**5 dagen Lhasa- Kathmandu **
http://bloemdiscoverslife.web-log.nl/bloemdiscoverslife/images/nepalflag.jpg
Zo… daar zijn we wel weer!! Sterker nog, 24 uur vroeger dan de planning, maar hoe-en-wat-en-waarom, dat komt later in het verhaal wel. Maar mag ik even zeggen: IK HEB OP EVEREST BASECAMP GESTAAN!!!
Maar goed… Er was eens een donderdagavond in Lhasa. Ik snel douchen en de rest van mijn kamergenoten was nog in diepe rust, dus de backpack inpakken, dat ging erg vroeg in de morgen. Nog even mijn Lhasaboek omgeruild de volgende ochtend tegen een Engelse triller en al snel stond er een klein mannetje voor ons, die vroeg of we naar de Chinese grens gingen… Uhm… nee. Een beetje geirriteerd… We gaan naar de grens met Nepal. De grens Nepal-Tibet. Owh… maar wacht eens even? Dat is natuurlijk officieel de chinese grens. Dat was dus onze gids en buiten stond een Landrover op ons te wachten. Snel de tassen ingeladen en naar een ander hostel om Simon en Jo, onze Nieuw-Zeeland-reisgenoten op te halen.
Die stonden gelukkig al te wachten en toen kwamen mijn zorgen toch een beetje naar voren. Hoe pas je 6 volwassenen in een Jeep met 5 zitplaatsen? Alle tassen achterin en hop, de gids, een klein mannetje, erbovenop. Okey… ik was allang blij dat ik niet een dag van 6 uur rijden achterin bij de tassen moest. We vertrokken. Maar uiteraard moest er eerst nog eventjes getanked worden. En dat gaat niet gewoon bij een benzine station, nee, met twee grote vaten benzine, een slangetje en drie man sterk, was onze Jeep bijgetankt voor de dag. De eerste stop op de route was lake namdrok-tso. Een van de heilige meren van Tibet in de vorm van een scorpioen (blijkbaar) We reden Lhasa uit en onderweg zagen we nix dan chinese hotels, gebouwen en winkels. Dit was duidelijk de chinese kant van Lhasa. We reden over een weg, omzoomd met goudgele bomen, in de velden ernaast werd het goud-gele hooi binnengehaald en overal stonden typische Tibetaanse huisjes met plakkaten yak-poep aan de muur.
We rijden de rivier over en kronkelen de berg op. We kronkelen en kronkelen omhoog. Steeds hoger en hoger. Er lijkt echt geen einde aan te komen. Telkens zien we weer andere Jeeps boven ons rijden en weten we… daar gaan we naartoe. Terwijl we genieten van het uitzicht praten we honderuit. Het leven in Nieuw-Zeeland vs het leven in Holland en Korea. Jo en Simon hebben namelijk al heel wat afgereisd en hebben de afgelopen 1,5 jaar les gegeven op een school in Zuid-Korea. Allerlei anekdotes en situatie’s op de reizen, het dagelijkse leven en deze reis komen voorbij. Het is erg leuk, leerzaam en apart om van hen te horen hoe het er bij hen aan toe gaat en wat zij hebben meegemaakt vs wat wij tot nu toe apart en samen hebben meegemaakt.
Maar goed. Na een uurtje of 2 of 3 ofzo stoppen we, voor een fotootje en ff de benen te strekken. Ik vraag me af wat al die mensen boven op de berg doen, maar de anderen gaan weer in de jeep zitten. Moeten we niet even op de heuvel kijken? Gelukkig zegt de gids, dat daar het meer is, en een beetje giechelend lopen we de bocht om. Makke toeristenschapen ook!! Wat daar op ons wacht is onbeschrijflijk. Veel van deze trip is onbeschrijflijk, maar ik zal toch telkens een magere poging ondernemen. Aan de rechterkant ligt een groen-blauw meer. Door de schaduw van de wolken worden er donker blauwe vlekken gevormd. Daar waar de zon in het meer reflecteerd zie je witte ‘stranden’ en opaal groene vlekken. We staan een tijdje met open mond naar de afgrond te kijken. Simon gaat voor 3 Yuan nog op een traditioneel aangekleedde Yak zitten en dan hebben we het wel gezien. We waaien bijna weg!!
Omdat de weg naar het meer zelf is afgesloten kronkelen we weer heeeelemaal terug.! Wat een end zeg! Maar gelukkig, komen we na al dat gekronkel uit op de Friendschip Highway! En dan kunnen we eventjes doorrijden. We kijken naar buiten en zien eindeloze landerijen met hooi voorbijkomen. Overal is het hooi opgestapeld en wordt het binnengehaald. De zon schijnt genadeloos in onze Jeep en kleurt de velden goudkleurig. Onderweg mogen we niet te snel rijden, want er zijn allerlei checkpoints die precies weten hoe laat je bij de laatste weg bent gegaan en hoe laat je dus pas bij de volgende mag zijn )handige speedcontrol) De lunch eten we in een ranzig tentje. Onze gids is Tibetaans en spreekt Tibetaans. Maar omdat hij een aantal jaren in India heeft gewoond, spreekt hij geen Chinees. Gelukkig voor ons wel wat Engels (uhm… i say… uhm… me is… soww… meer pidgin dus) maar goed. Misverstand all over the place en we besluiten te gaan voor rijst met tomaat en ei. Het smaakt wonderbaarlijk lekker en het eten met stokjes gaat steeds makkelijker. Bij het betalen blijkt de baas een verkeerde prijs opgegeven te hebben en hij wil ineens meer geld hebben. Daar trappen we niet in, een beetje achteraf de prijs veranderen. Sukkel!! Gelukkig heeft onze gids het ook niet zo op zijn Chinese medemens en snellen stappen we in de Jeep en scheuren weg…
Helaas is het dan gedaan met de snelweg en gaan we weer, kronkel de kronkel, omhoog, steeds hoger en hoger en verder omhoog en omhoog. Beneden mij stroomd een rivier en de afgrond lijkt steeds genadelozer. Op een gegeven moment zien we weer allerlei prayerflags en zien we dat we op 5100 nog wat meter zijn. We hebben weer een pas bereikt. We stappen uit de Jeep en waaien hier op de top bijna weg. Wat een wind!! Wat een kou!! Tijdens het maken van foto’s, vriezen mijn vingers er bijna af! Maar het levert wel een paar leuke kiekjes op! En weer genoeg materiaal om Simon en Jo het concept van onze Friese 11-stedentocht uit te leggen en meer van die nostalgische onzin.
