit naar ‘het toilet’ is geweest.

Een stuk verder wijst de man op een hoge besneeuwde top, waar enorme wolken sneeuw vanaf stuiven. Qomolongma, oftewel Mt. Everest. "Stop stop, take picture’ roepen we en de auto wordt weer langs de kant geparkeerd. Hier stoppen blijkbaar ook alle tours, want als we foto’s staan te nemen, stopt er ook een grote Jeep en stappen er een paar overduidelijke toeristen uit. Vanuit het niets verschijnen er kinderen die beginnen te bedelen, een beeld dat we later nog meer zullen zien.

Snel stappen we weer in en gaan verder. Dat is toch wel lekker als je met een auto reist, je kan overal stoppen waar je maar wilt. Met de bus gaat zoiets natuurlijk niet. En als we een groep vrolijk uitgedoste yaks zien lopen - iets wat Pam met alle geweld nog op de foto wil hebben - is het weer van ‘stop stop, picture’. Snel spring ik uit de auto en klauter de berm op. Een yak blijft staan en kijkt me nieuwsgierig aan. Snel neem ik een paar foto’s. De eigenaars van de kudde komen aangesneld, waarschijnlijk om om geld te komen vragen. En dat is ook zo, maar echt aandringen doen ze niet. Normaal weigeren Pam en ik om te betalen voor het nemen van foto’s, maar in dit geval maak ik een uitzondering. Deze mensen hebben echt minder dan weinig en voor ons is een euro meer of minder geen ramp. We krijgen zelfs de kans om de mensen rustig op de foto te zetten, wat hier normaal niet zo makkelijk gaat.

Drie uur nadat we uit Shigatse zijn vertrokken, staan we in Shegar, het laatste dorp voor het Everest Base Camp. Vanaf hier moeten we zien dat we een lift met een Land Cruiser de berg op kunnen krijgen. Dat houdt in, wachten en een flinke portie geluk hebben. De lokale bevolking bestormt ons bijna en al snel krijgen we de aanbieding dat ze ons wel de berg op willen rijden. Natuurlijk voor een veel te hoog bedrag. We gaan flink in onderhandeling, maar ze vragen gewoon teveel en daar hebben we geen zin in. Voor hetzelfde geld hadden we beter in Shigatse een tour kunnen boeken, dat had ons ook nog eens al die moeite bespaard. Ze blijven aan onze kop zeuren, maar we geven niet toe. Het ziet er ook naar uit dat we extra geld nodig gaan hebben, want het kost allemaal een stuk meer dan we verwacht hadden.

Natuurlijk is per 1 april de toegangsprijs voor het Base Camp verdrievoudigd (van ¥ 64 naar ¥ 180), dus dat hakt ook al een stuk in het budget. En ook de kosten voor het liften (in China is echt niks gratis) zijn een stuk hoger.
We hadden al het idee gekregen dat Tibetanen niet zo aardig zijn als we verwacht hadden, maar we worden er steeds meer in bevestigd. Aan afspraken houden is blijkbaar een heel vreemd concept voor deze mensen, want elke keer als we iets afspreken, doen ze gewoon niet wat ze hebben toegezegd of het moet ineens weer anders. Lees: meer kosten natuurlijk.

We worden het uiteindelijk toch eens over een prijs, maar dan moet er wel iemand geld kunnen wisselen. Dat kan en er komt een auto. Dan ineens willen ze weer geen geld wisselen of tegen een belachelijke koers, maar dan hebben we dus niet genoeg om te betalen, dus de deal gaat niet door. We hebben al anderhalf uur gewacht en er zijn maar drie Land Cruisers voorbij gekomen, die ook allemaal nog eens vol zitten, en we gaan maar eens kijken voor een guesthouse. Het lijkt er op dat we hier nog wel even zullen zitten en proberen het dan morgen nog wel een keer.

In het hostel gaan we weer in onderhandeling over het te wisselen geld en we spreken een koers af die redelijk is. Dan begint natuurlijk het gezeik weer. Ineens wil degene die het geld komt wisselen geen biljetten van 50 dollar of weer tegen een slechtere koers. Dat weigeren we dus echt, ze kunnen opzouten.

