FIETSREIS RWANDA, januari 2013, door Frank Bron

FIETSREIS RWANDA, JANUARI 2013
Door Frank Bron

Achtergrond
Sinds 2011 probeert de Rwandese overheid van de waterscheiding tussen de stroomgebieden van de Congo en de Nijl een toeristische attractie te maken. The Congo Nile Trail, een wandeling langs die waterscheiding vlak boven de oostelijke oever van het Kivumeer, is uitgezet en volgens de folders kun je die niet alleen hiken maar ook biken. Vijf Nederlandse fietsers zetten hun ATB’s op het vliegtuig en gingen ter plaatse kijken of dat inderdaad kon.

EVEN VOORSTELLEN
Egbert Hoving, bijna 65, consultant op het gebied van plattelandsontwikkeling en initiatiefnemer van deze reis. Werkte tussen 1981 en ’86 voor SNV in Rwanda. Is daar sindsdien tientallen keren teruggekeerd. Blijft graag bij Rwanda betrokken en houdt van fietsen.
Mart Hovens is 61 en heeft, net als Egbert, een Afrika-achtergrond en deelt diens liefde voor fietstochten. Is sinds 1987 meerdere malen in Rwanda geweest maar heeft er nooit gewoond. Wil de Congo Nile Bike Ride opnemen in het aanbod van zijn nieuwe organisatie Fairweggistan. Zal in Rwanda ‘de pot’ beheren.
Frank Bron, 52. Amerika-kenner en Azië-ganger maar Afrika-groentje. Enthousiaste maar niet fanatieke fietser, bij voorkeur op of naar exotische plekken als Peking, de Chimborazo of Rügen. Of Rwanda. Tijdens de reis verantwoordelijk voor de verslaglegging.
Jan Martens, 58 jaar, podotherapeut, met vroeger een passie voor hardlopen, maar nu (en vooral) fietsen. Heeft zelfs zijn vrouw tijdens een fietstocht in Engeland ontmoet. Ook voor hem is dit een eerste bezoek aan Afrika. Technische man van het groepje.
Ineke Verschueren tenslotte, de enige vrouw van het gezelschap, is 62. Zij is getrouwd met Jan en deelt zijn liefde voor de fiets hoewel niet zijn fanatisme. Met haar achtergrond als analiste bij het ziekenhuis in haar woonplaats is zij de medicijnvrouw van de groep.

Dag 1, Kigali
Na de lange reis vanuit Nederland worden we in het Iris Guesthouse als vorsten ontvangen. We frissen ons op, schrijven ons in en lopen vervolgens door de flinke hitte heuvelop naar het Union Trade Center in het centrum. Daar wisselen we elk € 400 om in 340.000 Rwandese Francs, wat in biljetjes van 2.000 Franc flinke stapels geld oplevert. Gelukkig kunnen we al snel per persoon 50 biljetjes afstaan aan Mart voor de pot.
Mart en Egbert regelen de auto en verschillende andere zaken om morgen naar het Kivumeer te kunnen vertrekken terwijl Jan, Ineke en Frank een paar Rwandese SIM-kaarten kopen en een deel van Kigali te voet verkennen. Iedereen is net voor de middagbui weer terug in het Iris Guesthouse. Na de bui is het zeker 10 graden afgekoeld en gaan we gezellig met z’n allen SIM-kaarten installeren, nieuwe telefoonnummers uitwisselen, het thuisfront SMS’en, mailen of bellen en toegang tot internet proberen te krijgen bij een paar potten koffie. Later op de middag raakt de tafel steeds meer vol met Primus bier en een enkele cola-fles waarna de avondmaaltijd besteld wordt, waaronder heerlijke vis uit het Kivumeer. Moe na deze wensen we elkaar tegen negen uur een goede nacht en zoeken onze dik bedekende bedden op, waar we de dekens natuurlijk vanaf halen.

