Fietsreis Rwanda 2013, tweede week, door Ineke Verschueren

Fietsreis Rwanda 2013, tweede week.
door Ineke Verschueren

Vrijdag 25 januari: Waterval-trail gelopen en naar Uwinka gefietst (22 km).
Vanmorgen om 8.00 uur hebben de 4 overgebleven fietsers Frank uitgezwaaid. John zou hem naar Butare brengen en op de bus naar Kigali zetten, alwaar hij die avond weer in het vliegtuig naar huis zal stappen. Wij zijn naar de Nyungwe forest lodge gefietst om de waterval-trail te lopen. Met nog 3 Engelsen en 2 Rwandezen begonnen we om 9.30 uur aan de tocht. De waterval zouden we zeker te zien krijgen en met wat geluk ook apen. We hebben één aap gezien en verder heeft de veel te langzaam lopende gids( te) veel verhalen over bijzondere planten en dieren verteld. De waterval was inderdaad spectaculair. Op de terugweg hebben we de gids gevraagd of wij voorop mochten lopen. Wij hadden nog meer te doen die dag! Nadat we de meegebrachte lunch langs de kant van de weg hadden opgegeten zijn we naar Uwinka gefietst. De eerste 11 kilometers ging berg op en af (lekker over asfalt) maar de tweede etappe was één lange klim naar Uwinka. Luguber waren de vele gestrande, soms nog brandende vrachtwagens die langs of soms op de weg stonden en zich waarschijnlijk in de steilte van de hellingen hadden vergist of gewoon geen goede remmen hadden. Het landschap is van een andere orde dan langs het Kivumeer. Uiteraard veel meer bomen met, als het landschap wat opener is, prachtige uitzichten. Het is wat ruiger en als het land in cultuur is gebracht dan zie je uitgestrekte theevelden. 5 kilometer vóór Uwinka begon het te regenen. Ik heb meteen mijn regenjas aangedaan maar kwam toch nat en koud boven aan. Uwinka heeft een prachtig nieuw informatiecentrum met uitleg over de planten en dieren van het Nyungwe forest en verder een mannen- en vrouwen-wc met kraan. Te weinig voorzieningen voor ons koukleumers om de avond en nacht op deze geïmproviseerde camping door te komen. Dus gingen de fietsen weer bij John op de auto en zijn we naar Kitabi gereden waar we eigenlijk pas zaterdag gereserveerd hadden. Kitabi is een opleidingscentrum op het gebied van natuurbehoud en milieubeheer en het bestaat uit een park met een tiental huizen waar overnacht kan worden. Verder was er een kantine waar de mannen naar binnenlandse en buitenlandse voetbalwedstrijden konden kijken, je bier of limonade kon drinken en kon eten. Na enige aandrang hadden ze plaats voor ons; Mart en Egbert moesten wel één kamer delen, en Jan en ik hadden in een ander huis een kamer met een dubbelbed. Na een lekkere warme soep en bier in geïmproviseerde bierglazen bij Mart en Egbert op de kamer weer vroeg naar bed.

Zaterdag 26 januari: wandeling door het bos (Ngabwe trail, zonder gids) en het Kitabi cultural center bezocht.
De gidsen waren in training en dus konden we op eigen gelegenheid het bos in. Helaas weer geen apen gezien alleen een baviaan langs de kant van de weg. Het grote nadeel in een tropisch regenwoud is dat je door de dicht op elkaar staande bomen de beesten wel hoort maar niet ziet. Er zitten hier chimpansees maar om ze te zien moesten we zeker 3 uur in de auto zitten en daar hadden we geen zin in. Na een lange klim en prachtige uitzichtpunten, één kon zelfs als een kampeerplek beschouwd worden, zijn we weer afgedaald. 's Middags naar het Kitabi cultural center. Het ligt prachtig boven op een heuvel, omringd door theevelden. Er is een schaalmodel van de koningshut te zien met wat bijhutten. Je kunt er wat drinken en er is een hut waarin overnacht kan worden (40 dollar per nacht voor 3 personen of kamperen voor 10 dollar per nacht. Er zijn wc’s en een hok waar je je kunt wassen, het water moet dan wel uit het dorp komen. Heel basic maar voor degene die het rurale Afrika wil ondervinden is het een goede gelegenheid. ’s Avonds weer in de kantine gegeten en vroeg naar bed.