Als de mannen weer weg zijn, overleggen we even wat we nou eens moeten doen. De kosten voor het Base Camp zijn een stuk hoger dan verwacht en gewoon eigenlijk te hoog voor ff een berg op en neer. We bellen een reisbureautje in Shigatse op en het blijkt dat er over een half uurtje een auto voorbij moet komen, die direct naar de grens met Nepal gaat.

We pakken onze spullen weer op en gaan naar de voordeur. Die blijkt ineens op slot te zitten. Fijn hostel, kan je ineens geen kant meer op. Het meisje dat nog binnen is, zorgt er voor dat de deur open gaat en we gaan weer op de hoek van de straat zitten wachten tot de auto voorbij moet komen. Na anderhalf uur besluiten we toch maar weer eens te bellen. De man van het burootje snapt het niet - wij ook niet want hij had de chauffeur toch vertelt dat we in Shegar zaten te wachten? - maar krijgen de tip om te blijven wachten, omdat veel auto’s schijnbaar in Shegar stoppen voor ze de volgende dag doorrijden naar de Mt Everest.

Dezelfde mannen die ons voor veel geld naar boven willen rijden en wel geld willen wisselen, sturen we gewoon weg. ‘Rot maar op met je afzetterij, wij gaan direct naar Nepal en we zoeken wel een lift.’ Als ze merken dat we ons niks meer van ze aantrekken en het ons niet meer boeit dat we vastzitten, worden ze minder zelfverzekerd.

Een kleine vrachtwagen stopt voor onze neus en we geven aan dat we naar Zhangmu willen. Aarzelend wordt er geknikt dat we wel mee kunnen, maar we moeten natuurlijk eerst weer onderhandelen. Ik noem een redelijk bedrag, maar dezelfde mannen die ons voor belachelijk veel naar boven willen rijden, komen erbij staan en er wordt in het Tibetaans overlegd. Nu versta ik daar helemaal niks van, maar als er weer een belachelijk bedrag op tafel komt, snap ik wel dat ze ons weer proberen af te zetten. Zo van: ‘ze zitten hier toch vast en gewoon veel geld vragen’. Ik loop weg en zeg nog even dat we het met het geld dat we nog wel hebben, heel lang kan uithouden in Shegar en dat de door de grond kunnen zakken.

Er komen wat auto’s voorbij, maar die zitten allemaal vol. Vrachtwagens en bussen willen ons ook nog steeds niet meenemen. Ineens komt de enige knul die wat Engels kan weer opdagen en vraagt wat we willen betalen om toch naar Everest te gaan. We overleggen even en besluiten gewoon minder te bieden dan daarvoor was afgesproken. Voor US$ 100 wil hij ons wel naar boven rijden, maar dan moet ik wel zelf naar de ticket office lopen om kaartjes te halen. Ja dag, dus niet hè. Dat kantoortje is een kilometer verderop en dat ga ik echt niet heen en weer lopen.

Hij haalt de auto dus maar en rijdt ons er maar met bagage en al heen. Hij moet toch de permit voor de auto zelf betalen, dus waarom zou ik gaan lopen. Als ik weer buiten zit, gebeurt er gewoon weer niks. Weer zo’n fijne afspraak. Het is dan wel duidelijk waarom. Als ze naar het kantoor moeten rijden, komen ze er niet onderuit om de permit voor de auto te moeten betalen en anders kopen ze de Chinees bij de controlepost voor weinig om en steken ze het extra geld in eigen zak. Maar aangezien zij ons niks gunnen, krijgen zij ook niks kado van ons.

Het vrachtwagentje staat ook nog steeds langs de stoep en ik loop er nog maar eens heen. Wat het kost om naar Tingri mee te rijden. De man schrijft ¥ 150 op en dat is goed genoeg voor ons. We gooien onze bagage achterin en nadat we nog een half uurtje gewacht hebben, vertrekken we eindelijk. Als we het ploegje afzetters voorbij rijden, zwaaien we vrolijk naar ze. Krijg de tering maar (excusez le mot). Wij zijn in ieder geval uit Shegar weg, op naar Tingri.

Aangezien Tingri maar 60 kilometer verder is en de weg nog steeds goed, denken we dat we daar wel in een uurtje zullen zijn. Nou nee. Eerst moet er bij de controlepost gestopt worden. Door de verhalen dat vrachtwagenchauffeurs geen toeristen mee mogen nemen, doet ons het ergste vrezen, maar de man kijkt naar de foto’s in ons paspoort, niet naar onze visa en vraagt ook niet naar onze permits. We mogen doorrijden en met een gangetje van 50 kilometer per uur (schat ik, want de kilometerteller doet het niet), sukkelen we voort. Een uurtje later draaien we ineens de weg af. Wat nou weer?