Dag 2, Kigali – Rubona
Rond zeven uur schuiven we, uitgerust en wel, aan voor het uitgebreide ontbijt waar we kunnen kiezen uit eieren in allerlei variëteiten, papaya, en broodjes met desgewenst pindakaas tot aan duo-chocopasta toe. En prima koffie. Om iets na acht uur komt chauffeur John met de Toyota Landcruiser bij het guesthouse aan en met z’n allen halen we de fietsen uit hun vliegtuigdozen, zetten ze in elkaar en laden de auto in.
We tanken 160 (!) liter benzine voor de reis en om kwart over twaalf worden de laatste kamersleutels ingeleverd waarna we gaan lunchen bij restaurant Karibu à ongeveer drie euro pp! Om kwart voor twee rijden we langs Hotel Milles Colines Kigali uit, de eerste Coline (heuvel) op. Die eerste is meteen een soort Alp maar hoewel steil is de door Chinezen aangelegde weg uitstekend en blijft dat ook tot Gisenyi/Rubavu (Rubavu is de naam sinds 2006). Hoewel er langs de hele weg een glasvezelkabel ligt voor de verwachte toename van het Rwandese internetverkeer, worden de dorpjes en veldjes allengsarmoediger. Maar ook langs deze asfalt- en glasvezelcorridor met aan weerszijden de meer traditionele beelden van Afrika, staan al meerdere min of meer moderne winkelcentra en rijden airconditioned Mercedes 4WDs langs zelfgeknutselde kruiwagens.
Het land is echt enorm groen en dichtbevolkt met langs de hele weg grote groepen mensen op weg naar huis of elders, al dan niet met takkenbossen of andere producten op het hoofd – vrouwen natuurlijk maar, uitzonderlijk in Afrika, ook mannen! Veel mensen worden bovendien vervoerd op brommer- of zelfs op fietstaxi’s. Geen fietstaxi’s zoals tegenwoordig in Amsterdam rondrijden; lichtgewicht, met veel versnellingen en in flitsende kleuren, maar gewoon zware Indiase of Chinese vrachtfietsen met een rekje achterop en slechts één versnelling. Op dat rekje wordt 100 kilo of meer aan aardappelen vervoerd, meubels of een marktvrouw met een tas winterwortelen. En dat hellingen van 10% of meer op en af!
Onderweg genieten we van het overal groene landschap, de prachtige vergezichten en de vele vogels. Na een paar stops, o.a. in het hotel in Ruhengeri/Muzanza waar gorilla-deskundige Dian Fossey vroeger logeerde, zijn we uiteindelijk om 6 uur in Rubavu en 10 minuten later bij het Rwandese huis van een Nederlands/Rwandees stel iets ten zuiden van daarvan, in Rubona. Daar worden we ontvangen door Françoise, een vriendin van de eigenaars. Omdat zij in Nederland wonen, mogen wij in hun huis overnachten en kunnen elk een eigen kamer kiezen.
Het huis is groot en met een mooie tuin DIRECT AAN het Kivumeer! Met z’n allen hebben we de auto in een mum van tijd leeg en korte tijd later liggen Frank en Jan in het spiegelgladde en heerlijk warme meer. Mart en Egbert regelen weer allerlei zaken en Françoise brengt drank, pittige worst en jonge kaas (kaas? In Rwanda? Ja hoor!) terwijl het donker wordt, de temperatuur op een graad of 23 blijft hangen en de krekels tsjirpen. Op het meer branden een paar lichtjes van vissers. Aan de overkant, in Goma, Congo, stijgt een vliegtuig op. Verder is het daar echt stikdonder – des te vreemder dat zowel Mart als Egbert, bij hun pogingen telefonisch kontakt met de buitenwereld te leggen, SMS’jes krijgen waarin zij welkom geheten worden in Congo!
John vertrekt met de auto naar een pensionnetje in Gisenye/Rubavu en Françoise bereidt ondertussen samen met haar dochter en de bewaker een eenvoudige doch gevarieerde maaltijd met een werkelijk heerlijk toetje van minstens vijf verschillende soorten fruit. Egbert legt uit dat er in Rwanda vanwege de verschillende klimaatzones werkelijk van alles verbouwd kan worden, tot aan aardbeien en boerenkool aan toe – en dat dat nog gebeurt ook!
