Op verkenning in het land van de Inca’s
Zaterdag 8 oktober
Het is deze zaterdag namiddag een korte treinrit van Mechelen naar Brussels Airport, ondertussen kan je ook weer van het treinstation onmiddellijk het luchthavengebouw binnen zonder een omweg langs de garages te moeten passeren. Wel is er nu een extra controle met scanner voor de bagage en de personen. Ik ben vroeg genoeg om nog eerst een stukje te eten alvorens in te schepen, de vlucht van Brussel naar Madrid heeft geen maaltijd inbegrepen, en als ik er dan toch voor moet betalen, kan ik maar beter voor iets beter gaan dan het vliegtuigprakje. Ook geen entertainmentsysteem op deze vlucht en dus lees ik nog maar een beetje bij over mijn reisbestemming, Peru.
Voor ik thuis vertrok, nog snel een toegangsticket voor Machu Picchu besteld, want daar zijn “maar” 2500 personen per dag toegelaten. Huyanu Picchu blijkt zelfs al niet meer te boeken (dit punt boven de bekende site mag nog door minder bezoekers per dag bezocht worden in 2 x 2 groepen). Na wat printerperikelen, kregen we het document dan toch nog juist op tijd afgedrukt. Voor de andere toeristische trekpleisters is reserveren niet echt nodig omdat er daar geen beperkingen opgelegd worden (al is op natuurlijk wel op).
Zondag 9 oktober
In Madrid is het dan wachten van 21u00 tot na 1u00, omdat het vertrekuur van de nachtvlucht werd verzet, zoals ik online al had gezien. Omdat deze vlucht al de Peruaanse uren volgt is het nog 6uur vroeger en krijgen we onverwacht nog een avondmaal aangeboden, die ik echter aan mij laat voorbijgaan. Ik kijk nog 2 films en dommel dan in en slaap beter dan ik gewoon ben op een vliegtuig. Rond 4u00 lokale tijd wordt ik dan weer wakker en een uurtje later brengt men dan het ontbijt. Even later zetten we de daling in en duiken door het wolkendek naar Zuid-Amerikaanse bodem.
Mijn gehuurde Daihatsu Terios/Bego wordt gratis upgegrate naar een Suzuki Grand Vitara/Nomade, die in tegendeel tot deze van vorig jaar in Ecuador, wel 4x4 blijkt te hebben. Na wat sukkelen met mijn Garmin GPS en de bereidwillige hulp van een Alamo medewerker waar ik de auto huurde, stuurt deze mij zonder veel problemen naar Lima, en meer in het bijzonder naar de wijk Miraflores waar ik mijn intrek neem in het op voorhand geboekte hotel. Deze voormiddag houdt ik me vooral bezig met nog wat hotelletjes uit te zoeken voor de volgende dagen en doe het voor de rest rustig aan.
Na de middag trek ik dan naar de kust, 2 blokken verderop, om te genieten van de kliffen met daaronder de Costa Verde of Panamericana die tussen de kliffen en de oceaan als een grijs lint een sierlijke lijn langs het strand trekt. Bovenaan de klippen strekt er zich over de ganse lengte een park uit, waarvan de Limanese bevolking op deze zondag gewillig gebruik maakt. Er wordt gevliegerd, geskeelerd, gerolschaatst, geskateboard, met ballen gespeeld en met Bmx-en, en allerlei ander fietsafwijkingen, rondgehost op de paden en het uitgelegde parkoers dat is aangelegd in combinatie met een skatepark. Anderen picknicken of lezen boeken of kijken naar de anderen, ijscomannen verkopen hun ijsjes op hun bakkersfietsen, mobiele popcornkraampjes wedijveren met standjes met allerlei nootjes. En heel af en toe loopt er een bedelaar te schooien, die als ze te opdringerig worden, gemoedelijk door de toeristenpolitie worden weggeleid naar wat verderop, zodat niet steeds dezelfde mensen worden lastig gevallen.