O, de twee motorfietsen achterop moeten uitgeladen worden. Zo gezegd zo gedaan en na een kwartier wachten kunnen we weer verder. Ergens langs de weg wordt er nog een keer gestopt en met water uit een beekje wordt een jerrycan (zjerriekèn volgens Pam) achterin de auto bijgevuld. Blijkbaar de koelvloeistof.

Om acht uur rijden we dan eindelijk Tingri binnen. We hebben vandaag in twaalf uur tijd ruim 300 kilometer afgelegd, waarvan we er zeven hebben zitten wachten. Schiet lekker op hier. Als ik de mannen wil betalen, begint het gezeik over geld al weer. Ineens was het bedrag voor één persoon en ik had toch duidelijk gezegd dat het voor twee was. Maar ¥ 200 is ook goed. Ze kunnen opzouten, we zijn het zo spuugzat. Ik hou ¥ 150 voor zijn neus en als hij weer gebaart dat het 200 moet zijn, maak ik duidelijk dat het of dit is of niks. Met tegenzin neemt hij het geld aan, maar mij boeit het niet meer. Wij zijn waar we willen zijn.

In Tingri zullen we heel wat beter af zijn dan in Shegar, want er staat een groot aantal Land Cruisers bij de hotels, dus een rit krijgen moet hier geen probleem zijn. Voor we een hostel gevonden hebben, worden we al aangesproken en kunnen we de volgende dag om drie uur 's middags meerijden naar de grens. Zo, dat is alvast geregeld. We zoeken een hostel en lopen nog een keer door Tingri. Meer dan een straat met huizen en een paar hotels is het niet en we vragen ons af wat er met het plaatsje gaat gebeuren als de weg naar de Nepalese grens helemaal klaar is, want dan is er helemaal geen noodzaak meer om hier te stoppen.

Dat zal de lokale economie vast geen goed doen.
Terug bij het hotel worden weer door dezelfde personen aangesproken, die ons mee hebben genomen. Wat nou weer!?!? Een vrachtwagenchauffeur blijkt ons wel mee te willen nemen. Dus het kan wel, als er maar betaald wordt. Hij wil nu zelfs nog vertrekken, maar we zeggen dat we pas morgenochtend weg willen. We zijn het zat en willen eerst lekker slapen. Natuurlijk vraagt hij weer veel te veel, maar aangezien we al een rit hebben, kan hij de pot op. Het bedrag wordt meteen de helft lager en voor ¥ 200 kunnen we morgenochtend om acht uur vertrekken en zullen dan al om een uur of elf aan de grens zijn. Beter nog dan om drie uur 's middags vertrekken, vinden we en we hebben ook nog ¥ 100 bespaard. We krijgen prompt zijn rijbewijs in onze handen geduwd en er wordt duidelijk gemaakt dat hij vast ¥ 100 wil. Pffffff, vermoeiend deze mensen.

Dus niet, gewoon morgen om acht uur klaar staan en als je er niet bent, heb je pech. Moet je je maar aan je afspraak houden. Dat we al afgesproken hebben met iemand om drie uur, zal ons nu ook worst zijn. Die ziet vanzelf dat we er niet meer zijn en wij voelen ons ondertussen helemaaaal niet meer geroepen om ons ook aan afspraken te houden. Trouwens, tegen de tijd dat de man ons op zal halen, staan we als het goed is toch al in Nepal.