We praten nog tot een uur of elf na op het terras over een veelheid aan onderwerpen en zoeken daarna onze klamboe op. Morgen fietsen!

Dag 3, naar Gisenyi/Rubavu en terug (25 km.)
Na het ontbijt en wat andere voorbereidingen, vertrekken we rond een uur of elf naar de 10 km. verderop gelegen grens met de DRC. Op het eerste onverharde stukje, tot de Brasseries et Limonaderies du Rwanda oftewel Bralirwa (producent van het alomtegenwoordige Primus bier), hijgen we al flink maar daarna is de weg weer keurig geasfalteerd. Na een drankje in het Paradis Malahide in Rubona fietsen we door naar Rubavu. De hellingen zijn lang en redelijk steil maar omdat de weg geleidelijk omhoog gaat komen we snel in een ritme en halen fietsend alle toppen vanwaar we prachtig uitzicht hebben op het Kivumeer.
De boulevard in Rubavu loopt langs een mooi strand. Er liggen verschillende luxe hotels aan en het einde is bij de Congolese grenspost die de afgelopen decennia meerdere malen in het nieuws is geweest. Er hangt nog steeds een vreemd sfeertje: aan de ene kant het aangeharkte Rwanda, achter de slagboom het ongeordende Congo. Militairen, dure auto’s met Congolese nummerborden en vrachtverkeer van de VN rijdt af en aan. We verkennen Rubavu nog even per fiets en gaan uiteindelijk koffie drinken en internetten bij het chique Lac Kivu Serena Hotel. Een regenbuitje zorgt voor aangename afkoeling waarna we inkopen gaan doen voor morgen, gebruik makend van de auto en John die zich inmiddels weer bij ons gevoegd heeft, en fietsen terug. Bij de brouwerij rijdt Ineke rechtdoor waar de anderen afgeslagen zijn. Mart roept haar na, wat onmiddellijk overgenomen wordt door meerdere jongens: ‘INEKEEE!’ klinkt het door heel Rubona!
Bij ons logeeradres aangekomen springt iedereen meteen in het heerlijke water van het meer, waarna John ons met de auto terug naar het Paradis Malahide brengt. We drinken wat en delen een soort lokale stoofpot met aardappelen, spaghetti en kip. Vier dansers en een trommelaar zorgen voor de culturele omlijsting. Volgens John beelden ze een buffeldans uit, dè traditionele dans van Rwanda. Om acht uur trekken de dansers zich terug en komt de ober vertellen dat de ‘boda-boda’ klaar staan, de brommertaxi’s (van ‘border-border’ – oorspronkelijk vervoer van grenspost naar grenspost tussen Oeganda en Kenia) waarmee we naar ons logeeradres teruggebracht worden. Hoewel het stikkedonker is, zijn we in een mum van tijd en veilig en wel, weer in ons riante onderkomen terug, vol van de vele nieuwe indrukken.

Dag 4, Gisenyi – Kinunu (37 km.)
De wekkers lopen om zes uur af en om half zeven vertrekken we opnieuw met de fiets naar het Paradis Malahide waar we binnen tien minuten zijn en waar dezelfde vrolijke ober van gisteren ons al staat op te wachten. Brood, ei, jam, koffie van traditioneel houten borden en met houten bestek volgen snel, dus kunnen we spoedig naar ons logeeradres terug voor de laatste voorbereidingen op de Congo Nile Bike Trail! Om iets na achten vertrekken we daadwerkelijk. John rijdt met de auto als een bezemwagen achter ons aan. Saai voor hem, maar fijn voor ons want hij heeft alle mondvoorraad aan boord.