Uiteindelijk komen we dan aan in het plaatsje Gyatse. Onze stop voor de avond. Meteen als we aankomen, staan er 2 nederlandse jongens te wachten. Ze zijn eerder aangekomen dan wij en drinken een biertje. Wij gaan op zoek naar een goede EN betaalbare kamer en hun eindeloze commentaar (typisch Nederlands he?) doet me eventjes beseffen dat we het enorm getroffen hebben met onze Kiwi’s! Op deze manier maken we niet alleen een geweldige trip door Tibet, maar leren ook nog het een en ander over de ‘kiwi-cultuur’ en wat zij zoal hebben meegemaakt (een jaar Zweden, 1,5 jaar korea, ontelbare reizen naar Thailand, Japan, Mongolie, China… etc. etc) Maar uiteindelijk hebben we een goede kamer tegen een redelijke prijs en we besluiten er meteen op uit te gaan voor iets te eten. Als we weer beneden komen is er net een karavaan aan toeristenjeeps bij het hotel aangekomen en als we even later bij een restaurant zitten, komen ze ons ook allemaal na.
We hebben dus zo’n beetje het enige goede westerse hotel en restaurant uitgekozen! Ik geniet van een Yakburger en daarna van een warme douche. Mijn boek is zo spannend dat ik het echt uit wil lezen, eer ik ga slapen. Dat is pas om 1 uur 's nachts en iets zegt me, dat na een trip van 10 uur rijden, dat niet zo slim is. Maar goed. De volgende dag gaat de wekker ook veel vroeger dan mij lief is, maar we hebben we weer zin in!! We gaan eerst de stupa van Gyantse bekijken en het klooster. We arriveren voor de andere toeristen en beklimmen de Chorten van het klooster. Het is de grootste van Tibet en heeft 100.000 afbeeldingen. Voor ons lijken ze allemaal hetzelfde en eerlijk gezegd is de buitenkant en het uitzicht van de top mooier dan de binnenkant. Vervolgens nemen we nog even een kijkje in het klooster, waar net een monnik een eeuwenoude boekrol openvouwt en de text laat zien. Het ziet er zo fragiel en oud uit, helemaal stoffig. Als ik vervolgens een foto maak van de slaapplaats van de monnikken komt er een monnik naar me toe, en zegt dat ik 20 Yuan moet betalen voor het nemen van die foto… Wat?? Dacht het niet! Is ie nou helemaal gek geworden? okey, 10 yuan betalen voor een boeddha of iets anders belangrijks, okey… maar voor een stel bedden? Het geeft me echt een rot gevoel en ik ben snel wel.
Gelukkig vertrekken we weer, op naar de volgende bestemming: Shigatse. Daar is nog een mooi klooster en moeten we onze permits regelen. De friendship highway is vlak, de huizen staan links en rechts en de velden daar achter. Af en toe toeteren we, om Yaks of geiten en schapen of kinderen van de weg te verjagen en de zon schijnt genadeloos door het raampje van de jeep. Ik dommel weg en wordt weer wakker als we een uurtje later Sigatse binnen rijden. Hier hebben we een dikke 2 uur, om de permits voor de rest van de trip te laten regelen door de gids en wij kunnen het klooster bekijken. We besluiten eerst een colaatje in het park te drinken en we laten ons vermaken door twee kindjes, die absoluut niet op de foto willen. Maar ze doen wel alles om zo veel mogelijk aandacht van ons te trekken. Mijn camera met 12x zoom en uitklapvenster levert zijn geld weer op, want zo kan ik stiekum van een afstandje foto’s maken.
Terwijl zodra als de andere de camera pakken, dan duiken ze weg.
De mannen hebben geen zin meer in kloosters of tempels en het huis van de Panchen Lama lijkt ons van de buitenkant mooier dan van binnen. We besluiten het dus bij foto’s van de buitenkant te laten en gaan op zoek naar wat te eten. We slenteren door de straatjes van Sigatse. Overal worden we begroet. Iedereen zegt ‘hello…!?’ en we worden lekker nagestaard. Gelukkig niets vervelends. Jongeren spelen pool op straat, meisjes lopen giechelend langs, vrouwen frituren aardappels op straat en monniken lopen bellend langs. We belanden weer in een toeristische tent en onder het motto: ‘we weten niet of en hoe en wat en wanneer we weer een fatsoenlijk maal kunnen krijgen’ eten we uitgebreid.