Tijdens het eten raken we nog aan de praat met een knul die ook rechtstreeks naar de grens gaat. Als we zeggen dat we zonder permit reizen, kijkt hij ons verbaasd aan. Permit, welke permit? Hij blijkt er ook geen te hebben, terwijl hij zijn vervoer in Lhasa bij een reisbureautje heeft geregeld. Dat geeft ons hoop dat we daar aan de grens geen problemen mee gaan krijgen. Na het eten en een poging tot het drinken van yakboter thee (mislukt) duiken we na deze lange dag maar ons bed in. Morgen gaat de wekker al weer vroeg.

het originele verslag: http://www.enkeltjebangkok.nl/C4/Van%20Lhasa%20naar%20Kathmandu%20dl%202/default.aspx

Dag 214: Van Lhasa naar Kathmandu, deel 3

http://www.enkeltjebangkok.nl/_layouts/images/Menu1.gif

Iets voor acht uur lopen we ons hostel uit en zowaar, de vrachtwagen staat al voor de deur warm te draaien. Niet te geloven, iemand die zich eens aan de afspraak houdt. Natuurlijk is het een stuk gemakkelijker onderhandelen als je alternatieven hebt en de man heeft blijkbaar geld nodig, dus dat helpt ook. De bagage gaat achterin de lege laadbak en wij samen voorin. Nadat we nog een andere vrachtwagen aangetrokken hebben, gaan we weer op pad. Nepal, here we come!

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-03sv.JPG

Het is duidelijk waarom het laatste stuk van de reis een stuk langer zal gaan duren dan het eerste deel. Vlak na Tingri stopt de weg en gaat over in een grindweg. Niks meer asfalt, maar stoffige hobbelwegen. Dat verklaart ook waarom er altijd zoveel tijd voor de rit naar de Nepalese grens stond en waarom die ook nog eens met 4WD auto’s gemaakt moet worden. De chauffeur heeft er flink de gang in en hobbelend en schuddend maken we flink wat kilometertjes.

De man heeft een gewone cassetterecorder in de auto en even later schalt zelfs André Hazes uit de speakers. We denken eerst dat de chauffeur het wel leuke muziek vindt, maar als hij een half uurtje later zomaar op de stopknop drukt, vermoeden we dat dat toch niet zo is. Ach, who cares, wij hebben het naar onze zin. Wat is er nou leuker dan met een alternatieve manier van vervoer zo’n geweldige tocht te maken.

En geweldig is het. We zitten hoog in de cabine en hebben door de voorruit een prima uitzicht. Heel wat beter dan in een gewone auto. Het landschap is groots en wijds en in de verte zien we hoge met sneeuw bedekte pieken. Volgens ons moeten we daar dwars doorheen, dus het uitzicht zal alleen nog maar beter en spectaculairder worden. Af en toe komen we een verdwaalde Land Cruiser of vrachtwagen tegen, maar voor de rest is het alleen maar heel leeg en stil.

Twee uur nadat we op weg gegaan zijn, komen we weer een soort poort tegen, nu van honderden gebedsvlaggen. We zijn boven op de Tong-la pas op 5120 meter hoogte. In Lhasa hebben we een paar gebedsvlaggen gekocht, die we in het Everest Base Camp hadden willen ophangen, maar aangezien we dat niet gehaald hebben, is dit een goed alternatief vinden we. Als ik de gebedsvlaggen omhoog houdt en gebaar dat we willen stoppen, begint de chauffeur te lachen en zegt in zijn beste Engels: ‘Good!!’ Niet voor niks hangt er aan zijn binnenspiegel een afbeelding van Boeddha.

Als we uitstappen, zijn we blij dat we warme kleren aangetrokken hebben, want het is er ijskoud en de rijp staat op de touwen van de vele vlaggen die er al hangen. Snel hangen we onze vlag op en maken een paar foto’s. Die blijft hier tot in de eeuwigheid hangen, aangezien je nooit gebedsvlaggen mag verwijderen. Van tevoren hebben we de datum, onze namen en website op de vlaggen gezet, dus hebben we toch op een originele manier een beetje onze sporen achtergelaten op het dak van de wereld.
Niemand die het waarschijnlijk ooit zal zien, maar voor ons toch wel een heel uniek gevoel.

De rit gaat verder en het landschap wordt steeds mooier. We dalen steeds verder af, maar komen ook steeds dichter bij de enorme bergketen die Nepal en Tibet scheidt. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, vormt de Himalaya slechts de rand van Tibet, ten noorden daarvan is het een enorm hoogland met een gemiddelde hoogte rond de 4000 meter en de bergen vormen meer een heuvellandschap dan dat je het gevoel hebt echt dwars tussen de bergen te rijden. Alleen de ijle lucht en het buiten adem zijn na een stuk sjouwen met de rugzakken herinneren je eraan dat je echt héél hoog zit.