Ik nuttig als laat middagmaal een gezouten pannenkoek met hartige vulling, in mijn geval ham en kaas, en wandel verder tot aan een de in de kliffen ingebouwd winkelcentrum. Van op deze plaats heb je een mooi overzicht op de lange kustlijn, met heel wat surfers die de golven trotseren en parapenters die al dan niet in duo kunsten uithalen of toeristen een vliegdoop geven, alleen geëvenaard door de eerste condors die ik dus vandaag al te zien krijg. Naast enkele golfbrekers is er ook een pier die volgebouwd is met koloniaal getinte bouwsels, alleen doet de stijl me meer aan Engeland dan aan Spanje denken. Om terug te keren naar mijn hotel kies ik ervoor om wat dieper de wijk in te trekken, weg van de oceaan, maar wel langs nog redelijk boomrijke lanen. Veel bezienswaardigheden zijn er hier niet en een mooie indrukwekkende kerkgevel staat half verscholen achter grote bouwzijlen. In het parkje er tegenover wordt er in een verzonken cirkel gedanst door jong en oud op muziek uit een krachtige installatie, en omringd door vele kijklustigen.
In het hotel krijg ik de verrassende boodschap dat het restaurant gesloten is en dus zal ik er weer op uit moeten. De schemering is ondertussen al ingevallen, maar ondanks de door hekken afgeschermde autoparkings, tralies voor de ramen en nachtwinkels waar je door een traliedeur je bestelling doorgeeft en ontvangt, of appartementsblokken en firma’s met nachtwakers, geeft de wijk toch helemaal geen onveilig gevoel. Geen ongure types of ruziemakers, het is hier zelfs erg kalm. Na wat zoeken kom ik toch enkele restaurants tegen, en kies tenslotte voor een restaurant waar vooral kippengerechten worden klaargemaakt (Pollo de Brasas). Ook mijn terugkeer naar het hotel verloopt rustig en zo loopt mijn eerste dag in Peru op zijn einde.
Maandag 10 oktober
Ik had mijn klokje op 7u gezet voor vanmorgen, maar doordat mijn inwendige klok nog een beetje ingesteld is op 6u later, ben ik een stuk vroeger wakker. Ik draai me nog een keertje om en slaap nog wat verder, om 6u30 komt de stad dan tot leven en is het gedaan met de rust. De enkelvoudige ramen houden de straatgeluiden niet echt buiten en de claxon en autoalarmen tieren welig. Gelukkig was het deze nacht wel rustig. Na een verfrissende douche maak ik mijn koffer alvast in orde zodat ik na het ontbijt ineens kan vertrekken, richting zuiden.
Ik had een beetje gevreesd voor de drukte op deze maandagmorgen, maar dat valt nog best mee, het is druk, maar (nog) niet chaotisch. Alleen de GPS heeft er niet veel zin in, het ziet er naar uit dat deze niet vele straten kent om te navigeren (ze verschijnen nochtans met naam op het scherm), en dus herberekend de Garmin steeds de route zonder ze aan te geven. Zolang ik naar het zuiden rijd, kan het echter niet hard mis gaan, want uiteindelijk blijft er dan maar een grote route die verder loopt, de PanAmericana of S1, die hier autosnelweg is (één van de weinige in het land) en bovendien betalend. Als ik de afslag naar Lurin nader zet ik me even opzij om de kaarten een keer te raadplegen, de GPS die nu nog steeds vreemd doet, lijkt me te ver gestuurd te hebben, waardoor ik de afslag naar de Ruïnas de Pachamac gemist heb.
Gelukkig kan ik via deze afslag daar heen, maar eens van de autosnelweg wordt het echt wel een chaos, wegwijzers zijn er bijna niet te vinden en alles raast hier door elkaar, waarbij het niet zozeer de vrachtwagens,als wel de tot op de draad versleten minibusjes, taxi’s en gemotoriseerde driewielers (mototaxi’s) zijn die alle regels aan hun laars lappen en je links en rechts voorbijsteken, waarbij het enige dat wel werkt en gebruikt wordt aan hun vehikels de claxon lijkt te zijn. Met liefst een zo irritant mogelijk geluid dat de eigenaar onderscheid van de andere, met een hele kakofonie tot gevolg. Natuurlijk rij ik dan nog een stuk verkeerd, zelfs na de aanwijzingen van een agent, zodat ik me nog een tweede keer door het centrum van het gelijknamige stadje Pachamac mag een weg banen. Bovendien blijkt de site dan nog gesloten te zijn (maandag is ook hier de sluitingsdag van de meeste museums en bijgevolg de bijbehorende archeologische sites). Ik vreesde er al voor, maar de reisgidsen spraken elkaar tegen en het meisje aan het onthaal van mijn hotel, was er rotsvast van overtuigd dat het toch open zou zijn. Niet dus. Ik kan van achter de hoge muren echter genoeg van de site zien om te weten dat het wellicht de moeite zal zijn om op het einde van het verlof nog even langs hier langs te komen.