We treffen de gids weer bij de Jeep en gaan op weg naar Sakya.
Ook weer een plaatsje met een mooi klooster. Dat zal allemaal wel, denken we inmiddels. De stupa’s daar zijn inderdaad anders dan we tot nu toe gezien hebben, maar het zal allemaal wel. We vermaken ons meer met de lokale jeugd. De school is net uit en overal waar we gaan, worden we achtervolgd door een horde schreeuwende schoolkinderen die allemaal een voor een (als ze eindelijk durven) ons begroeten. Er wordt wat afgevraagd en als we om 6 uur staan te wachten tot Simon en Jo ook komen, staan Bob en ik, ineens omgeven door schooljongens. Ze kennen aardig wat woorden in het Engels en een voor een wordt er iets aangeraakt en het woord geschreeuwd. (hat… hat, HAT HAT!!! shoe,… shoe…SHOE!! etc…) ik probeer ze het woord ‘watch’ bij te brengen, maar dat is nieuw en ze lijken het telkens te vergeten. Twee meisjes staan op een afstandje te kijken en als ik voor de 3e keer in 15 minuten op mn horloge wijs en ze het allemaal weer vergeten zijn, fluisterd een van de meisjes: ‘watch!’ ze schrikt er zelf van, maar het is goed en ik krijg een onvergetelijk grote glimlach van haar. Enkele nonnen lopen nog langs en ze kijken zo onderzoekend naar mij, het is gewoon stuitend! Ik wil ze honderduit vragen en aan de blikken te zien, zij mij ook, maar helaas moeten we het doen met enkele glimlachjes en wat foto’s.
We gaan weer op pad, aangezien het enige hotel in Sakya afgrijselijk duur is, dus we gaan verder naar Lhatse. Daar is werkelijk helemaal nix te doen en het hok dat ze een hostel noemen is werkelijk te erg voor woorden. We belanden in een Chinees hotel en ik slaap die nacht als een roosje!! Zacht bed en nix dan zaligheid en slaap. We eten weer fried rice met ei en ik sla de thee beleefd af. Geen water van de locals! En dit is een goede beslissing geweest.
De volgende morgen vertrekken we om 8.00 uur. Vandaag is DE GROTE DAG! Simon en Bob hebben het de hele trip al nergens anders over en vandaag gaat het dan gebeuren. Op de een of andere manier, mag ik vandaag voorin en dit is werkelijk de beste dag om voorin te mogen zitten. Ik heb mn prayerflag gereed, want na 20 kilometer ofzo, komen we op de hoogste pas. Volgens de lonely planet is ie op 5220 meter hoogte, de gedenksteen bij de pas zelf zegt 5248 meter hoogte. We staan op de top van de wereld. Hoger ben ik nog nooit geweest en zal ik ook nooit komen. VIJFDUIZENDTWEEHONDERDACHTENVEERTIG METER HOOGTE!! Hoe hoog is dat? Vreselijk hoog? Ik waai bijna uit mn fleece en mn winterjas. Mn vingers zijn binnen no time bevroren, maar het lukt me toch om mn gebedsvlag hier op te hangen. Het voelt als een intens en gewichtig moment.
We geinen nog wat op de pas, zoals zogenaamd de tong laten vastvriezen aan de gebedssteen en Simon maakt een handstand op de top, onder het motto dat zn voeten nog nooit zo hoog zijn geweest. Ook zet ik hem op de foto met zn blote buik en Jo die die buik kust. Dikke pret dus. Maar goed… dan is het tijd voor het serieuzere werk. Al vrij snel verlaten we de Friendship Highway en slaan we af richting Mount Everest. Mount Qomolongma!!
De spanning groeit en groeit, we rijden en rijden. We beginngen weer te klimmen en te klimmen. We weten dat er elk moment een nieuwe pas met prayerflags aan zal komen en dat we dan… allicht… de bergen kunnen zien. We worden omringd door bergen, maar die bestaan allemaal uit gruis, grauwe stenen en zijn nagenoeg kaal. En dan, ineens… zien we prayerflags in de verte klapperen. De pas!! De pas!! De passsss komt eraan. Toch… op het moment dat we over de top gaan, gaat er een schok door de auto heen. Uit 4 monden stijgt tegelijkertijd een ‘owh’ op. Voor ons… in het dal en de verte en omhoog, strekt de himalaya ranch zich uit. Het Himalaya gebergte.
De hoogste bergen van de wereld en het is echt ontzettend ongelooflijk mooi. Overal donkere, bruine, grijze bergen en in de verte, 1,2,3,4,5,6,7… 10, 12 grote hoge, witte bergen. Grijze bergen met witte koppen. En daar is ie. 8.850 meter hoog: Qomolongma. De hoogste berg ter wereld. De aller-, aller-, allerhoogste berg van deze planeet. De witte piek is echt duidelijke de hoogte. Rechts ervan is een wand van witheid, met 3 andere toppen… Ook ongelooflijk! Links nog meer bergen en bergen en bergen en bergen.
We maken ontzetttend veel foto’s. Klik, klik, klik… klik, klik, klik. Af en toe laat ik de camera zakken en ik kijk naar de bergen voor me. Is het de harde wind of zijn het de emotie’s, die zorgen voor een klein traantje? Ik weet het niet, en het boeit me ook nix. Het is gewoon prachtig. Ik geen Bob mn camera en los mijn belofte in, aan mn collega Diana. Het is 12 uur 's middags, 6 uur 's ochtends op een zondag in Nederland en daar, op die hoge pas, met de Himalaya achter me, maak ik een filmpje en gil keihard haar naam… Ik hoop dat ze er wakker van is geworden en dat ze wist dat ik het was!
