Dodola (2011-09-13)

(origineel bericht op be-more.nl)

Dodola (2011-09-13)

Wat is toch de charme van reizen? Onderweg van Awasa naar Dodola houdt de vraag me bezig.
Zo heel ontspannend is het namelijk nog niet. Vanaf het moment dat ik de naam van mijn bestemming in de mond neem, word ik als een estafettestokje van het ene mannetje aan het andere doorgegeven. Een conducteur stopt me in Awasa in een minibus naar Shashemene, daar geeft de chauffeur instructies aan een bestuurder van een bajaj om me naar een ander busstation te brengen, hij zet me vervolgens op de bus naar Dodola, waar een andere passagier toevallig bekend is met de eigenaar van het enige hotel aldaar, die op zijn beurt een relatie is van de man waar ik telefonisch contact mee gehad heb om mijn komst aan te kondigen.
Ik kijk ze stuk voor stuk recht in de ogen en beslis in een split second of ik ze vertrouw, maar ben continu op mijn hoede. Ik houd mijn tas in de gaten, mijn medepassagiers en de route die we nemen. Volgens mijn Lonely Planet zou deze weg een van de meest verschrikkelijke in het land zijn, maar zelden trof ik op dit continent zo’n recht en ongeschonden stuk asfalt aan. Een presentje van de Chinezen. In ruil waarvoor, daar kom ik niet achter, maar ik hoop van ganser harte dat de Ethiopiërs het zelf wel weten.
Hoe dan ook kost het me minder tijd dan verwacht om mijn bestemming te bereiken en mijn contactpersoon van de Dodola Eco-tourism Tour Guide Association te traceren. Alleen in reisgidsen is deze naam van betekenis, want ter plaatse moet ik haast een bezemsteel laten aanrukken om uit te beelden dat ik wil gaan paardrijden. Hoewel dit hier de core business is en ik volstrekt on-Afrikaans zelfs dagen vooraf reserveerde, blijkt er wel een gids maar geen paard beschikbaar. Of ik de eerste van mijn meerdaagse tocht door de bergen wil hiken? ‘Sure, no problem’. Hoe moeilijk kan het zijn?
Dat is voordat me duidelijk wordt dat we naar een paar duizend meter hoogte gaan en het de bedoeling is dat ik mijn bagage plus proviand voor drie dagen zelf sjouw. Ik besluit me niet te laten kennen, Kilimanjaro beklom ik immers ook niet op de rug van een paard.
Maar deze gids doet niet aan ‘pole pole’ en marcheert op het heetst van de dag in een straf tempo de berg op. Twee uurtjes maar tot het eerste kamp, zo werd me voorgehouden. In mijn optimisme was ik even vergeten dat ik gisteravond nog geveld werd door even acute als heftige maar gelukkig ook kortstondige aanval van diarree.
Laat ik het er op houden dat het een zware tocht was.
Maar ook heel mooi. Nadat mijn gids nog even een pak spaghetti en een zakje uien op straat koopt en we snel zijn huisje aan doen om een jaloersmakend klein een ogenschijnlijk licht rugzakje op te halen, lopen we over de markt het dorp uit, de velden in, de bergen op. Tussen weides door met graan en rogge, omheind door metershoge levende en geel bloeiende cactussen. Door open grasvlaktes met kuddes geiten, koeien en paarden, gehoed door kleine kinderen of oude mannen. Door vochtige bossen met de prachtigste gekleurde bloemen, over smalle paadjes, uitgesleten door mens en dier.