Daar komt dan nog bij dat ik bij het opnieuw oprijden van de Panamericana nog eens de 5 soles tolgeld mag betalen. Gelukkig komt dat maar op 1,5 Euro. Ook de prijzen die bij de benzinestation geafficheerd worden baren me wat zorgen, als die juist zijn, dan kost een liter benzine hier zo maar eventjes 3€! Wanneer ik bij één van de tankstations stop voor een sanitaire stop en wat versnaperingen en drankjes, vraag ik het na en is de opluchting groot als blijkt dat de prijs hier per gallon wordt weergegeven (3,6 l). Ik vreesde even dat mijn reisbudget verdrievoudigd zou moeten worden! De woestijn waar ik hier doorheen rijdt is eerst nog vlak, maar naarmate ik zuidelijker kom, duiken er hogere bergen op. Vele kilometers lang is er hier alleen zand, zand en nog eens zand, en toch leven er hier mensen, in huisjes die nauwelijks die naam waardig zijn en geen van allen ooit af lijken te raken, alvorens dat gebeurt zijn ze al terug stevig in verval. In fel contrast daarmee zijn op regelmatig afstand de stranden die als oases uitgebouwd zijn tot kleine ressorts voor de welgestelde Peruanen, maar die er momenteel nogal verlaten bij liggen, in afwachting van de zomervakantie (het is hier nu lente). Aan de landzijde van de weg zie ik in de verte steeds het donkere silhouet van het Andes gebergte, dat ik binnen enkele dagen van zuid naar noord zal doorkruisen. Het is hier nu weer lekker rustig op de baan, afgezien van de optionele motortaxi die als spookrijder een stukje over de snelweg afsnijd als ik weer eens een grauw en armoedig dorpje kruis. Ook een steeds wederkerend feit, de vuilnis langs de weg telkens je een dorpje tegenkomt, echte nestbevuilers zijn wij mensen toch.
Er duiken af en toe ook wat wegenwerken op en nog een peaje waar ik deze keer 13 soles moet betalen. In Cerro Azul ga ik op zoek naar de Huarco ruïne van een Inca zeeford. De zee vind ik zonder moeite en de kliffen aan het einde van de baai krijg ik er gratis bij, maar van de ruïne blijft er nog maar weinig over, zodanig dat ik er al even naast sta zonder het te beseffen. Doch het uitzicht op de baai met de surfers, twee op de golven dansende vissersboten en de houten steiger maken het de moeite waard. Een eind verderop is het dan gedaan met de autosnelweg en wordt het ineens een pak drukker. De GPS heeft er blijkbaar een ander idee over waar Chincha Alta wel ligt en straten vind hij ook hier niet, zodat het vinden van mijn hotel weer reuze spannend maakt. Na wat verkeerd rijden en navraag bij een benzinestation kom ik dan toch op het goede spoor, al rijd ik nog even nietsvermoedend voorbij mijn logies. De wijk ziet er hier nogal verloederd uit, maar eerlijk gezegd zag de rest van het stadje er eigenlijk niet beter uit, het Apart Hotel El Cañaveral blijkt echter een oase van rust in de overdrukke stad.