Maar goed, we kunnen verder… we moeten verder! Op naar Mount Everest Basecamp.
Vreemd genoeg gaan we weer naar beneden. Nou ja, vreemd genoeg? We zijn op de hoogste pas geweest, dus dan is er maar 1 weg: naar beneden. Maar toch. Everest is zo hoog en wij gaan nu weer naar beneden. We rijden door de vallei en dalen en dalen. De hoogte speelt me toch parten, want ik moet vreselijk nodig plassen. Een van de kenmerken van hoogteziekte. Ik drink me een ongeluk, dus zo gek is het niet, maar toch. Maar het zal nog wel 3 uur duren voor we in ons kamp zijn, dus ik vraag de chauffeur te stoppen. Ik heb dit helemaal nooit! Ik kan het altijd uren ophouden, maar elke bobbel in de weg doet pijn, dus dan maar beneden in het dal, met het zonnetje op je kont, dan op 5200 meter hoogte met ijskoude wind. Ja toch?
Maar dan beginnen we weer te klimmen. We rijden en rijden en worden steeds stiller. De spanning stijgt. We rijden er nu recht op af, en worden omringd door donkere, stijle bergen en recht voor ons uit, glimt in het zonnetje een immense witte piek. Af en toe drijft er een wolkje voor de piek en we hopen en wensen dat het wolkenloos zal blijven. We naderen de berg meer en meer en meerrrrr… Het is zo ongelooflijk. Strak blauwe lucht, en witte berg, de rest grijze wanden van berg. We proberen vanuit de auto foto’s te maken. Ergens is het idioot, want strax staan we op een punt waar we de berg niet dichterbij kunnen krijgen en hier zitten we moeilijk te doen om foto’s te maken… Maar goed. We stoppen bij het klooster Rombuk en nu hebben we ‘clear-view’ op de berg. Klik, klik, klik… mn camera maakt overuren!! Wat een schitterend gezicht.
Snel daarna rijden we door en we komen op een doodlopende weg. Everest recht voor ons uit. Links staan tenten en rechts staan tenten. We moeten 1 van die tea-houses kiezen voor onze overnachting voor vannacht en allicht ook wat te eten. We kiezen een tent. Het is er gezellig, met een kacheltje en daaromheen banken. Grote stappels met dekens en dekbaedden in de hoek… die zullen we nodig hebben. We bestellen wat te eten, en maken ons klaar voor de grote trip naar het Basecamp. Het gaat echt gebeuren. Lange mouwen, korte mouwen, fleece-jas. Winterjas. Camera!!
En daar gaan we dan. Simon en Jo gaan lopen, maar Bob en ik gaan lekker met de paardenwagen. Beetje lazy, maar ik heb liever dat ik nog kan ademhalen op Basecamp, dan dat ik helemaal dood aankom, na 4 kilometer tegen de wind inlopen, op 5200 meter hoogte.
Helaas gaat het niet al te snel en het arme paard heeft het ontzettend zwaar… Toch blijf ik lekker zitten waar ik zit. Bob loopt toch nog 3 kilometer van de 4. Het uitzicht is telkens prachtig. Stijle, grijze heuvels naast je (heuvels van 6.000 meter hoogte ;)) en dan recht voor uit, telkens die reus. Die witte top. Majesteus staat ie te staan. Het lijkt alsof het topje een klein beetje naar je overheld, met een kleinere piek ervoor. Dreigende wolken drijven telkens voorbij. Op een gegeven moment kunnen we echt niet verder. Ik stap uit en het paardje geniet van wat rust. Onze ‘chauffeur’ geeft ons een half uurtje. Ik weet nu al dat het te weinig is, maar goed, we hebben geen keus. We klimmen omhoog. Een heuvel, met prayerflags. Hoger en verder of dichterbij kan niet. Ik klim naar boven. Het is stijl. De wind waait genadeloos en gruis glijdt telkens onder mn schoenen naar benenden. De klim is zwaar en ik adem zwaar. Maar dan…
Dan sta je op een heuvel. Het geklapper van prayerflags is immens. De wind blaast me bijna weer de heuvel af. Bob en ik staan elkaar op de schouder te slaan en we kunnen allebei de immens grijns niet van ons gezicht krijgen. Klik, klik, zoom, klik. Helaas zit er net een dikke witte wolk voor ‘de top’ maar desalniettemin klikken we een ons weg. Duimen omhoog, grote grijns en klikklikklikkerdeklikklik. De euforie is immens! Ik bel naar mn ouders. Ze verstaan er door de wind geen zak van, maar ze zullen het weten: hun dochter belt vanaf MOUNT EVEREST BASECAMP. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen. Ik heb daar gestaan. Op5200 meter. Waarvandaan allerlei expeditie’s zijn vertrokken en daar sta ik.
Helaas komt de paardenman ons na een half uurtje weer halen. Net op het moment dat de wolken weer weg zijn gegaan. Maar ja… terlopen lijkt me geen goed idee, want mn oren gloeien en ik voel me nou niet helemaal 100%. We klikken nog een beetje en gaan dan mee naar beneden. Er staan een 4 of 5-tal tenten, geen noemenswaardige expeditie’s deze week. We maken nog enkele foto’s bij de gedenksteen van mount Qomolongma. Ik was er bijna voorbij gelopen, dus gelukkig dat Bob die nog even meepikte. Simon en Jo hebben we helaas niet meer gezien. We zijn op hetzelfde moment vertrokken. Zij lopend, wij met de paardenkar. Later blijkt dat ze ergens verkeerd zijn gegaan en zo’n geweldig uitzicht hadden. Ze zijn ook 2 uur langer weggebleven dan wij, maar helaas dus geen foto met ons 4-en op het basecamp.