Onderweg worden we verrassend veel begroet. Ik had me niet gerealiseerd dat dit gebied zo bewoond zouden zijn, noch dat mijn gids Nabu zo’n beetje iedereen zou kennen. Drie uur later neemt een van hen, een klein kindje, een koord met een sleutel van zijn nek en overhandigt deze plechtig. Na een laatste beklimming komen we dan eindelijk aan bij het eerste kamp, Changiti genaamd op 2850m hoogte. Uitgeput en bezweet plof ik neer op een van de houten stoelen in een enorme rond hut met in het midden een halve metalen ton, die dienst doet als kampvuur.
Als Nabu tien minuten later weer binnen komt lopen, treft hij me in dezelfde houding aan, terwijl ik vermoeid voor me uit staar. Maar het potje thee dat hij meeneemt doet wonderen en brengt me langzaam weer bij mijn positieven. Met drie gloeiendhete kopjes op voel ik me weer sterk genoeg om het kamp te verkennen. Het is ruim opgezet, met een aantal grote katoenen tenten onder overkappingen, een hutje dat dienst doet als keuken en een apart toilethokje. Hier zet mijn gids een grote tinnen emmer met koud water voor me klaar, waar ik dankbaar gebruik van maak om me op te frissen. Fris is het zeker en hoewel ik zo’n beetje alles aantrek dat ik bij me heb, lukt het me niet om daarna weer warm te worden. Maar ook daarvoor heeft Nabu een remedie en binnen recordtijd brandt er een stevig kampvuur in de centrale hut.
Wanneer ik me weer een beetje mens voel en mijn rugzak heb geleegd, stelt hij voor om aan het eind van de middag wild te gaan kijken. Ik verwacht er eerlijk gezegd weinig van, maar de pittige wandeling warmt me genoeg op om snel weer een paar laagjes uit te trekken. Toch staar ik een half uur later vol bewondering en verbazing naar een groep Bale Monkeys die met de grootste souplesse en behendigheid van tak naar tak springen. Nooit eerder zag ik zulke grote apen van zo dichtbij. Ze zijn prachtig.
’s Avonds verhit ik geheel in stijl mijn witte bonen in tomatensaus en joekelt Nabu het kampvuur op. Terwijl ik in het donker geniet van mijn simpele maaltijd, vind ik het antwoord. Dit is het. Het weldadige gevoel van lichamelijke vermoeidheid, de scherpe kou van het water op mijn huid, de aangename warmte van de thee die ik door mijn lichaam voel stromen, de verzadiging van een zelfgemaakte maaltijd op een lege maag, de behaaglijke gloed van het kampvuur en de rook die in mijn ogen prikt.
Het voelt als een luxe om maar één keuze te hoeven maken: wil ik morgen weer hiken of toch paardrijden?
Als ik ga slapen heeft Nabu een kaarsje aangestoken in mijn tent. Ik kruip in mijn houten bed, onder drie wollen dekens, blaas voorzichtig het enige lichtje uit en val in een diepe, droomloze slaap… het nieuwe jaar in. Want er blijkt niet alleen zoiets te zijn als African time, maar ook Ethiopian time. Men hanteert hier namelijk de Koptische kalender, die ruim zeven jaar achterloopt op de onze en dertien maanden telt. Nieuwjaarsdag valt op, jawel, 11 september. Morgen dus.