De gevel vooraan met grote poort gaf al aan dat dit gebouw van een andere kwaliteit was dan de huizen er rondom, maar het is pas wanneer ik de poort door ben dat het schrille contrast helemaal tot uiting komt. De parking op de binnenplaats is beter geplafeid dan de straten in het stadje, de kamers liggen op 4 verdiepingen rond het zwembad dat op zijn beurt omringd wordt met palmbomen. De stadsgeluiden zijn zo ver weg dat de zachtjes spelende muziek er niet eens door gehinderd wordt. Enige nadeel is dat er ook hier geen restaurant is en ik dus op zoek moet voor het avondeten. Door de GPS perikelen,wil ik wel even zien of de navigatie apps op mijn tablet soelaas bieden, doch google maps heeft een wifi verbinding nodig, al is het hier wel nuttig om de restaurants in de buurt te vinden, het andere systeem is hopeloos ingewikkeld, al sla ik er uiteindelijk in om mijn positie op de kaart van Peru te krijgen. Ik besluit de raad van de man van Alamo (van de huurauto) te volgen en Maps.me te downloaden op zowel de tablet als de smartphone, deze zou ook off-line moeten werken en kan dan als back-up dienen, vooral bij het zoeken naar mijnhotels in de stadjes en steden.
Ik vraag bij het onthaal nog even na of de buurt hier veilig genoeg is om in het donker in rond te dwalen, maar dat blijkt geen probleem en dus wandel ik naar de Plaza de Armas die een 6 blokken verderop ligt en waar er keuze is uit een aantal restaurants. En inderdaad het gevaarlijkste onderweg blijken de talrijke gaten in het voetpad, waarvoor je moet oppassen. Het Plaza de Armas is zoals gewoonlijk in Zuid-Amerika de plaats waar de lokale mensen samenkomen, zich vermaken, naar muziek of toespraken komen luisteren of de kinderen laten ravotten. Snoep- en ballonnenverkopers pikken graag een graantje mee van dit gebeuren. De kerkdeuren staan wagenwijd open, zoadt je tot buiten de mis kan volgen. Pas als die gedaan is haalt een fanfare zijn instrumenten boven en verandert het plein in één grote muziekkiosk. Ik krijg dit mee als achtergrondgeluid in het parilla restaurant waar ik een mixed grill eet. Vervolgens keer ik terug naar het hotel en scoor onderweg nog een ijsje als wandelend dessert.
Dinsdag 11 oktober
Vanmorgen op het 4e verdiep een uitgebreid ontbijt gekregen, dat alvast voor een goede start van de dag zorgt. Gisterenavond gemerkt dat ik in de planning de Chincha ruïnes niet opgenomen heb, deze pré-inca ruïnes krijgen in de meeste reisgidsen geen eigen hoofdstuk, maar zijn in Peru blijkbaar wel de best bewaarde in hun soort en dus nog een stuk ouder dan de Inca bouwwerken. Dank zijn de nieuwe Maps.me applicatie vind ik dan nog snel waar ze zich bevinden en zelfs mijn Garmin doet zijn best en zet me op weg in de goede richting. Als dan ook nog een keer de bewegwijzering voor een keertje aanwezig is, duurt het niet lang voor ik aan het La Centinela museumpje sta. Ik gebruik met opzet het verkleinwoord omdat het ding nauwelijks twee kamers groot is en gewoon deel uit maakt van een hostel anex restaurant. De ruïnes aan de overkant van de onverharde weg zijn best imposant, al is het soms moeilijk uit te maken wat gebouwen zijn en wat natuurlijk reliëf, dit vooral omdat alles uit hetzelfde plaatselijke materiaal opgebouwd is. Het komt er dus vooral op aan om de onnatuurlijke vormen te herkennen en dan zie je binnen de wel duidelijke omtrekmuren al gauw een drietal piramidevormen. Naarmate ik over het terrein wandel komen ook de restanten van andere gebouwen tevoorschijn, als ik weer een heuveltop overschrijd. De site is trouwens verbazend groot, en zou blijkbaar de hoofdstad van de Chincha cultuur geweest zijn, met op de hoogste piramide het paleis van de machthebbers. Het is verbazingwekkend dat dit zo lang is blijven bestaan en alle veroveringen, aardbevingen en andere natuurfenomenen heeft doorstaan. Het ziet er allemaal heel erg fragiel uit, en zelfs als je hier wandelt laat je onmiddellijk een spoor achter, dat echter een half uurtje later door de wind weggevaagd is. Misschien dat dit zand wel zijn redding geweest is in de loop der tijden. Via een smal onverhard pad kom ik vervolgens bij de Tambo de Mora, door dezelfde cultuur gebouwd en dus gelijkaardig, maar enigszins kleiner in afmetingen. Omdat er behalve de piramide niet veel over blijft, verken ik hier niet het hele terrein.