We keren weer terug naar onze tent. Mn ademhaling gaat moeilijk en het lijkt alsof er een bankschroef om mn hoofd zit: hoofdpijn! Toch weer de hoogte. Gelukkig is het niet zo erg als onze trip naar lake Nam Tso en we gaan rustig eventjes wat lezen en rondkijken. We zitten binnen in de tent, maar het doek klappert om ons heen. Nu is het wachten op de zonsondergang. Jo en Simon komen helemaal schreeuwend en juichend binnen en uitgelaten doen hen hun verhaal. Helaas is er een misverstand en kunnen we niet in de tent blijven, die we uitgekozen hebben. Een of ander vaag verhaal over dat alleen de linkerkant van de weg bezet mag zijn met toeristen en dat de rechterkant ‘naar huis’ moet. We snappen er nix, maar braaf pakken we onze spullen en verkassen naar de overkant.
Helaas is het daar niet zo gezellig, maar ze hebben wel een peuter, die zorgt voor de nodige entertainment. We zitten rustig en wachten tot de zon onder gaat. Omstebeurt gaat er iemand van ons buiten kijken of het al zo ver is. Om half 9 komt Simon helemaal jubelend binnen. Het begint!! De zonsondergang! De grijze bergwand wordt donker. Dreigend en imposant. De witte piek is gehuld in een fel zonlicht. Gebiologeerd staan we te kijken. Tussendoor nog enkele foto’s. Roze, roos, paars en dan steeds donkerder en donkerder. We keren snel weer terug naar de warmte van de yak-poep-kachel, want mn vingers zijn weer bevroren van het klikken.
We eten weer onze fried rice en slaan de zelfgemaakte thee af. Lekker warm boven de kachel, maar ik vertrouw het niet. Het komt gewoon uit een ton in de tent, en die ton zal gevuld zijn met water van everest (wel speciaal, maar bedankt) We laten ons vermaken door het kereltje dat met een guitig koppie rondhobbelt in de tent. In nederland zou pappa of mamma paniekerig roepen dat ie uit moet kijken bij de kachel, maar hier banjert het mannetje gewoon rustig rond. Beetje onstabiel, maar hij weet dat de kachel heet is. Na het eten vallen de oogjes langzaam dicht. Het is pikkedonker en echt helemaal nix te doen.
Ik neem een dekbed als ondergrond, een zachte deken daarbovenop. Ik rol mn fleecejas tot een kussen en ga in mn outdoor-gear onder nog een deken liggen. Een beetje koud nog. Mn neus is bevroren maar toch val ik die nacht af en aan in slaap. Buiten vieren ze een of ander feest en de muziek en het gezang dringt goed door in de vallei. Honden blaffen. De wind huilt en het tentzeil klappert. Ik denk aan de immense sterrenhemel die ik tijdens het plassen kon aanschouwen. Ik dommel weg en schrik weer wakker. Ik lig super onconfortabel en instabiel en heb het een beetje koud. Gelukkig niet zo koud als in Mongolia, maar toch, aangenaam is anders.
Als ik de geiten hoor weggaan denk ik: yes, het is dag! Jo gaat plassen en vertelt me dat het half 8 is. Gelukkig! Deze nacht is bijna voorbij! Toch dommel ik weer weg, aangezien ik eindelijk lekker lig. Het is 10 uur 's ochtends als we opstaan. Jo en Simon wilde nog een keer naar Basecamp, maar hebben besloten dit niet te doen, omdat de 1e geweldige keer toch niet te overtreffen is. Groot gelijk. We rommelen onze spullen bijelkaar en om kwart over 11 zitten we weer in de auto. Na 5 minuten rijden, stoppen we… of we het klosster willen bekijken… Hahahah… nou nee, laat maar! Ze zijn vast allemaal erg speciaal, maar laat maar. We hebben net nog op Everest gestaan! We laten de berg achter ons. De hemel is grijs van de wolken en we prijzen ons gelukkig met het weer van gisteren.
We rijden weg van de berg. Na een tijdje is ie zelfs niet meer te zien, want we gaan over de ‘oude’ weg. We hobbelen en bobbelen door het landschap en zitten al snel zo laag, dat de majesteuse berg niet meer te zien is. We schudden door de auto en aangezien wij allemaal vreselijk slecht geslapen hebben (behalve Bob) zijn we erg stil en laten ons gedwee van de ene kant naar de andere schudden. Binnen no time zijn we echter in Old Tingri.
Een stadje ter grote van 1 straat. We nemen plaats in een crappy hostel zonder douche en met een schijthuis en gaan om 2 uur wat eten. Er is niets in het stadje te doen. De geiten-lijken hangen te drogen om verwerkt te worden tot lekker mutton-vlees (schapenvlees) We nemen plaast in het enige westerse restaurant en na een uur hebben we onze lunch.
