Maleisië - van wereldstad naar jungle

Maleisië - ten zuiden van Thailand - is de meest ongerepte parel van Zuid-Oost-Azië. Er zijn prachtige stranden, indrukwekkende miljoenensteden en ongerepte natuur. Van wereldstad Kuala Lumpur naar de jungle van Borneo: het contrast kan niet groter zijn.

Op Borneo zie je overal longhouses, grote langwerpige, gebouwen waarin verscheidene gezinnen van dezelfde stam wonen.

Typisch zijn de kleurrijke ornamenten aan de gebouwen in Kuching.

Van Kuala Lumpur kortweg KL - zien de meeste reizigers niet meer dan de gigantische en hypermoderne luchthaven. En dat is jammer, want KL is een metropool die niet moet onderdoen voor Bangkok of Singapore. Hét uithangbord zijn de Petronas Twin Towers, het hoofdkwartier van de nationale oliemaatschappij. De brug tussen beide torens, op de 41ste verdieping, kan worden bezocht. Onder de toren ligt een van de vele shoppingcentra van de stad. Let op: voor koopjes moet je hier niet zijn! Daarvoor ga je naar Chinatown, Little India of Central Market, in een mooi art-decogebouw uit 1928.

Ook niet te missen: Merdeka Square of het Vrijheidsplein. Rond dit plein - ooit een sportveld voor hockey, cricket en rugby - staan verscheidene gebouwen uit de Britse koloniale overheersing. Breng ten slotte ook een bezoek aan Batu Caves, juist buiten de stad. Dat is het grootste hindoeïstische heiligdom van Maleisië, ondergebracht in natuurlijke grotten. Er leeft een kolonie makaken die voortdurend de offergaven proberen te jatten.

Vanuit de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur op het vasteland is het zowat anderhalf uur vliegen naar Kuching, ook wel eens Cat City of Kattenstad genoemd. Het Maleise woord voor ‘kat’ is ‘kuching’. Dat is de hoofdstad van deelstaat Sarawak, in het noordwesten van Borneo en dus het dichtst bij het vasteland. Sarawak en die andere deelstaat, Sabah, behoren tot de Maleisische federatie, terwijl het zuidelijke deel van Borneo bij Indonesië is ingedeeld.

Kuching is een ideale uitvalsbasis voor een tocht door Borneo en een van de gezelligste steden van heel Azië. Langs de Sarawakrivier ligt een brede wandelboulevard, het Waterfront Park, waar je gezellig kan wandelen met zicht op onder meer het Fort Margherita en het Istana, een statig paleis uit 1870. Een wandeling door de stad leidt onder meer langs de grote moskee, een Chinese tempel waar levende schildpadden zitten en de vierkanten toren vlak bij het water.

Iets verder van het water heb je de Indiase markt, waar je terecht kan voor uren shoppingplezier. 's Avonds vertrekken vanaf Waterfront Park verscheidene rivierboten. Op de onze werd toevallig net een tv-novelle opgenomen.

Opdat toeristen zich zouden inleven in de cultuur van de verschillende stammen op het eiland Borneo, kunnen ze een halve dag doorbrengen in het Sarawak Cultural Village, net buiten Kuching. Dit openluchtmuseum bestaat uit een grote vijver waarrond dorpen van de zeven belangrijkste bevolkingsgroepen van Sarawak zijn nagebouwd: de Bidayuh, Iban, Penan, Orang Ulu, Melanau, Maleiers en Chinezen. Demonstraties van blaaspijpschieten en traditionele dansen: allemaal leuk, maar we kunnen toch niet wachten om kennis te maken met het échte Sarawak.

Want Borneo is toch vooral bekend voor de natuur, en een dagje in het Bako Nationaal Park is ideaal. We worden er met een bootje naartoe gebracht en wandelen nog een stukje over het strand. Een wild zwijn speelt in de mangrovebossen en bij het restaurantje zitten makaken op de uitkijk.

Onze gids Selvam heeft een voorgevoel dat we wat verderop neusapen zullen zien en dat blijkt zo te zijn: een groep mannetjes springt van de ene tak naar de andere boom, tot ze heerlijk frisse groene blaadjes vinden. Neusapen komen alleen voor op Borneo en vallen op door hun dikke buik en hun lange neus. “In de lokale taal worden ze Orang Belanda genoemd”, lacht Selvam. “Orang Belanda was ook de scheldnaam voor de Hollandse kolonisatoren.” Hilariteit alom.

Orang-oetans
De volgende dag worden we overmand door de stilte en de grootsheid van het regenwoud in het Semengoh Wildlife Rehabilitation Centre. We zien de toppen van de bomen serieus schudden en dat betekent dat er orang-oetans aankomen. Deze gigantische oranjebruine apen springen niet van de ene boom naar de andere, maar grijpen telkens een tak van een volgende boom vast om zich beetje bij beetje te verplaatsen. Niet alleen een jong mannetje komt voorbij, maar ook een moeder met een enkele maanden oude baby. De rillingen lopen over ieders rug. Hier wordt in een stuk beschermd oerwoud aan vaak mishandelde of verhandelde baby-orang-oetans geleerd weer zelfstandig in de jungle te leven. Een nobele zaak, maar intussen wordt hun woongebied op Borneo door ontbossing steeds verder ingeperkt.

Longhouse
Een bezoek aan Borneo is niet compleet zonder een trip naar een longhouse, een typisch langwerpig huis waarin gezinnen van eenzelfde stam onder één dak wonen. Na een forse busrit en een boottochtje van zo’n 40 minuten komen we aan bij een dorp van de Iban-stam. We vrezen voor een commerciële ontvangst met weinig authenticiteit en veel winkeltjes, maar tot onze verbazing blijkt het tegendeel waar. We zijn meer dan welkom, kunnen rustig een kijkje nemen bij de families en foto’s maken. Er wordt ons niet één keer gevraagd om geld of om iets te kopen. 's Avonds schuiven we aan bij een van de veertien families in het longhouse voor een overheerlijk avondmaal.

We slapen in primitieve hutten met een muggennet, maar zonder elektriciteit. Voor de toeristen is er wel een toiletblok met douches. Dit maakt zo’n avontuur ook doenbaar voor niet-rugzaktoeristen. De volgende ochtend zijn de meeste mannen al vroeg op om hun rijstveld te bewerken, terwijl de vrouwen voor het eten zorgen, groenten en planten bijeenbrengen en de kinderen in de gaten houden. Een dagje bij deze gastvrije stam is echt een hoogtepunt. Maar dat is een trip naar Borneo eigenlijk van begin tot eind.

Bron : “Het Laatste Nieuws” van 23-08-2011