Vooral het eerste deel van de tocht over de onverharde weg is zwaar met hoge, vaak steile heuvels. Geen probleem voor de best getrainde fietser onder ons, Jan, maar wel voor Ineke en Frank. Egbert dieselt gewoon door en Mart rijdt op Afrosolair of anders op één of ander stimulerend middel, Primus bier waarschijnlijk. De eerste wat langere pauze wordt gehouden na een uur of 2½ en dan blijkt dat we nog geen 8 km. per uur gemiddeld halen! Aan de andere kant, het weer is lekker , het uitzicht soms adembenemend en de aanmoedigingen van het publiek langs de weg veelvuldig: muzungu muzungu! (blanke, blanke!) of bazungu! (dat zijn meerdere muzungu) en soms ook mukomere (hou vol!). Natuurlijk wordt er ook ‘good morning’ geroepen, ‘give me money’ (wat opvallend gelijk klinkt), of ook wel ‘bonjour’. En bij pauzes wordt er af en toe zelfs om ‘camera’ gevraagd en dus schieten we heel wat plaatjes van kinderen die op ons afkomen. De kindertjes zijn altijd erg blij als ze zichzelf op het schermpje van de camera’s zien: “Ik zit ook in de camera!”
Vanaf Rwinyoni wordt de weg iets gemakkelijker maar op elke top pauzeren we gelukkig even. Ook bij de Cyimbiri waterval wordt even gepauzeerd waar je heerlijk het verhitte hoofd in kunt afkoelen. Vlak daarna, in het armoedige vissersdorpje Nkora, loopt de weg voor het eerst langs het meer en wordt prompt een stuk slechter. Vlak daarna, het is dan half één, houden we een lunchpauze met meegenomen broodjes, visjes uit het meer en frisdrank. Tijdens deze lunchpauze worden we aangesproken door de leraar Engels uit Nkora, Nzapoonimpa Jean Baptiste, die vervolgens zeker drie kwartier al bellend voor ons uit scheurt tot we in een dorpje moeten schuilen voor een onweersbui – onder grote belangstelling van de dorpsbewoners die ook staan te schuilen. Na een minuut of 40 gaat Nzapoonimpa Jean Baptiste weer terug de helling op, op zijn één-versnellings fiets uit India en wij rijden door richting Kinunu. Het laatste stuk naar het Base Camp bij het Coffee Washing Station gaat zeker 2 km. zó steil naar beneden dat Ineke niet durft te fietsen. Egbert moet het laatste stukje ook lopen omdat hij lek rijdt. Uiteindelijk komen we rond kwart voor drie, een kwartier vóór op Egberts schema, in het Base Camp aan na een kleine 8 uur fietsen. Toch hebben we volgens John slechts 37 km. afgelegd, dus zelfs zonder de schuilpartij mee te rekenen komen we niet boven de 6 km. per uur uit…
Egbert, Jan en Mart gaan nog zwemmen hoewel het een flinke afdaling is naar het meer. Het eten wordt rond half acht geserveerd en is niet alleen ontzettend veel maar ook erg lekker: volgens de aanwezige deskundigen typisch Rwandese rijst, bonen, geitenvlees, gebakken visjes en nog veel meer. Alleen de spaghetti met banaan wordt bijna niet aangeraakt.
Om negen uur valt het licht uit en vlak daarna vinden ook wij het welletjes geweest voor vandaag. Morgen tenslotte weer een dag – een dag die nog zwaarder lijkt te gaan worden dan die van vandaag en zonder dat John achter ons aan kan rijden!

Dag 5, Kinunu – Kibuye (60 km.)
Ondanks dat de trail vandaag dichter langs het meer leidt, moeten we eerst een half uur de fietsen omhoog duwen tot we weer bij die trail zijn – hoewel de helling in principe ook te fietsen is zoals Jan bewijst. De beloning is een afwisselend landschap waarbij de uitzichten op het meer, de vele baaien en de eilanden voor de kust even indrukwekkend als gisteren zijn – en de hellingen even steil. De afdaling na Musasa richting Koko Rivier is zelfs op het gevaarlijke af maar er gebeurt gelukkig niets. De hoogte, variërend van zo’n 1.500 tot 1900 m, en de niet door regen onderbroken hitte (tegen de 30 graden), maken de tocht nog pittiger. Bovendien kunnen we de watervoorraad niet aanvullen omdat we pas weer in Mushubati met John afgesproken hebben. Met enorme trek gebruiken we daar rond half drie eindelijk een bescheiden lunch van vooral banaantjes en (door de hitte in de auto) geroosterd brood met warme visjes. De tientallen mensen die zich ook hier weer om ons heen verzamelen worden nooit echt vervelend, maar het blijft vreemd om voor de lol op dure fietsen en na een dure reis in Rwanda te lunchen omringd door mensen die op blote voeten lopen, terwijl we individueel in de bagage die in de Landcruiser meereist misschien meer spullen hebben dan velen om ons heen in hun hele huis.
