Arba Minc

(origineel bericht op be-more.nl)

Arba Minc

Arba Minc.

Kompleet gesloopt stappen we uit het busje. 3 dagen excursie zit er op.

Donderdag avond, na een drukke werkdag, pak ik mijn tas in bij kaarslicht, warme kleren moeten er mee, want het is koud in Arba Minc zo zei men.
De wekker op half 6.

Om 10 voor 6 wordt ik wakker van het getoeter van het busje, al die weken verslaap ik me nooit en nu…….Ik schiet in mijn kleren als voor een spoed sectio, graai de laatste spullen mee en stap in.

6 uur duurt de rit naar Arba Minc, de weg is erg slecht, ik zit achter in ivb met mijn lange benen, en wordt af en toe gelanceerd als we weer eens door een gat denderen……Wat ben ik blij met mijn kussentje en inflateble kussen……Het landschap is weer fascinerend.

Stijfjes lopen we rond op het terras van ons hotel, hoog op een richel met fraai uitzicht over de twee grote meren van Arba Minc. Onze kamers zijn ruim, n’ lekker bed en klamboe. En……het is heet in Arba Minc…….

Om 4 uur rijden we de berg af naar een van de meren voor de boot safari. 2 uur genieten we van fraaie vergezichten, honderden vogels, zoals pelikanen, Ibissen, grote bonte reigers etc. langs de boot drijven grote krokodillen, handjes binnen boord dus, of liggen te luieren in de zon. We horen de Hippo, s knorren en zien de oortjes nieuwsgierig boven water komen. Twee grote mannetjes rennen als idioten achter elkaar door het water, het riet zwiept alle kanten op. Naast ons duikt er eentje op, wel heel dicht bij. Vissers op piepkleine vlotjes trekken zich niets aan van dit alles, en werpen hun netten uit, balancerend op die belachelijk kleine vlotjes.

De zon zakt achter de bergen en kleurt het meer oranje. Hippo, s op de achtergrond, de volle maan komt op in het oosten, van zoveel fraais worden we stil. In een lokaal eettentje eten we gegrilde Talapia uit het meer. In z, n geheel gegrild, met kop en staart er aan, geserveerd op een standaard, een groene peper op de neus. We peuteren met z, n tweeën de vis kaal en likken onze vingers er bij af. Wat rest is een ravage aan graten en vellen.

Doodstil is het, hier en daar een vogel of gelach vanaf de campsite. De volle maan blikkert op het meer en verlicht onze kamer.

Na het ontbijt in de ochtend zon rijden we naar het Nationale park waar de ochtend zon voor een mooie lichtval zorgt in het tropische oerbos. We wandelen tussen de apen die eerder verbaasd naar ons staren en zich nauwelijks iets van ons aantrekken, naar een van de 40 bronnen waar Arba Minc beroemd om is. Fluisterend om de rust niet te verstoren lopen we weer terug.

2uur hobbelen en stuiteren we naar boven de bergen in, op de weg veel koeien, paarden en ezels, diep verscholen onder hun vracht. Op het land wordt gemaaid, geploegd en gedorst. Vrouwen gaan schuil onder enorme ladingen hout, bladeren, houtskool en grote draagtassen groente. Langs de weg staan stalletjes met fel gekleurde doeken en sjaals. Kleurig gebreide hoedjes staan op stokjes te wachten op kopers. Ik klem me vast aan de reling voor het raam, stoot een paar keer ongenadig mijn hoofd en prijs me gelukkig met mijn inflateble matje……

Dorse heet het dorp waar we stoppen. Een van de 65 minderheden in Ethiopie, met een eigen taal, tradities en hutten gemaakt van de false bananas plant. We zijn te gast bij de Dorse people. Wia en ik delen een traditioneel gebouwde hut helemaal van bananen bladeren en een frame van bamboe.

Er staan twee bedden in er hangt een peertje, dus er is elektriciteit. We ploffen even op het bed en knikken naar elkaar: dit gaat wel lukken.