We eten rustig en zitten lekker binnen en naar buiten te kijken. Ik laat de helft van mn chilly-fries staan en de lege blikjes staan op onze tafel. Op eens komen er twee meisjes naar het raam. Ze kloppen op het raam en wijzen naar de tafel. We zijn het er alle vier over eens, dat ze het eten willen. Maar ja… das ook weer zo iets? Ze mogen blijkbaar niet binnenkomen en ik besluit het eten in een servetje te stoppen. Ik doe het raam open en geef het servetje aan de meisje. Die laten het echter gewoon vallen en alles valt bij het raam (binnen) op de grond. Owh…!! Wat een troep. Ze beginnen te roepen en te schreeuwen en te wijzen. Ik doe gauw het raam weer dicht en probeer de troep op te ruimen.
Eindelijk gaan ze weg… denken we! Ze komen weer terug, met een tas vol, lege plastic flesjes en blikjes. Owhhhh!! Ze willen onze lege blikjes hebben. Maar ja, ze doen zo raar, we houden het raam dicht en uiteindelijk… gaan ze weer weg. We blijven nog even zitten, maar dan betalen we ook maar en besluiten de rest van de middag en avond te gaan lezen. We lopen terug richting ons hostel en zien een gigantische bus staan. Das rollende hotel. Een groot rood gevaarte op wielen met slaapplekken. Het blijkt dat ie helemaal chokvol duitsers zit, die van Nepal naar Tibet reizen. Het is een attractie in het dorp.
Het Tingri zijn er ook enkele jongetjes met rotjes aan het spelen en telkens schrikken we op van het geknal. Dat spelen met vuurwerk niet goed kan gaan, blijkt, als een van de grotere jongens, een rotje naar een jongetje gooi. Het ding ontploft dichtbij zijn gezicht en hij begint huilend te schreeuwen en de andere jongen aan te vallen. De hele stad loopt uit en het is een opstoot van jewelste. Actie in Old Tingri.
We keren terug naar ons hondenhok en terwijl Bob in het zonnetje zit te lezen, komt ineens de vraag, waarom we niet weggaan. Nu komt een heel verwarrend moment, dus ik hoop dat ik het goed kan vertellen. Het is maandag, 16.30 uur. We zitten in Old Tingri. Morgenochtend zullen we verder reizen. Totaan de laatste 30 km voor de grens. Ze zijn daar met de weg bezig en je mag alleen over die weg, na 20.00 uur. Dan zullen we om 22.00 uur bij het grensplaatsje aankomen, afscheid nemen van de tour en woensdag lopend de grens passeren.
Toen we incheckten in ons hondenhok, werd ons verteld dat de weg erg slecht was, en we de hele dag moesten rijden tot we bij die laatste 30 km zouden komen. Nu is echter het verhaal, dat het ’ maar’ 3 uur rijden is, tot Malyam en we daar du precies om 20.00 uur aan kunnen komen. de weg is dan open, we rijden naar de grens.
In plaats van vandaag heel de dag te wachten en te verspillen in old saai tingri. Morgen 3 uur te rijden en te wachten tot 20.00 uur in Malyam, aar ook nix te doen is, tot de weg open gaat, voor de laatste 30 km naar de grens. We kunnen dus 24 uur eerder in Nepal aankomen, ipv in een godvergeten oord in Tibet, waar echt geen ruk te doen is, te slapen in een hondenhok en maar te moeten wachten. Helaas krijgen we ons reeds betaalde geld voor het hondenhok niet terug, maar desalniettemin besluiten we te gaan.
We voelen ons wel een beetje belazerd, want de 5-daagse tour is dus heel goed in 4 dagen te doen, aangezien de laatste dag alleen maar wachten is. Helaas is er een heleboel gehakketak met de gids, die met een grote grijns rond loopt en de chauffeur, die geen engels spreekt. We hebben het idee, dat niet alles wat wij en hij zeggen vertaald wordt. Dus de 1e 2 uur zitten we stilletjes in de auto, bang om iets verkeerds te zeggen. Maar we zijn onderweg!! We rijden weer en vannacht zijn we op de grens.
Na 2 uurtjes rijden komen we weer op een hoge pas en wat we daar zien, is misschien nog wel indrukwekkender dan Everest. Voor ons, naast ons, achter ons… overal 7duizend en 8duizend meter bergen. Witte besneeuwde toppen en grijze lijven eronder. De zon speelt met de wolken en het licht is echt prechtig. Gelukkig stoppen we even en kunnen we al dat moois weer vastleggen, voor zover dat kan.
We rijden nu verder en na Malyam (dat overigens door een dambreuk volledig onder water was gelopen) is het een en al gekronkel. Paars en rode bosjes begroeien de heuvels en onder ons, in het ravijn, stroomd het witte water voor ons uit. Op een gegeven moment, het is al schemerig, worden we tegengehouden. Het is 19.45 uur en ze zijn nog aan het werk. De vrouw praat hard en luid en tibetaans. Mogen we niet verder? Moeten we omkeren?? Dan komt haar collega aanrennen en horen we ontploffingen!! Ze zijn met dynamiet de berg aan het opblazen!! We wachten geduldig en als het gevaar geweken is, mogen we door rijden.
Maar uiteraard is de weg geblokkeerd. Immense rotsblokken liggen op de weg. de mannen gaan helpen, terwijl Jo en ik foto;s maken van het hele gebeuren. Zo sta je naar de Eversttop te kijken en zo sta je rotsblokken te versjouwen! We rijden nu door en het wordt donkerder en donkerder. Het begint lichtjes te regenen en voor we het weten zitten we 2 uur lang, in het donker, op een bergweg (van 5.000 naar 1.600 meter) te kronkelen. We worden door de auto gegooid als poppen. De afgrond is elke keer dichtbij.