Na een lange pauze wordt Ineke’s fiets boven op de Landcruiser gezet en reist zij uitgeput op de achterbank verder richting Rubengera. De weg gaat grotendeels omlaag en hoewel onverhard denderen we lekker hard naar beneden. In Rubengera zouden we nog een ontwikkelingsproject bezoeken maar de tijd en de lust ontbreekt ons. Hier stappen ook Egbert en Mart in de auto terwijl Jan en Frank de laatste 15 km. nog uitfietsen richting het eindpunt van vandaag, Kibuye. De weg, Route Nationale No. 7, is prima, er zijn zelfs meer hoepelende jongetjes dan auto’s, maar de vele Rwandese heuvels en de hitte maken de 15 km. toch veel langer dan gedacht.
Uiteindelijk zijn we pas rond half zes in Hotel St. Jean in Kibuye, terwijl we om kwart voor acht vertrokken waren! Ook Egbert geeft toe dat de dag erg zwaar was. Mooie stukken zitten er gelukkig ook bij, vooral daar waar de trail dicht langs het meer leidt. Lopend zou dit al een zware tocht zijn, fietsend is het echt afzien. Of anders gezegd: fietsend is het een echte uitdaging.
Iedereen is flink afgepeigerd en gaat snel douchen voor het eten, dat weliswaar lang op zich laat wachten maar heerlijk is. Ondanks het werkelijk prachtige uitzicht op een soort fjord van het Kivumeer gaat iedereen vóór negenen reeds naar de bescheiden kamers. Voor degenen die aan de voorkant logeren is het prettig dat Rwanda geen ‘avondcultuur’ heeft: ook de jolige Rwandese jongeren op het terras gaan redelijk op tijd ergens anders heen.

Dag 6, Kibuye – Mugonero (35 km).
Na de gebruikelijke plichtplegingen (ontbijt, afrekenen, inpakken, water en andere benodigdheden inslaan) voor het vertrek, vervolgen we onze route langs de grillige oever van het Kivumeer. We fietsen in het zonnetje langs de grote hotels, de haven en het methaangas project (diep in het Kivumeer zit veel methaangas dat niet alleen gebruikt wordt om energie op te wekken maar ook bij de bierproductie). Via een heel steil wandelpad, waar John slechts met moeite achter ons aan kan rijden, verlaten we Kibuye. De trail gaat hier gewoon over de ‘grote weg’ naar het zuiden maar die blijkt, ondanks de glasvezelkabel er langs, een stoffige, bijzonder hobbelige ‘piste’. Bovendien regent het ook vandaag niet waardoor de temperatuur rond de 30 graden blijft. Desondanks fietsen we stug door richting onze bestemming van vandaag, het weeshuis L’Esperance nabij Mugonero waar de Guatemalteekse agronoom Victor Monroy de leiding heeft.
De weg leidt soms vlak langs het meer waarbij opvalt dat er op geen enkele manier aan toeristen gedacht is: geen barretjes, geen ijsjes, geen bootjes, helemaal niets! Als we door de enorme aandacht van iedereen langs de weg dat gevoel al niet hadden, maakt de totale afwezigheid van alle toeristische infrastructuur wel dat we ons toeristische pioniers in een nieuw land wanen. De hellingen naar beneden zijn vaak zo slecht en steil dat Ineke ze niet af durft te fietsen. Diezelfde hellingen moeten we natuurlijk ook weer op wat voor iedereen pittig blijft. Vanzelfsprekend wachten we op elke top en na elke lange afdaling op elkaar, vullen de watervoorraad aan of eten een banaantje.