Vanuit de hobbelende en schuddende auto maken we zo goed en kwaad mogelijk foto’s en als we echt iets zien dat de moeite waard is, vragen we de chauffeur om te stoppen. We betalen hem toch niet voor niks en die vijf minuten maken ook geen verschil vinden wij. We rijden tussen de enorme toppen door en zijn het er over eens dat de rit van Nepal naar Lhasa lang zo mooi niet is als andersom, omdat je dan het mooiste eigenlijk al gehad hebt en het landschap saaier wordt, in plaats van spectaculairder.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-07v.JPG

Om half twaalf rijden we Nyalam binnen, daarna is het alleen nog maar afdalen naar de grens. Hier moeten de paspoorten weer gecontroleerd worden en dat is echt een lachertje. Pam staat ondertussen ergens foto’s te nemen en ik laat de paspoorten zien. De man neemt ze aan, slaat ze ergens open en staat alleen maar naar de vele stempels, stickers en visa te kijken die we ondertussen verzameld hebben. De pagina’s met onze foto’s en de Chinese visa worden niet eens bekeken. Wat een lachertje, die controles. Naar onze permits, die we dus niet hebben, wordt niet eens gevraagd.

Na Nyalam wordt de weg veel slechter en kleeft tegen de berghellingen aan. Hiervoor reden voornamelijk door de hooglanden en af en toe over een top, maar nu slingert de weg zich langs steile bergwanden, zoals je dat ook in de Alpen terugvindt. Er wordt hier veel aan de weg gewerkt en overal zien we ploegen mensen van alles en nog wat doen. Betonwanden worden gemaakt, gaten worden opgevuld, stenen worden met de hand in vrachtwagens geladen, we zien landmeters en allerlei werkvolk.

De mensen slapen gewoon op hun werkplek, de tenten waar ze wonen staan op kleine richels en in hoeken. Van sanitaire voorzieningen is hier geen sprake en het water waarmee wordt gekookt en gewassen, wordt direct uit beekjes getapt. We zien niet alleen mannen, maar er werken ook vrouwen en kinderen lopen rond de tenten. Wat een leven. Van arbo wetgeving hebben ze hier vast nog nooit gehoord, gezien het feit dat waar we in Nederland een grote machine voor zouden gebruiken, hier gewoon met de hand gaat, maar iedereen heeft wel een veiligheidshelm op. Heel raar.

Alles wordt ook steeds groener naar mate we verder zakken. Er staan weer bomen tegen de hellingen en overal zien we water stromen. Dat het nodig is dat de weg flink onderhanden genomen moet worden, is ons wel duidelijk. Op veel plekken is de weg niet meer dan een modderpad en er zijn meer kuilen dan vlakke stukken. Soms rijden we door grote sneeuwbulten heen, waar op de plek van de weg een gat is gemaakt. Dat deze weg in de strenge winter regelmatig geblokkeerd wordt door landverschuivingen en sneeuw, verbaast ons dan ook niet.

Het water komt van de bergen gekletterd en twee keer rijden we onder een soort waterval langs. We hopen dat onze rugzakken achter in de open laadbak droog blijven.
Eindelijk, om kwart voor één, rijden we Zhangmu binnen. Na bijna vijf uur schudden zijn we bij de grens en kunnen we naar Nepal toe. Schatten hoe lang we er over zouden doen, gaat zelfs deze chauffeur, die deze rit al veel vaker gemaakt heeft, niet goed af. Maar we zijn gewoon blij dat we er zijn.

De chauffeur moet er weer uit om zijn papieren te laten zien en wappert ook naar ons, maar als we uit willen stappen, kunnen we ineens weer blijven zitten. We snappen er soms helemaal niks meer van. Je mag niet zonder permit door Tibet reizen, ook niet met het openbaar vervoer of liften met de lokale bevolking, maar bij de controles wordt nergens naar gekeken en komen we zonder problemen waar we moeten zijn.

Zhangmu is niet meer dan een plaatsje dat aan de weg is gebouwd die er al lag. Gelukkig is men hier wel zo verstandig geweest om de weg al te verharden, anders zou het helemaal een zooitje worden in het dorp. Overal staan vrachtauto’s langs de weg geparkeerd. Niet alleen Chinese, maar ook allemaal Nepalese, die er totaal anders uitzien.