De grote zaterdag markt is een belevenis, wat een mensen massa, wat een kleuren en geuren en wat een landschap. De markt ligt op en berghelling en we kijken uit over de groene bergen in de omgeving.

Behalve een paar lastige kinderen, laat iedereen ons met rust, natuurlijk wordt er naar ons gestaard, maar geen Farengi geschreeuw en zo. Wat een verademing!

Na de thee pauze lopen we door de Community, en bezoeken de weavers, de wevers van de mooie katoenen doeken en sjaals die in heel Ethiopie verkocht worden en de Dorse weavers zo beroemd om zijn. De pottenbakster geeft een demonstratie en laat ons de mooie voorwerpen zien die zij maken.

Het huis van de Dorse heeft de vorm van een olifant, ooit heel lang geleden ging een Dorse chief op jacht in Kenia, zag daar olifanten en was zo onder de indruk van dit geweldige dier dat hij terug in Dorse, om zijn dorpsgenoten duidelijk te maken hoe een olifant er uit ziet, een huis bouwde met de contouren van een olifant, en zo doen ze het vandaag de dag nog. In de hoge hutten is het lekker koel. Vee zorgt voor verwarming in de kille avonden.

De false banana plant wordt letterlijk tot op de laatste vezel gebruikt. Zoals gezegd voor de huizen bouw, een groot blad doet dienst als paraplu, als verpakkingsmateriaal van boter, brood en ander voedsel. Er kan pap van worden gemaakt en zelfs brood van gebakken. We proeven en keuren alles met wisselend succes. De maaltijd die de vrouwen van het dorp ons voorschotelen is heeeeel erg lekker, Injera en pasta met een heel assortiment curries en groenten.

De drums lokken ons naar buiten, het kampvuur laait op, de stoelen worden aangeschoven, dorpelingen komen aan gelopen en het feest kan beginnen. Jonge krijgers getooid met een cheeta vel en gewapend met een speer dansen en springen onder luide aanmoediging van de zingende dorpelingen. Bij een rij dans moeten we natuurlijk mee doen en zo komt het dat ik getooid in een cheeta vel rondjes loop om het vuur, de drums zwepen de boel nog eens extra op en we dansen tot we erbij neer vallen. Het kan nog gekker, de jonge mannen springen over een stok, zo, n anderhalve meter boven de vlammen gehouden door twee jochies uit de Community. De drums gaan steeds sneller en de stok steeds hoger…….We klappen ons de handen warm.

Later schuiven we aan bij de vrouwen die zich nog even warmen aan het vuur, zwijgend zit ik tussen twee Dorse vrouwen, ik spreek hun taal niet en zij niet de mijne, we glimlachen naar elkaar, het is goed zo.

De maan verlicht het terrein, iedereen heeft zijn hut opgezocht, er klinkt nog wat gelach bij de buren. Wia en ik kruipen diep onder de dekens, want het is koud hier op 2600 mt.

Na een heerlijk ontbijt met vers gebakken brood en de beste omelet die ik hier gegeten heb, dalen we weer af, we nemen afscheid van deze fijne gastvrije mensen in Dorse.

De rit naar huis, Awasa is lang, heet en stoffig. Iedereen begint het zitvlak te voelen en verlangt naar het einde van de rit. Vlak bij Sashamene lunchen we en bezoeken nog een wildpark, de Hartebeest sanctury. Voor mij een complete verrassing. In een grasland, een savanne met Acacia bomen, de karakteristieke paraplu bomen, doen we een bush walk, tot onze heupen in het lange gras naderen we een kudde hartebeesten die nauwelijks bezoekers zien dus ook niet weglopen. Waauw, even waan ik me in Kenia op de Masaai Mara.

Het stof van me afgepoetst, er was nauwelijks water, de stoffige kleren op een hoop, lichtelijk evenwicht gestoord door het hotsen en botsen in de bus lig ik bij te komen van deze zware, maar onvergetelijke tocht naar Arba Minc.

(origineel bericht op be-more.nl)