Bij één zo’n stop blijkt Frank een lekke band te hebben maar dat houdt nauwelijks op: in een mum van tijd legt Jan de reservebinnenband er op en kunnen we weer verder. Op de kaart lijken we inmiddels al vlak bij Mugonero te zitten maar één van de jongens in de menigte om ons heen vertelt dat het naar Gishyita een uur fietsen is (ondanks dat de daken daarvan vlak bij lijken) en naar Mugonero nog een uur verder - hij blijkt gelijk te hebben. De weg maakt een enorme bocht naar beneden en weer omhoog, naar Gishyige. Daar verlaat Jan ons om nog wat energie kwijt te raken door naar het genocide monument in Bisesero te fietsen, hoog in de bergen. De mindere fietsgoden besluiten later met de auto op en neer te gaan en fietsen eerst bergaf rechtstreeks naar Mugonero dat natuurlijk weer op een andere van de mille collines ligt. Halverwege een hele lange, hete helling staat aan de overkant van het dal dan toch nog onverwachts een groot bord met “L’Esperance” in blauwe letters. Om daar te komen moeten we de betreffende heuvel echter eerst helemaal voorbij rijden, via een grote bocht verder omhoog en uiteindelijk weer een stukje over een hele slechte weg terug en naar beneden. Het is bijna half drie als we na het passeren van de poort van L’Esperance in een andere wereld belanden: overal goed gevoede en vrolijke kinderen, fleurig beschilderde gebouwen, prachtig onderhouden tuinen en niet te vergeten één van de mooiste uitzichten op het meer van de hele tocht! Als snel komt Victor Monroy ons begroeten en hij neemt ons mee naar het gastenverblijf waar hij zelf al sinds acht jaar woont na een langdurig verblijf in meerdere Europese landen en steden, waaronder Hengelo.
Ineke is te moe om nog ergens heen te gaan en blijft van het uitzicht genieten. Egbert, Frank en Mart echter gunnen zich zelfs niet de tijd zich om te kleden want ze willen naar Bisesero dat ondanks de korte afstand van ongeveer 10 km, volgens Victor op een uur rijden ligt. En inderdaad: is de hoofdweg al moeilijk berijdbaar, de zijweg naar Bisesero is bijna onbegaanbaar hoewel John ons overal doorheen stuurt. Onderweg komen we Jan tegen die met een grote, voldane grijns op zijn gezicht zegt dat hij nog nooit zó’n slechte weg gezien heeft! Volmaakt gelukkig stuitert hij op zijn tweedehands Batavus de berg af terwijl de auto de tocht richting Bisesero vervolgt.
Begin 1994 zijn in Bisesero bij de volkerenmoord op de Tutsi- en een deel van de Hutu-bevolking van het land, net zoals elders duizenden mensen omgebracht. In Bisesero echter hebben de 50.000 hierheen gevluchte Tutsi met knuppels en speren (en verstoppen) zo’n drie maanden lang weerstand geboden aan het Hutu-leger. Uiteindelijk zijn er 49.000 van hen vermoord – van een deel van hen mogen we van gids Gaspard de ingeslagen, doorboorde of verbrande schedels bekijken. Veel kinderschedels ook. Gaspard hoort niet tot de overlevers van Bisesero maar heeft zich twee weken schuil gehouden in een moeras waarna hij ook de bergen ingevlucht is. Vanwege verbouwingen kunnen we de gebouwen van het memorial niet bezoeken en dus ook niet zien hoe de Rwandese overheid deze en andere genocides uitlegt. We komen niet verder dan het tuintje en de receptie – waar we geen folder mee kunnen krijgen maar wel geld mogen achterlaten. Dat doen we dus maar.
Egbert uit na afloop in de auto bedenkingen bij alle herdenkingen van de “jenoside” tegenwoordig omdat die zich steeds meer richten op de moord op de ‘langen’ (woorden als Hutu en Tutsi mogen niet meer gebruikt worden in Rwanda en hij wil John niet bezorgd maken) terwijl de duizenden Hutu-slachtoffers tijdens de genocide en tijdens het optrekken van de (Tutsi) rebellen vanuit Oeganda geen aandacht krijgen. Feit blijft dat er in het bestek van een maand of drie, zo’n 800.000 mensen op primitieve wijze van het leven beroofd zijn en dat het land op die moordpartij een toekomst moet opbouwen. Geen wonder dat de gebruikelijke begroeting in Rwanda ‘muraho?’ is, oftewel ‘leef je nog’? Die begroeting wordt overigens al van oudsher gebruikt en het antwoord daarop is natuurlijk ‘yego’ (ja).