Ik verlaat nu voorgoed Chincha en trek een stuk het binnenland in op zoek naar nog een andere ruïne, van de inca’s deze keer. De duinen beginnen hier een stuk het binnenland in en gaan dan over in bergen, die een eerste voorbereiding op de Andes vormen. Na een 40 tal kilometers kom ik dan bij Tambo Colorado aan, tegen de berghelling aangekleefd is hier nog heel herkenbaar een voormalig paleis aanwezig, met voor het gebouw een immens grote ommuurde binnenplaats met ook daar rond nog gebouwen. Het mini-museum, tevens ticket office heeft een digitale rendering van het oorspronkelijke gebouw, in de toenmalige kleuren en het lijkt er inderdaad als twee druppels water op. Wat in het verleden bij Griekse en Romeinse ruïnes nogal een keer te wensen overliet. Maar hier heb je echt niet veel verbeelding nodig om de inca’s in hun kleurige kleding zien rond te lopen. Ik verdwaal met plezier in de chaos van kamertjes en gangen die een echte doolhof vormen, maar me enkele keren prachtige panorama’s van het complex bezorgen. Ook de ligging op een hoogte boven het groene dal, met daarbovenuit dan weer de kale bergen die uit niets dan zand en stenen bestaan, is perfect. Verheven boven hun onderdanen met een overzicht over wat het dal voor hun produceerde. Op enkele van de muren en in de nissen zijn de originele rode, gele en witte kleuren soms nog erg goed zichtbaar. Jammer dat vele generaties bezoekers het nodig vonden van er hun namen in te krassen, wat trouwens erg gemakkelijk gaat in de bezetting die ze toentertijd gebruikten. Ik besteed hier heel wat meer tijd dan verwacht en kan mijn plannen voor de middagboot naar de Ballestas eilanden meteen opbergen. Maar geen nood, planningen zijn er nu eenmaal om aan te passen.
Via dezelfde route gaat het opnieuw naar de kust, meer bepaald het stadje Pisco, naar het gelijknamige drankje dat hier overal erg populair is. Dit stadje heeft, net als Chincha en de stad Ica trouwens, veel te lijden gehad van de zware aardbeving in 2007 met honderden doden en veel materiële schade, met op sommige plaatsen tot 80% van de gebouwen die ingestort waren. Veel merk ik daarvan echter niet meer, alleen zijn er hier nog erg weinig koloniale gebouwen meer over (die weerstaan aardbevingen dus een stuk slechter dan de bouwstijlen van de oorspronkelijke bewoners!). Op het Plaza de Armas werd de kerk gedeeltelijk gerestaureerd met uitzondering van de koepel, die op zijn eentje honderden mensen de dood injoeg tijdens een mis ten tijde van de aardbeving. Je ziet nu duidelijk een half ingestorte koepel die een blijvende herinnering vormt aan het drama. Ik zou zeggen laat het beven maar achterwege, dat is een ervaring die ik liever niet meemaak. Even verderop kom ik aan in El Chaco, dat door iedereen echter Paracas wordt genoemd en ook op borden en kaarten zo wordt vermeld, naar het gelijknamige Nationale Park er juist naast. Waarom de oorspronkelijke naam dan niet wordt gewijzigd is me dus een raadsel. Ik ga er in elk geval op zoek naar het Hostal Mare Azul en vind dat op nog geen 50m van het strand. Ik hoor hier of er per ongeluk ook in de namiddag geen afvaarten zijn naar de Islas Ballestas, maar vang zoals reeds verwacht bot. Ik boek dan maar voor de eerste afvaart morgen om 8u00, dus dat wordt vroeg opstaan.