Ergens midden in het dorp stappen we uit en inspecteren onze rugzakken op waterschade. Die van Pam is zeiknat en vies aan de onderkant, die van mij gelukkig niet zo erg. We hopen dat de inhoud droog is gebleven. Vanaf waar we staan, hebben we een mooi uitzicht op de Friendship bridge in de diepte, die de grens tussen China en Nepal vormt.

Het is grappig om te zien dat de bevolking hier al heel anders is dan de rest van China en Tibet. We zien natuurlijk Chinezen en Tibetanen, maar herkennen ook al de vele Nepalezen die hier wonen. De saaie kleding die we laatste tijd alleen maar zagen, wordt nu afgewisseld met kleurrijke sari’s. En we worden zelfs veel in het Engels aangesproken of we geld willen wisselen. Meer dan ‘change money’ kunnen ze ook niet, maar we komen ter plekke van ons laatste Chinese geld af. We regelen een taxi die ons naar de grensovergang brengt en proppen ons in het kleine autootje.

De Chinese grensovergang is acht kilometer voor de brug en die is om de één of andere reden gesloten. Pauze ofzo. Maar we staan nauwelijks te wachten, of er komen allemaal mensen in uniform aan. Blijkbaar kunnen we weer. Onze paspoorten en visa worden ernstig bekeken, maar er wordt niet om onze permits gevraagd en we krijgen keurig een exit-stempel.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/080-18v.JPG

Aangezien de officiële grens nog ruim acht kilometer verder is en dat wel wat te ver lopen is, regelen we een taxi. We stappen in en krijgen dan weer te horen dat er eerst nog drie passagiers moeten komen, voor we vertrekken. Ja, daaaggg. Ik maak duidelijk dat we tien minuten willen wachten en dan weg willen, anders zoeken we een ander die wel wil. De man zegt dat het bij allemaal zo is, maar de bestuurder van de auto aan de overkant van de weg heeft daar niet zo’n probleem mee en hij wil direct vertrekken. We hevelen onze bagage weer eens over en zijn weg.

We passeren een enorme rij Nepalese vrachtwagens, die zo te zien voor de grens staan te wachten. Vol of leeg, weten we niet, maar wel dat ze er al heel lang staan. Dat doet echt aan de oude tijden in Europa herinneren, als de Franse of Italiaanse douane het weer eens op haar heupen kreeg en de grenzen dicht gooiden. De rest van de weg naar de brug is natuurlijk weer onverhard. Hoe moet dit deel van het land nou tot ontwikkeling komen, als je er niet eens voor zorgt dat er een normale weg loopt?

De economische schade moet echt enorm zijn, maar wat kan je anders verwachten van paranoia landen zoals China. Beneden stappen we uit en lopen naar de brug. Nog een korte blik in ons paspoort en we kunnen de grens over. We zijn China uit!!

Op de brug begint de chaos al van Nepal. Wat een verschil met China. De grens is hier een groot hek dat dicht is, met ernaast een hokje waar je doorheen kan lopen. Er staat een grote mensenmassa voor, waarvan we denken dat ze er allemaal door moeten, maar die blijkbaar daar allemaal maar staan. Militairen duwen de mensen uit elkaar, zodat we er door kunnen. Die mensen willen dus blijkbaar Nepal in of staan te wachten op mensen die daar vandaan komen.

We vragen waar we moeten stempelen, maar er wordt wat gewezen en we lopen maar door. Nergens een bord of kantoor te zien. Een stuk de weg af zien we dan eindelijk een bord van ‘immigration’ en wandelen daar naar binnen. Het is een groot hok met een balie, waar vier man erg druk zijn… met de krant te lezen. In een kantoortje zien we de (waarschijnlijke) baas van het stel erg druk aan de slag met… een tijdschrift. Zo te zien heeft men hier niet al teveel last van werkstress. Met tegenzin krijgen we een documentje en vullen het in. Een stickertje in ons paspoort en een stempel en we zijn klaar. Wij zijn in het volgende land op ons lijstje.

We zijn nog niet buiten of we worden aangesproken of we met een auto willen meerijden naar Kathmandu. We denken dat we zo wie zo te laat zijn voor de bus, want er gaat er maar één om twee uur 's middags, en onderhandelen even over de prijs. Als we vragen hoe laat het eigenlijk is, blijkt het 4,5 uur vroeger te zijn dan we dachten. De klok moest niet twee uur en een kwartier vooruit, maar terug en het is dus pas tegen half één. Onze spullen gaan vast achter in de jeep en we nemen nog wat te drinken, voor we om één uur wegrijden.

