Ik word opgeschrikt uit mijn overpeinzingen als Bülent vraagt of we om zullen keren en terug zullen lopen. We draaien om en ik tuur in de verte naar de plek waar we eerder die dag hebben gezeten. We hebben wel heel erg ver gelopen zeg. We moeten het hele eind nog teruglopen. De zon is schuilgegaan achter enkele wolken en er steekt een frisse wind op. Bülent slaat een arm om me heen en merkt op dat ik zo stil ben. Hij vraagt me waar ik met mijn gedachten zit en ik haal mijn schouders op. Ik vertel Bülent dat ik denk aan al mijn voorgaande vakanties in Turkije, in Bodrum of Gümbet waar ik dan ging stappen met vrienden.
Bülent kijkt me van opzij aan en vraagt: “ wat voor vrienden dan?” Ik haal wederom mijn schouders op. Gewoon, vrienden, vakantievrienden en vrienden van daar, leg ik uit. Ik vertel dat ik altijd ga stappen of uit eten of gewoon even langs ga bij kennissen. Bülent kijkt me lang van opzij aan. Hij heeft een verontrustende trek op zijn gezicht en ik vraag me af wat hij nu denkt. Bülent begint langzaam een vraag te formuleren: “ Dus… je wilt gaan, uhm, stappen, ofzo?” Hij fronst zijn wenkbrauwen en ik merk aan zijn manier van vragen dat hij dat hele idee helemaal niet ziet zitten. Ik haal wederom mijn schouders op. Dat was helemaal niet wat ik bedoelde. Ik zat gewoon te denken aan voorgaande vakanties waar ik dat wel deed.
Ik probeer het hem uit te leggen, maar blijkbaar begrijpt Bülent me niet. Nu denkt hij dat ik die andere vakanties in Gümbet leuker vond dan deze vakantie met hem in Alanya omdat ik daar wel ging stappen en hier niet. Ik rol met mijn ogen. “Nee, dat bedoel ik helemaal niet!” werp ik hem ferm voor de voeten, maar Bülent interpreteert mijn felle reactie weer als een aanwijzing dat het me aan het hart gaat. Gefrustreerd dat ik niet tot hem door kan dringen, draai ik mijn schouder en schud zo zijn arm van me af. Even kijkt Bülent me gepikeerd aan, maar komt dan gewoon weer naast me lopen alsof er niets aan de hand is.
Ik snap dit niet. Zojuist was er nog niets aan de hand. Ik dacht alleen maar aan mijn andere vakanties in Turkije en toen Bülent daarna vroeg, heb ik dat vertelt. Anders is niet beter of slechter. Het is gewoon anders. Ik wil helemaal niet gaan stappen, ik ben al lang blij om gewoon bij Bülent te zijn en tijd met hem door te brengen, maar Bülent lijkt dit niet te snappen. We lopen zwijgend verder.
We passeren een hotel en al snel zijn we weer bij de plek waar we de auto geparkeerd hebben. Bülent stelt voor om weer iets te drinken te kopen en we strijken neer in de rietenstoelen van een strandtent. Bülent gaat binnen wat te drinken halen en ik kijk uit over het strand en de zee. Wat heb ik nu in hemelsnaam verkeerd gedaan? Als Bülent terugkomt, zet hij een blikje cola voor mijn neus neer en opent zelf zijn blikje bier. Ik frons mijn wenkbrauwen. Ik wil hem vragen of ik dan vanmiddag terug moet rijden maar iets in de houding van Bülent verraad me, dat ik beter even niets kan zeggen.
In de strandtent draaien ze Turkse muziek en ik wip met mijn voet mee op de maat. Het is een lekker up tempo nummer en als er een stukje tekst is, dat ik vaag ken, neurie ik zachtjes mee. Bülent draait zich naar mij toe en kijkt me lang en peinzend aan. Dan zegt hij ineens vanuit het niets: “ Okey, we kunnen vanavond wel gaan dansen als je dat zo graag wilt. Je hebt je punt gemaakt hoor.” Verontwaardigd kijk ik hem aan. Nou ja! Ik heb helemaal geen punt, laat staan dat ik het hem duidelijk wil maken. Met een klap zet Bülent zijn blikje bier op de glazen tafel.
Ik begin nu echt geïrriteerd te raken, en ik wil iets tegen Bülent gaan zeggen, maar net op dat moment, komt er een Turkse man uit de strandtent naar ons toe en hij begint met Bülent te praten, Nu twee zinnen kijkt hij naar mij en wijst op de stoel, maar voordat ik iets kan zeggen, nodigt Bülent hem met een handgebaar al uit om te gaan zitten. Ik begrijp dan wel geen Turks, maar dit soort gebaren begrijp ik maar al te goed. Bülent en de man praten en praten maar in het Turks. Mij wordt niets gevraagd. Ik voel me genegeerd en loop me af te vragen wat ik toch verkeerd heb gedaan.
Ik zie bij een andere tafel een klein poesje liggen en ik sta op en loop erop af. Het katje blijft rustig liggen en als ik zie dat niemand mij mist, ga ik aan de andere tafel zitten en buig naar beneden om het katje te aaien. Het is verschrikkelijk klein en donzig. Bij mijn eerste aanraking duikt het beestje een klein beetje weg, maar als ik vervolgens heel voorzichtig nog een keer aai, blijft ze rustig liggen. Ze is lichtgrijs met een donkere streep over haar rug en terwijl ik haar lig te aaien, komt er voorzichtig nog een grijs katje aangelopen. Ze zijn echt zo klein en schattig. Het tweede katje is een stuk baldadiger en maait met zijn pootje elke keer naar mijn hand als ik het wil aaien. Ik mag het tweede poesje wel aaien, maar hij vind het leuker om naar mijn hand uit te halen.
Ik word opgeschrikt van mijn speelmaatjes door Bülent die ineens naast me staat. Hij vraagt wat ik aan het doen ben en met een glimlach wijs ik naar de katjes. “ Bah,” zegt Bülent minachtend, “ misschien hebben ze wel vlooien. Kom we gaan.” Ik trek mijn hand gauw weg, maar besluit de kleine beestjes nog een laatste aai te geven. Bülent is al van de strandtent weggelopen en ik sta ook maar op. Wat kan ik anders doen dan hem volgen?