Na het inchecken en de bagage naar de kamer te hebben gebracht, ga ik dan op weg naar het Reserva Nacional Paracas. Naast de gekleurde bergen, kliffen en fauna is het gebied ook gekend voor de Paracas cultuur, waarbij opgravingen in een necropolis honderden pakmummies opleverden. In het bijbehorende museum wordt alles letterlijk uit de doeken gedaan. Deze mensen mummificeerden hun overledenen niet in de stijl zoals mummies gewoonlijk gevonden worden, maar zetten ze gehurkt in manden, die op hun beurt werden omwonden met speciaal hiervoor geweefd textiel in bonte kleuren. Zo vormden ze dikbuikige kegelvormen die dan in ondergrondse grafkelders in de vorm van buikflessen werden geplaatst. De meeste van deze lugubere begrafenispaketten zijn met de grafvondsten naar musea in Lima verhuisd, maar het musuem slaagt er wel in van het heel aanschouwelijk te maken. Wat ook bijzonder was in de Paracas cultuur was het uitvoeren van schedelvervormingen waarbij de schedels van kleins af aan door strak te omwinden werden vervormd en zo langwerpige vormen aannam. Nog specialer zijn de vondsten die er op wijzen dat deze pre-inca cultuur reeds schedelboringen uitvoerde bij levende mensen om hen het leven te redden. Bovendien hebben botdeskundigen kunnen vaststellen dat ze daarin nog slaagden ook en de patiënten dit overleefden. Voor de rest is het park een aaneenschakeling van golvende heuvels in soms mooie kleurschakeringen, zijn er veel roze flamingo’s te spotten aan de lagune bij het museum, maar zijn enkel uitkijkpunten en een opmerkelijke rots, de kathedraal genoemd, ook ten onder gegaan aan de aardbeving van 2007. Wanneer ik morgen de boottrip maak zou er langs de kust ook nog een in de zandrots gegraveerde tekening moeten te zien zijn, die volgens sommige te linken is aan de Nasca lijnen. Maar vandaag gaat het dwars over het schiereiland nog even naar het minuscule vissersdorpje Lagunillas, dat eigenlijk vooral uit een 5 tal restaurantjes bestaat en een vloot vissersbootjes die voor anker liggen. De route verder naar een uitzichtspunt met zeeleeuwen blijkt verspert en dus geniet ik hier maar van het uitzicht en de zonsondergang alvorens terug te keren naar het hotel.
Ook in dit hotel geen restaurant (anders dan voor het ontbijt dat is), en dus ga ik langs de strandboulevard op zoek naar een etensplekje. Ik ga dit keer voor een visrestaurant en neem als aperitief een Pisco Sour, gevolgd door Aroz con Mariscos (Paella zonder kip) en een brownie met ijs als dessert. Een straatmuzikant speelt El condor passa op een soort mini gitaartje en panfluit. Het leven is goed.
Woensdag 12oktober
Vanmorgen extra vroeg op om de boot van 8u naar Islas de ballestas te nemen. Het is hier nog erg grijs en niet echt warm (een hardnekkige mist is deze tijd van het jaar normaal hier) dus toch maar een truitje onder de regenkledij tegen opspattend water. Ik wordt samen met nog wat ander hotelgasten opgehaald om dan … te voet naar het haventje te vertrekken. Ver is dat niet en de enige zijn we zeker ook niet, want het pleintje voor de aanlegpier staat al goed vol. Met drie recente motorboten die zo’n 20 personen per stuk vervoeren stevenen we op de kust van het Paracas reservaat af waar we een geoglief van een kandelaarscactus op de zandhelling kunnen bewonderen. Het is alleen te danken aan het uitzonderlijke klimaat hier (één van de droogste woestijnen in de wereld), dat deze verwezenlijking van de Pré-inca Paracascultuur nu nog altijd te bewonderen valt. Ook de moeite waard is de kust zelf met talrijke inhammen en grotten en veelkleurige zandsteen. Maar al gauw wenden we ons van het schiereiland af en kiezen voor de open oceaan.