Zondag 27 januari; Naar Gikongoro over asfalt (30 km).
Om 8.00 uur weer op de fiets, heerlijk om zo vroeg te vertrekken. De weg naar Gokongoro leidde langs een groot Congolees vluchtelingenkamp. We zagen het al van verre op de heuvel liggen. Keurig geordende witte tenten. We waren om 10.15 uur al op de plek waar we een coöperatie van boeren zouden bezoeken. De vrouw die ons te woord zou staan zat nog in de kerk toen Egbert belde. Die kerkdiensten of missen zijn hier een ware happening. Je kunt al van verre horen als een dienst aan de gang is, er wordt gezongen (door vrouwen) geklapt, gedanst en muziek gemaakt in een behoorlijk swingend ritme. De coöperatie is een unie van eerstelijns coöperaties van boeren die tarwe en aardappelen verbouwen, samen pootgoed, zaaizaad en kunstmest inkopen. De coöperatie zorgt ervoor dat ze hun producten kunnen verkopen en dat ze scholing krijgen. Andere initiatieven worden er niet genomen. Gikongoro lag een paar kilometers verder. Om 12.30 uur waren we al in het gereserveerde hotel: the Golden Monkey, een beetje te duur voor onze low-budget reis, maar achteraf viel het mee. Tegenover het hotel lag een internetcafé en even buiten de stad lag het Murambi Memorial. Tijdens de genocide zijn deze schoolgebouwen gebruikt als (bewust misleidend) toevluchtsoord voor Tutsi’s. 50.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s zijn er omgebracht en in massagraven gedumpt. De Fransen hebben nog een volleybalveld op die massagraven aangelegd en dat is niet de enige kwalijke rol die ze voor en tijdens de genocide gespeeld hebben. De massagraven zijn, toen de genocide voorbij was, leeggehaald en een gedeelte van de lijken is met kalk bedekt en in een van de schoolgebouwen tentoongesteld: opdat wij niet vergeten. In een ander gebouw lagen schedels, botten en kleren. We hadden maar een uur om alles te bekijken maar de steeds donker worden lucht en opstekende wind deed ons haastig naar ons hotel fietsen om de bui voor te blijven. Onderweg kwamen we toeterende auto’s en bussen vol vuvuzela blazende supporters van de plaatselijke voetbalclub tegen: een groot contrast. ’s Avonds in the Golden Monkey gegeten wat weer een ware oefening in geduld betrachten was. Gebruikelijk avondritueel: rond 18 u pils drinken (althans de heren), rond 19 u eten, rond 20 vallen de gesprekken stil, rond 20.30 stapt men op en om 21 u is iedereen in diepe slaap.

Maandag 28 januari: naar Butare over asfalt (50km).
Gebruikelijk ochtendritueel: 6.00 uur op. 6.30 uur ontbijt en om 7.45 uur op de fiets. Eerst een lange afdaling (over asfalt) en daarna ging het op en af. Even voor Butare zijn we gestopt bij een tinverwerkingsbedrijf. Ze krijgen de baren tin (ruwe tin wordt elders in Rwanda gewonnen en bewerkt) en verwerken het tot van alles en nog wat. Alles wordt met de hand gedaan. Gebrek aan werkkrachten kennen ze hier niet. In de verschillende ruimtes zaten de tinbewerkers in lange rijen hun tin te schaven, aan elkaar te lassen en glimmend te maken. In een grote ruimte lagen de bewerkte tinproducten hoog opgetast. Ik had niet het idee dat ze daar ter plekke veel verkochten. Ik heb er een schaaltje, met vlek, gekocht. De schaal met vlek ging uiteraard weer terug naar de werkplaats voor een uitvoerige poetsbeurt en daarna mocht ik het meenemen. Na het tinbedrijf kwamen we in een breed dal waar in de enorme rijstvelden gewerkt werd door gevangenen, veroordeeld voor de genocide. De gevangenen in onschuldige roze pakken hadden opzichters in oranje pakken. Dit zijn veroordeelden met een lagere straf en om de velden heen stonden bewapende militairen of politieagenten om vluchtpogingen onmogelijk te maken. Gevangenen moeten hier hun eigen kostje bij elkaar verdienen. In Butare zijn we ’s middags naar het museum gegaan, waar veel over het oude koninkrijk en geschiedenis van Rwanda te zien was. Er lag een uitgebreide tuin omheen met werkplaatsen waar kinderen leerden de beroemde Rwandese mandjes te vlechten en op het terras kreeg een groep jongeren dansles. Die mandjes worden van verschillende materialen gemaakt, fijn gedroogd gras of grovere sisal en de ingewerkte motieven zijn per clan/familie verschillend. Na het bezoek aan het museum ben ik met Jan naar de plaatselijke souvenirshop gegaan en heb mijn slag geslagen. Ik hoef dus in Kigali niet meer op jacht. ’s Avonds in het guesthouse gegeten. Het diner liet weer zeer lang op zich wachten en uiteindelijk kreeg ik koude pizza. Het heeft de pret niet mogen drukken. Al wachtende op het eten hebben we onze reis en Mart als reisleider uitvoerig geëvalueerd en we zijn tot de conclusie gekomen dat wij geen echt reisgezelschap zijn. Zo’n klein gezelschap heeft minder last van de na 14 dagen optredende irritaties onderling.