Terug in L’Esperance horen we van Victor dat er daar hard wordt gewerkt aan die toekomst: hoewel het weeshuis niet aangesloten is op het electriciteitsnet, internet, waterleiding of telefoon, wordt er veel gebruik gemaakt van alternatieve energiebronnen en duurzame initiatieven, zoals zonne-energie, regenwateropvang en ‘droge’ eco-toiletten. Hoe de kinderen wonen hebben we niet gezien, maar Victor woont echt prachtig hoewel primitief. Maar omdat hij toch meestal om 8 uur naar bed gaat om de volgende ochtend al weer vroeg op te kunnen staan (‘om vier uur beginnen ze hier al met trommelen’), heeft hij geen tijd eventuele luxe te missen. Hij is erg trots op zijn kontakten met NASA en het Amerikaanse Architects Without Borders, maar vooral ook op wat ‘zijn’ kinderen presteren: zeven studeren er inmiddels aan de universiteit, en anderen maken voor ons een werkelijk fantastische maaltijd inclusief pizza en guacemole klaar. Bovendien, zoals Victor niet nalaat te melden, alles is precies op tijd klaar! En of dat allemaal nog niet mooi genoeg is, lukt het van hier uit ook om kontakt met Nederland te krijgen via de vele mobiele telefoons!

Dag 7, Mugonero – Kibogora (40 km.)
In het weeshuis zijn de kinderen duidelijk meer gewend aan ‘muzungu’ dan de kinderen buiten, maar door tijdgebrek kunnen we van L’Esperance verder weinig zien. Wel krijgen we een heerlijk ontbijt voorgeschoteld en een fantastisch lunchpakket mee, en maar om 8 uur zitten we al op de fiets richting Kibogora.
We beginnen met een onverharde afdaling van zo’n 6 km. steil naar beneden tot we aan de oever van het meer zijn. Daar zorgt Jan voor generaties verhalen bij het kampvuur door met een houtzager van positie te ruilen en, staande op een grote balk en met behulp van een andere zager beneden en een hele grote zaag, die balk een stukje verder in de lengte door te zagen. Vanzelfsprekend gaat de weg na dit oponthoud ook minstens zes km. weer even steil omhoog. Toch is de weg redelijk befietsbaar en komen met name Egbert en Mart steeds beter in hun ritme. Dat is wel nodig ook omdat de weg meerdere malen met een hoop steile slingers een soort keteldal in leidt waarbij de uitgang even hoog aan de andere kant van de ketel ligt. Zo af en toe vangen we een (altijd mooie) glimp van het Kivumeer op maar de weg blijft over het algemeen hoog en ver van de oever en leidt door een groen maar erg arm gebied. Op de achtergrond ligt echter het grote Congolese eiland Idjwi, één van de grootste eilanden in een meer ter wereld, en daar zal de welvaart zeker niet groter zijn.
Onderweg lijken we door veeteeltgebied te komen waar de koeien mooie bruine ogen hebben en grote hoorns. En ook hier worden koeien verhandeld en we komen niet alleen langs een levendige veemarkt maar zelfs (zo’n beetje de eerste in Rwanda) langs een snoepstalletje langs de weg!