Overal langs de weg zien we tentzeil op een paal (een tent) en arbeiders langs de weg. We stuiteren over de weg. Zien niets anders dan wat de koplampen ons laten zien en kronkelen naar beneden. We dalen snel. De bergen om ons heen zijn grimmig en donker. We hebben geen idee hoe lang nog of waar we heen gaan. Water stroomd langs de bergwand, soms op de auto, soms waaden we door het water op de weg. Het is GAAF!!
Uiteindelijk, net op het punt dat je je voeten en kont niet meer voelt en ik echt denk: nu kan ik niet meer, komen we auto’s tegen. Meer en meer. Auto’s, jeeps. vrachtwagens. De weg naar beneden gaat open bij Nalyam om 20.00 uur. Bij de grens, de 30 km omhoog naar Malyam, gaat de weg open om 1.00 uur. Alle vrachtwagens staan te wachten. Het grensplaatsjes is uitgesmeerd tegen de berg en er gaat 1 weg doorheen. Een zand weg met kuilen. Aan de zijkanten staan shops. Links en rechts staan auto’s en vrachtwagens geparkeerd. Verkeer wil omhoog, wij willen omlaag. In file kruipen we naar beneden. Op zoek naar een hotel. Het 1e hotel is veels te duur, het 2 hotel vol. Oeps? wat nu? ook het 3e hotel is te duur, maar dat is het laatste hotel. We zijn bij de grens, de weg loopt dood/ is gesloten.
We keren terug naar hotel 3 en het blijkt dat ze ook gewone kamers hebben, tegen redelijke prijzen. Zonder douche, maar voorruit. We moeten wel. Het is 11 uur 's avonds, we zijn moe, en het begint te gieten. We nemen de kamer en werkelijk waar, het is het ranzigste bed dat ik ooit heb gezien. Mijn satijnenlakenzak komt hier hardstikke goed te pas. We ploffen neer en met het getik van de regen op het zinken dak, het gestroom van de toilet naast ons, val ik in slaap. Wonderbaarlijk genoeg slaap ik goed. We hebben een crappy ontbijt en worden besprongen door mensen die geld willen wisselen. Bij de grens staan ontelbare vrachtwagens te wachten en een hele groep toeristen. Het is maar goed, dat we wat later zijn opgestaan, ivm het 2.15 uur tijdsverschil tussen China en Nepal, hebben we tijd zat.
Wandelend met onze backpacks gaan we de grens over. Dat is vreemd?! Maar dit is alleen nog het Chinese deel. De Nepalese douane ligt 8 km beneden en is een rit van 2 uur in ons hobbelbusje. De weg is slecht, vol, druk met verkeer. Nou ja… understatement: het is een choas. Om de haverklap komt er een truck vast te zitten die naar boven wil, waardoor die al het verkeer blokkeerd en niemand naar beneden kan, waardoor er ook geen ruimte gemaakt kan worden, om hem door te laten. Overal lopen mensen. Nepalese mensen, Tibetaanse mensen, chinese mensen. We kijken onze ogen uit als we stilstaan en stuiteren door de wagen als we rijden. Ik heb blauwe plekken op mn kont denk ik.
Uiteindelijk kunnen we niet verder. We zijn dichtbij de brug, dus we laten het erbij. We betalen en stappen uit. Hijssen onse rugzakken op de rug en wurmen ons een weg tussen vrachtwagens en mensen door. We sluiten aan in een rij van kleine vrouwtjes met watertonnen, graanzakken en kinderen (alle drie tegelijk) op de rug. We lopen de brug over. Wat er da gebeurd… ik weet het niet.
Het hek gaat open om een vrachtwagen vanaf de Nepalese kant door te laten… Mensen dringen… Een vrouw rent, een man slaat haar neer, sleurt haar naar de grond. Ze sleept zich voort en krijgt het voor mekaar door het hek te komen. De man die haar slaat wordt bijna aangevallen door mensen van de Tibetaanse kant, die ook door het hek willen. De vrachtwagen gaat in zn achteruit en het hek gaat weer dicht. Of tenminste… op een keer. Wij mogen erdoor.
Dit incident gebeurt zo snel. Ik ben de enigste die het goed ziet en ik weet niet precies wat ik nou zie. Ik probeer er maar niet te lang bij stil te staan. Het is warm, heet, de rugzak is zwaar en we moeten een visum voor Nepal hebben. Gelukkig komen we snel bij een burootje, betalen 30 dollar en antwoorden 3x dat dit de 1e keer in Nepal is. Ik weet niet wat ze zouden doen, als je zou zeggen, nee de 2e ofzo? maar goed. En nu? We worden lastig gevallen door een man, die ons voor 5000 rupi naar Kathmandu wil brengen. Volgens de lonely planet is dit te doen voor 2000, dus we vinden het veeeels te duur. Eens even buiten kijken. De bus kan ook. 5 uur rijden, overstappen en dan nog eens 2 uur rijden. Geen van ons ziet dat zitten, en alle bussen zijn ook ‘vol’. Ik weet niet wat dat betekend, maar de bus is dus geen optie. We lopen en we lopen, totdat er geen bus of jeep meer te zien is.