Het is ongeveer 120 kilometer naar Kathmandu, een uur of drie rijden. Dat lijkt lang, maar als de weg net zo begint als hij in China is geëindigd, verbaast ons dat niet. Het blijkt echter mee te vallen en iets verder begint het asfalt. Wel af en toe onderbroken door flinke gaten en kuilen, maar we schieten flink op.

http://www.enkeltjebangkok.nl/Settings/Image%20Library/Tibet/081-05v.JPG

Om drie uur rijden we de Kathmandu vallei in en zijn er bijna. Het duurt nog wel een uur voor we in het centrum zijn, maar we genieten van de chaos en de drukte om ons heen. Toeterende auto’s en motoren, verkeer dat overal door elkaar heen rijdt, straatverkopers, mensen die niks doen en aan de kant van de weg hangen, het is teveel om op te noemen. Waar we het meest blij om zijn, is wel de temperatuur. In onze truien en jassen hebben we het maar warm en dat vinden we helemaal niet erg.

Midden in Thamel, de backpacker wijk in Kathmandu, worden we eruit gezet en kunnen we op pad naar een hotelletje. Zoeken hoeven we niet, want naast de vele mensen die natuurlijk de goedkoopste en beste hotels van de hele stad in aanbieding hebben, worden we aangesproken door een Duits meisje met haar ouders. Aangezien we ondertussen weten dat oudere mensen vaak wel in fatsoenlijk hotelletjes zitten, lopen met ze mee en na flink onderhandelen (met natuurlijk bijna 50% korting) vinden we een mooie kamer met balkon, midden in de stad. Het enige waar we nu nog naar verlangen is een lekkere douche…

Misschien vinden veel mensen onze reactie, dat we blij zijn om China en Tibet uit te zijn, onterecht, maar we waren het wel helemaal zat. Zoals al veel vaker gezegd, met de taal kom je echt nergens. En als je al wat Chinees kan spreken, doen ze negen van de tien keer alsof ze je niet verstaan. De mensen zijn ook helemaal niet zo aardig. Negeren is hier de oplossing als ze je vooral niet kunnen helpen, wat vaak genoeg voorkomt omdat ze je niet begrijpen en omdat ze bang zijn om gezichtsverlies te lijden. Of als ze je wel kunnen helpen maar niet willen, is negeren ook de oplossing. Van borden kan je ook niks maken, dus daar schiet je ook al niks mee op.

We vinden Chinese mensen over het algemeen ook dom. Echt waar. Een ansichtkaart met postzegel en adres erop voor iemands neus houden? Dan neem je toch aan dat die wel snapt dat je een brievenbus zoekt. 1,3 miljard Chinezen niet. Een asbak vragen in een restaurant door een sigaret te laten zien en een aftikgebaar te maken? Alsof ze water zien branden.

We kunnen ons ook best voorstellen dat sommige mensen Tibet helemaal geweldig vinden. Lhasa is heel indrukwekkend, de mensen zijn aardig en Barkhor en de Jokhang tempel zijn geweldig om te zien. Maar zodra je buiten Lhasa komt, zien mensen je alleen maar als wandelende bank. Daar merk je niks van als je met een Land Cruiser naar het Everest Base Camp en de Nepalese grens gaat. De route is fantastisch, de bergen zijn schitterend en het landschap geeft je een nietig gevoel.

Als je echter met het openbaar vervoer gaat of dat transport lastig wordt, is men er alleen maar op uit om je een poot uit te draaien. Het enige waarmee men je wil helpen, is zo snel mogelijk van je geld afkomen. Op dat moment zijn de Tibetanen helemaal niet meer die aardige mensen, zoals wij ze hadden voorgesteld, maar inhalig en men houdt zich gewoon niet aan afspraken. Waarschijnlijk valt dat wel mee als je echt de binnenlanden ingaat, maar niet langs de toeristenroute tussen Lhasa en Nepal en dat is toch de plek waar de meeste mensen komen.

het originele verhaal: http://www.enkeltjebangkok.nl/C6/Van%20Lhasa%20naar%20Kathmandu%20dl%203/default.aspx