Dinsdag 29 januari: van Butare via Nyanza naar Gitarama; de heren (bikkels in dit geval) 100 km en Ineke 45 km).
Vandaag heeft Mart zich voorgenomen nooit meer naar Jan te luisteren als het op alternatieve routes aankomt, wat dus bij deze genoteerd is.
Weer om 6.30 uur ontbeten en om 7.30 zaten we op de fiets naar Nyanza, de stad waar de koningen van Rwanda geleefd hebben. De hut van de koningen is herbouwd en het oude paleis staat er nog. Het nieuwe paleis heeft de laatste koning niet meer in afgebouwde staat gezien. De laatste koning was een groot mens: 2 meter 36 maar liefst. Hij had één koningin en 40 (bij)vrouwen iets wat ik na het bekijken van de vele foto’s maar moeilijk geloven kon. Hij was beslist niet moeders mooiste maar zoals wel vaker: mannen met macht zitten nooit verlegen om vrouwen. Hij wilde ook niet echt rekening houden met zijn lengte. De volkswagen kever was in die tijd een modieus artikel waar hij niet inpaste maar hij moest en zou zo’n wagen hebben. Dan maar de voorbank eruit zodat hij, op de achterbank zittend, bij de rem en het gaspedaal kon. Na het bezoek aan de koningsverblijven zijn we teruggekeerd naar de bar waar we vóór het bezoek getracht hadden een “gateau” te bestellen. De vrouw die bediende kende noch Frans noch Engels en wist niet wat ze met die “gateau” aan moest. Ten langen leste hadden we maar appelsap besteld. Toen we eenmaal afgerekend hadden en weg wilden gaan bleek dat de kok met een taart voor ons bezig was. Na de belofte dat we zouden terugkomen, mochten we weg. Die gigantische taart met de tekst Welcome erop hebben we samen met John als lunch verorberd met koffie en thee. Ik vond dat ik mijn fietsportie er al op had zitten, maar de mannen hadden nog wel zin om verder te gaan. Jan had de kaart bestudeerd en een alternatieve route ontdekt. Niet langer over de verharde weg maar over een onbekende piste. Na enig navragen zaten de heren op een piste en John en ik in de auto er achteraan. De 3 bikkels hebben 3 en een half uur geploeterd op een piste die die naam niet verdiende. We wisten soms ook niet of we op de goede route zaten. De moeilijkheid van de weg vragen is dat iedereen je ter wille wilt zijn maar je letterlijk alle kanten opstuurt. John heeft zelfs een keer kinderen, die hier ook weer van alle kanten kwamen aangelopen om de fietsers te bekijken, gevraagd om met een stokje de diepte van de modderpoelen te meten. Uitgeput kwamen de heren in Kabgayi bij de katholieke kloostergemeenschap met school en kerk en ziekenhuis en guesthouse St André aan. We waren allemaal uitgehongerd en na het (koud) douchen hebben we gevraagd of het eten wat eerder op tafel kon komen dan de gebruikelijke 19.30 uur. De koksjongen schoot de keuken in en 20 minuten later stond het eten op tafel. Soep, gebakken piepers, rijst, erwten en rundvlees in een heerlijke tomatensaus met banaan na. Overbodig om op te schrijven dat de alternatieve route van Jan niet in het parcours wordt opgenomen. In het vervolg wordt de asfaltweg bereden.