De hele tijd worden we gevolgd door een mannetje, en uiteindelijk krijgen we een jeep voor 3000 rupee. Vooruit. Moeten we wel een half uur wachten, gaat ie em halen. Ik heb het nu helemaal gehad. Al een uur met die rugzak op. Lopend. Het is 30 graden + en ik heb honger, moe en ik wil iets beslissen. Gelukkig gaat de rest akkoord en we wachten op de jeep. We zitten in de berm en een keur aan mensen komt langs lopen. In tegenstelling tot de Tibetaanse bevolking kan er bij deze mensen geen lachje vanaf. Dit is vreemd. Ze kijken, maar geen vriendelijkheid. Ook niet onvriendelijk, maar bij de Tibetanen was het een en al hallo, hello, en een grote glimlach. Ff wennen dus.
Eindelijk komt onze jeep. We nemen plaats. Dit wordt weer stuiteren!! Sommige stukken van de weg zijn goed, anderen ronduit slecht. We stuiteren en bounchen weer door de jeep. Het is ook warm. En stoffig en ongemakkelijk. Ik merk er echter weinig van, de weg is adembenemend!! Groengroengroengroengroenergroenst!! Overal bomen, planten,varens. Gifgroen, appeltjesgroen, bananenbomengroen, grasgroen, rijstveldengroen… wat een verademing na het gruis en gravel van Tibet. En die geuren! Indiaanse kruiden, gras, varens, uitlaatgassen en meer lekkers. We blijven maar dalen en dalen en dalen. Ik had verwacht dat het op een gegeven moment wel klaar zou zijn, maar we blijven in de bergen. We verlaten nu echter de wolken en de witte massa van de rivier komt steeds dichterbij. Het water schuimt en kolkt en we zien enkele rafters!! Gaaf!! Gaan wij ook doen!!
Het is zo mooi. We rijden door kleine plaatsjes. Er wordt weer van alles verkocht. En de mensen. Vrouwen in sari, mannen in pofbroek. Mannen met topi-hoetjes en kindertjes. Mannen met kromme benen en op blote voeten. Vrouwen die hun waterbuffel ‘uitlaten’ Ik kom weer ogen tekort en met de wind in mijn gezicht stuiteren we naar beneden. Op een gegeven moment wijst onze chauffeur: daar: de Kathmandu-vallei. Huizen en huizen… zo ver het oog reikt. Wat een schock!! We rijden nu langzamer de stad binnen. Of de steden, want alles zit aanmekaar geplakt. Overal om ons heen zijn motors en brommers, vrachtwagens en jeeps. Bussen en tuktuks met mensen aan de achterkant eraan geplakt. En meer mensen, heel veel mensen. De 1e indruk van Kathmandu is weer overweldigend. Wat een puinhoop, een chaos, een mensen. 8 baans wegen, waar er ruimte is voor 2 auto’s naastmekaar. Vuilnis overal. Stof in je gezicht, op je huid, in je mand. 3x je neus snuiten en je kunt een provinciale weg asfalteren.
Eindelijk, eindelijk… rijden we Thamal binnen. De toeristen’wijk’. We willen naar Kathmandu Guesthouse, het backpackers wahalla, maar helaas, dat zit vol. We komen terecht in een ander hotel. Ik vind het best. Het is te duur, voor wat ze bieden, maar ik wil douchen. Gelukkig ben ik niet de enigste. We gaan naar onze kamer en na een half uur kom ik dampend en fris de badkamer uit. Al het vuil en de viezigheid, het stof, de bergen en de kou van Mount everest is eraf gewassen, Wat over blijft is zweet… zweet van de 30 graden die Kathmandu in de greep heeft. FF afkoelen. En internetten, en strax eten. Het is al 21.00 uur s’ avonds nu en ik ben al 3 uur bezig met dit verhaal. Vannacht, als ik nog zin heb, of morgen komen de foto’s. Bob heeft er al 100 op zn site staan:
http.//www.bobb.shareyourstory.nl
De mijne komen zsm. Dit was het verhaal. Van 4 dagen. Van Lhasa naar Kathamandu. Letterlijk en figuurlijk over grote hoogtes. En ik denk dat ik nooit meer hetzelfde zal zijn. IK deed een beetje lacherig over de obsesie van Bob en Simon over de hoogtste berg ter wereld. Mount Everest Basecamp. Mount Qomolongma. Toevallig dat we in meters meten en dit de hoogste is. Allicht niet eens de meest moeilijk beklimbare ofzo. Maar als je hem ziet staan. Hoog boven alle andere uit. Een muur van wit ijs, grijs steen. Al die bergen van de Himalaya. Al die mensen, lachend en zwaaiend. Mennnn wat hebben we gezwaaid!! Naar de mensen, werkend in het veld, hooi binnenhalen. Naar kinderen, langs de weg. Mensen in auto’s. En dan nu… ineens… een ander land… een andere taal, cultuur, geld en eten (jjaaaa, hongerrrrrr!!) en zo groen, zo groen!!
Tibet was prachtig. Het heeft me geraakt, zoals ik verwacht had dat het zou doen, en toch ook onverwachts. En nu Nepal. Waar het allemaal ooit, in de winter mee begonnen was. We gaan 3 dagen sowieso bijkomen in Kathmandu. Beetje internetten, lezen, slapen en eten. Verder staat Pokhara op de planning, misschien daar delta vliegen en nog meer chillen. Terug naar Kathmandu. We willen checken gaan raften en we willen 3 dagen naar Chitwan National Park. Olifanten rijden en door de jungle enzo. Daarna weer terug naar Kathmandu… en dan?? Thailand… ver weg… eerst dit. Eerst eten. Nu is het verhaaltje klaar. Later de foto’s en toevoegingen. Hopelijk hebben jullie een klein beetje een beeld van het onbeschrijflijke… En hebben jullie genoten, net als ik.