Vanaf het moment dat ik de volgende ochtend ontbijt in de stralende zon, fixeert mijn gezicht zich in een glimlach. Vandaag klim ik naar het volgende kamp dat vijf uur en zeshonderd meter hoger ligt. Te paard. Gezeten op de rug van het kleine maar sterke bruine dier, is het nog steeds hard werken, maar ben ik in de gelegenheid om volop te genieten van mijn omgeving.
Ik ontwijk laaghangende takken, veeg spinrag uit mijn gezicht, vergaap me aan de variatie in begroeiing, kijk even gefascineerd naar de apen die we onderweg tegenkomen als zij naar ons. Ik beweeg mee met mijn ros als we klimmen of dalen, luister naar het geplof van zijn hoeven op de droge grond, het zuigende geluid van zijn benen in de blubber tegen de achtergrond van een bijna continu geruis, geklater of gebulder van beekjes en riviertjes. Ik bewonder van de geeloranje bloemen, het eindeloze palet aan groentinten, de steeds veranderende grijs- en blauwtonen van de lucht. Onderweg helpen we een vrouwtje dat de controle over haar lastdier even kwijt is, we ontmoeten kinderen die koeienhuiden schoonmaken, we zien oude, verschrompelde mannen en vrouwen, gehuld in dekens.
Sneller dan verwacht arriveren we in het volgende kamp, Angafu, op 3460m hoogte gelegen tegen een berg met uitzicht over de vallei. Vanavond slaap ik in een hutje met een simpele tafel en stoelen, een houtkachel, wat keukengerei en twee kamers, eentje voor mij en eentje voor Nabu.
Ook hier is de functie van sleutelbewaarder uitbesteed aan kinderen uit de buurt. Terwijl ik buiten voor het huisje een late lunch nuttig, gapen drie meisjes me vol belangstelling en nieuwsgierigheid aan. Fluisterend overleggen ze welke Engelse uitdrukking ze me voor durven leggen en giechelend bespreken ze mijn antwoord. Hun verlegenheid is te groot en hun woordenschat te klein om een gesprekje te beginnen. Ik voel me net een jukebox waar ze onvermoeibaar en schijnbaar random muntjes ingooien met ‘Hello’, ‘How are you’?, ‘What is your name?’, ‘How old are you?’ en een paar vragen waar ik werkelijk niks van versta. Ik heb er eerder genoeg van dan zij en na een tijdje blijven ze me gadeslaan van een afstandje.
Terwijl Nabu in de keuken rommelt en bijpraat met een buurman, vlei ik me op mijn rug in het gras neer, rugtas onder mijn hoofd. Een koele wind blaast in mijn gezicht, een felle zon breekt periodiek door het wolkendek en muziek uit mijn iPod vult in mijn oren. Een paar uur lang lig ik zo, terwijl ik helemaal niks doe, niks hoef, niks moet, niks kan. Zelfs Nabu en de kinderen laten me met rust, in de veronderstelling dat het blanke meisje slaapt. Maar het is beter dan dat, ik ben haast in trance. Mijn lichaam, mijn geest, op dit moment, op deze berg, zijn ze van mij en mij alleen.
Ik raak geen boek aan, ik schrijf geen letter en ik lever geen enkele mentale inspanning, van welke soort dan ook. Mijn gids spreekt een paar woorden Engels, maar we hebben elkaar vrij weinig te melden. Ik vind het niet erg. Het is genoeg. Deze drie dagen in de bergen, waarin mijn leven wordt bepaald door het ritme van de natuur, de sensaties van mijn omgeving, de weg die mijn paard zoekt, de behoeften die mijn lichaam aangeeft.
In het laatste daglicht ondernemen we nog een flinke wandeling omhoog en spotten we Klipspringers en Mountain Nyala’s. Niet vanuit een safaribus, maar gewoon, terwijl we klimmen. Vanaf een bemost rotsblok neem ik het uitzicht in me op. Ik wil wel eindeloos blijven zitten.


De laatste dag is één lange afdaling en ik besluit toch weer voor de benenwagen te gaan. We staan in alle vroegte op en vijf en een half uur lang klauteren we bijna onafgebroken naar beneden. Ik heb zoveel aandacht nodig om mijn voeten goed neer te zetten en niet uit te glijden op de gladde, natte paadjes dat ik helemaal nergens aan denk. Alleen flarden van de muziek van gistermiddag klinken op shuffle repeat door mijn achterhoofd.


Het is een bevrijding om mijn wereldse bezittingen te reduceren tot wat ik op mijn rug kan dragen. Het voelt goed om niet verder te reizen dan ik kan lopen. Het brengt rust om niet te kunnen kiezen, niet te kunnen veranderen en me over te geven aan de elementen. Het nieuwe Ethiopische kalenderjaar start ook voor mij met een schone lei.

(origineel bericht op be-more.nl)