Woensdag 30 januari: naar Ndisa en weer terug naar de Jangwe lodge van de Belgisch Rwandese Georges Kamanayo Gencoux: 50 km.
Om 7.30 uur weer op de fiets (onze laatste fietsdag) naar Ndisa, via Gitarama over asfalt en daarna over een redelijk te befietsen piste. Egbert kwam al snel ten val in een bocht van die piste omdat een tegemoetkomende auto naar een andere kant uitweek dan Egbert had geschat. Gelukkig geen ernstige verwondingen, wel schaafwonden. Mart kon als EHBO-specialist zijn kunnen tonen: zoals wond schoon spoelen, ontsmetten en verbandgaas erop doen. Na nog 2 lekke banden kon Egbert zich wel de pechvogel van de dag noemen. Maar de ontvangst in Ndisa vergoedde veel. Een paar kilometer voor Ndisa vond ik het klimmen welletjes en ben weer bij John en 2 notabelen die betrokken zijn bij de stedenband Wageningen-Ndisa (in keurig pak) in de auto gestapt op weg naar het hooggelegen watertappunt dat met Wageningse steun is aangelegd. Één van die mannen zette vrijwel direct, toen ik bezweet en al tussen hen in ging zitten, het raampje van de auto open. Ik heb me verexcuseerd dat ik très fatiguée was omdat ik in Nederland geen bergen op hoef te fietsen. Verder hebben we gesproken over Nederland dat voor een deel onder zeeniveau ligt en beschermd wordt door dijken. De ontvangst in Ndisa was heel hartelijk. De leden van het stedenbandcomité straalden van oor tot oor bij het weerzien met Egbert. We hebben ons uitgebreid laten fotograferen vóór de dorpskraan en Egbert hoopt dat de foto met verhaal in de Wageningse Tante Betje geplaatst zal worden. De waterleiding is eenvoudig maar doeltreffend: een bron op een hogere berg verderop wordt gefilterd en door buizen naar beneden geleid, opgevangen in een reservoir en daarna weer omhoog naar Ndiza (wet van communicerende vaten laat het water omhoog lopen) en zo kunnen de mensen in Ndiza hun jerrycans vullen met schoon water. Als de opening van de jerrycan smal is vouwen de kinderen een bananenblad tot trechter om zo geen water te verspillen. We hebben in een dorp wat lager gelegen nog een school bezocht. Nadat de rest van de fietsen onder wederom grote belangstelling op de auto gebonden was hebben we in een café op uitnodiging van de notabelen heerlijke brochettes van geitenvlees en gebakken banaan gegeten en bier en frisdrank gedronken. Daarna de lange reis terug en op naar Georges, waar we om 17.30 uur aankwamen. George heeft samen met zijn vrouw een prachtige lodge met zwembad en zeer smaakvol ingericht. We hebben er heerlijk gegeten en ’s avonds naar de verhalen geluisterd en de film Le Métis, die Georges over zijn leven gemaakt heeft, bekeken.

Donderdag 31 januari: met de auto naar Kigali.
Om 8.30 uur een laat (voor ons doen) en heerlijk ontbijt, maar we hoeven niet te fietsen. Om 10.00 uur in de auto gestapt en om 12.00 uur waren we in Kigali. Na afscheid van John te hebben genomen zijn Jan en ik zijn ’s middags door de wijk Nyamirambo gelopen: een echte volkswijk met redelijk wat moslims. Egbert en Mart moesten nog wat bezoekjes afleggen bij de ambassade en het kantoor van de SNV en afspraken maken met Tony over de bij hem gestalde fietsen. ’s Avonds heerlijk gegeten bij de New Cactus: een mooie plek met uitzicht op de lichtjes van donker Kigali.

Vrijdag 1 februari; Kigali en terug naar Nederland.
Om 9.00 uur in de taxi naar het Genocide Memorial. De taxichauffeur wilde 30 dollar voor de rit hebben maar uiteindelijk zijn we voor 5000 fr. naar het museum gebracht. In het Memorial was veel aandacht voor de periode vóór de genocide. Die moordpartij is tot in de puntjes voorbereid: lijsten werden opgesteld van Tutsi’s en gematigde Hutu’s die vermoord moesten worden, jonge mensen werden opgeleid om te moorden (Interhamwe). Er waren video’s van overlevers te zien en ook was er aandacht voor de Europese genociden zoals Nazi-Duitsland, Armenië en voormalig Joegoslavië. Na het Memorial zijn we naar hotel Milles Collines (van de film) gelopen en hebben daar heel chique geluncht. Egbert kwam daar weer bekenden tegen en onderweg naar Milles Collines had hij Marie-Louise (ooit klasgenoot van Marlies; kennis van Mart) ontmoet die ons uitnodigde om aan het eind van de middag bij haar iets te komen drinken. Na de lunch zijn we naar het Kandt Museum gelopen. Dit museum belicht de Duitse koloniale geschiedenis van Rwanda. Het viel een beetje tegen. Weer terug in guesthouse Iris hebben we ons door Marie-Louise laten ophalen en onder het genot van heerlijke hapjes en wijn en bier haar verhalen beluisterd en onze verhalen verteld. Na het diner in Iris om 22.00 uur met de taxi naar het vliegveld om terug naar Nederland te vliegen.

Resumerend hebben we een indrukwekkende en grensverleggende reis met fairweggistan gemaakt die nog lang in ons hoofd zal blijven. In totaal hebben we 550 km met de fiets afgelegd, Jan wat meer en ik wat minder.

Prachtig hoor! Ik was in 2009 in Rwanda, backpackend door het Land getrokken. Heel herkenbaar allemaal. Bedankt voor het delen.