Het laatste stuk voor Kibogora is redelijk vlak, er wordt rijst verbouwd en de Chinezen zijn bovendien aan het werk geweest aan de weg die dus redelijk begaanbaar is. We hebben goed de vaart er in maar zorgen nog steeds voor dorpsoplopen als we ergens pauzeren, bijvoorbeeld bij de Kirambo market place. In Kibogora is het Methodist Guesthouse wat lastig te vinden maar met hulp van een brommerchauffeur en een halve schoolklas worden we een heuvel opgeleid waar Amerikaanse Julie ons meldt dat ze ons gisteren verwacht had maar dat levert verder geen problemen op: het eten van gisteren kunnen we gewoon in de magnetron klaarmaken! Methodisten zijn enerzijds niet zo heel erg van de aardse genoegens (geen bier, en een eenvoudig soort chili con carne als maaltijd) maar hun guesthouse biedt wèl veel genoegens: in de eerste plaats natuurlijk het wel heel erg mooie uitzicht op het Kivumeer, maar ook de ‘koloniaal’ ingerichte huiskamer, de comfortabele gastenkamers en de badkamers inclusief matje voor de wc en bijpassend dekje op de deksel.
Als het avondeten op is, tegen 7 uur, vinden we het te vroeg om al naar bed te gaan maar moe zijn we wel. We houden elkaar nog even wakker maar laat maken we het niet!

Dag 8, Kibogora – Gisakura (30 km.)
Nog steeds zonder spierpijn, zadelpijn of andere lichamelijke ongemakken staan we opnieuw om 6 uur op. Het ontbijt wordt zoals afgesproken keurig om 6.40 uur gebracht en rond kwart voor acht zitten we al weer op de fiets richting Nyungwe Forest, het eindpunt van de fietstocht. Reeds na drie kilometer begint het aangekondigde Chinese asfalt waardoor de 30 km. naar Gisakura natuurlijk een makkie worden. De Chinezen hebben allerlei bochten afgesneden en heuvels afgetopt waardoor we plotseling sneller dan met de gebruikelijke 8 km. per uur lange, hellende biljartlakens op racen en bergaf soms wel 50 km. per uur halen! De dorpjes en de mensen zijn duidelijk rijker dan op eerdere dagen en het klimaat lijkt wat vochtiger want overal zijn theeplantages. In een mum van tijd zijn we in Buhinga. Hier gaat de grote weg rechtdoor naar Cyangugu/Rusizi, Rwanda’s zuidelijke grensovergang met Congo aan de zuidpunt van het Kivumeer. Wij slaan hier echter links af richting Nyungwe Forest National Park, één van de laatste grote aaneengesloten stukken regenwoud van Rwanda, bekend om haar groepen chimpansees en haar Twa (pygmeeën) gemeenschappen. Maar eerst slaan we de nodige broodjes e.d. in bij een winkelcentrumpje waar we om onduidelijke redenen voor het eerst géén drommen staarders trekken terwijl het toch druk genoeg is.
Vanaf de splitsing is het nog vier kilometer steil klimmen (de bergen in Nyungwe reiken bijna tot 3.000 m.) tot het Gisakura Tea Estate Guesthouse, wat voor Jan natuurlijk veel te kort is. Pech voor hem, hier heeft Egbert gereserveerd, dus Jan fietst nog een stukje omhoog om de route van de wandeling vanmiddag te verkennen. Het guesthouse, waar we al om kwart voor elf (!) aankomen, ziet er netjes redelijk uit en blijkt nog over warm water te beschikken ook. We douchen, lunchen met de heerlijke meegegeven Methodistenlunch, genieten van de rondspringende zijdeapen en vertrekken kort daarop lopend naar de Nyungwe Forest Lodge een paar kilometer verderop en gelegen in de Nyungwe Tea Estate. Een nacht kost daar rond de 300 euro, maar het is dan ook een prachtig gebouw mèt wifi en uitzicht op het oerwoud dat onmiddellijk achter de theeplantage begint. Behalve natuurlijk thee drinken we hier koffie en cola en werken we via allerlei apparaten onze kontakten met de buitenwereld bij. Ondanks de heerlijke geuren uit de keuken van de Lodge en de sorbet die andere gasten besteld hebben, lopen we na korte tijd weer terug richting guesthouse waarbij we andere Nederlanders tegenkomen. Zou Rwanda dan toch een belangrijke toeristische bestemming worden? Het heeft er het potentieel voor, met haar overweldigende landschappen, vriendelijke mensen en prachtige natuur!

Frank Bron
9 februari 2013.