De gevreesde ruwe zee blijft gelukkig uit en na een half uurtje bereiken we de rotspieken van de Ballestaseilanden. De zwarte rotsen zijn bovenaan gans wit, alsof ze met poedersuiker bestrooid zijn. Doch de zware ammoniakgeur maakt duidelijk dat het geen poedersuiker is maar guano, uitwerpsels van de ontelbare aantallen vogels die deze eilanden bevolken en voor de hele regio (Chili, Peru en Bolivië) aanleiding was tot een grote oorlog, toen dit vogelproduct nog erg in was als meststof over de ganse wereld, alvorens kunstmest bde handel over nam. Naast de honderdduizenden vogels staan er op de eilanden ook nog enkele voormalige fabrieksgebouwen waar de guano indertijd verzameld, verwerkt en verscheept werd. Één gebouw is nog in gebruik door de parkwachters van het natuurreservaat, maar verder mag niemand de eilanden betreden. Naast pelikanen, aalscholvers Peruaanse boobies en nog een heel resem andere vogels zitten er hier ook Humbold pinguins, die ook al op vroegere reizen in de regio tegen kwam. Ook altijd goed voor een mooi schouwspel zijn de talrijke zeehonden en zeeleeuwen, die vooral bij de kleintjes aan boord veel opwinding veroorzaken. De aan de golven blootgestelde eilanden bevatten enorme grotten, spleten en natuurlijke bruggen. Sommige hellingen zitten zo vol met vogels dat de berg de kleur van de vogels aanneemt. En de lucht zou niet misstaan in de Birds film van Hitchkock, zo vol is die met vogels die alle kanten op vliegen, dat je niet begrijpt dat ze elkaar niet raken. We komen meermaals op slechts een meter van de dieren en kliffen, doordat we traag varen schommelt de boot nu veel harder dan op de route hierheen. Dat en de lucht van de benzinemotoren één bank achter mij, maken dat ik het stilaan moeilijk begin te krijgen. Doch voordat ik mijn ontbijt aan Neptunus kan geven, keren we terug en stabiliseert de boot zich en blijven de dampen in ons kielzog achter.
Ik raak nog aan de praat met het Frans meisje die naast me zit en uit Bretagne komt, samen met 2 vrienden was ze hier voor 2 en een halve week in Peru en vandaag keren ze terug huiswaarts. Ik op mijn beurt verzamel in mijn hotelkamer de bagage, breng die naar de auto en check uit. In het winkeltje naast het hotel haal ik nog wat flesjes frisdrank en water vooronderweg en zet dan aan. De temperatuur is ondertussen al fors opgelopen en het raampje van de auto staat dan ook open. Tot ik de Nazca regio bereik, zijn er niet echt veel bezienswaardigheden, al levert de woestijn echt wel regelmatig mooie panorama’s op. Nabij Ica wordt het dan groener (volledig door ondergrondse irrigatie trouwens, waardoor hier onder andere asperges, druiven (voor de Pisco) en fruit wordt gekweekt. Een ander ding dat ik hier vandaag en de vorige dagen ook veel zag, waren de enorme kippenkwekerijen. Doch hun levenskwaliteit lijkt me niet echt beter dan de oude situatie bij ons in Europa, opeengepakt als ze zitten.
Ica is weer een door uitlaatgassen en stof ingepalmde stad met een file van de ene kant van de stad naar de andere. Ik doe nog een halfslachtige poging om het plaatselijke museumpje te vinden, maar laat dat plan al gauw varen, gezien ik zelfs geen adres heb en er op heel mijn doortocht door de stad zelfs niet één fatsoenlijk parkeerplekje vond. Telkens weer in de steden zijn er de irritante en agressieve tuktuks en miniautootjes die met niets of niemand rekening houden, overal tussendoor wringen en zich alleen door de grootste mastodonten van trucks laten wegdringen. Mij moet je niet vragen om met zo’n idioten mee te rijden, want vroeg of laat loopt dat fataal af, getuige de vele kruisjes en herdenkingskapelletjes die hier weer langs de wegen opduiken. Eens het groen/grijze Ica achter mij en terug de woestijn in, wordt het pas echt de moeite waard, ik rijd tussen de zandbergen door die veel kleurschakeringen vertonen van chocoladebruin tot lichtpaars. Jammer dat zovele bezoekers van de regio dit alleen van uit de lucht zien bij een rondvlucht over de vermaarde Nazca lijnen, waarvoor ze hierheen vliegen of met de nachtbus aankomen. Des te beter voor mij, want daardoor blijft de drukte achterwegen en deel ik de weg hoofdzakelijk met truckchauffeurs.
In Santa Cruz neem ik een onverharde afslag naar de Ciuda perdido de Huayuri. Vier kilometer later over een vlot bereidbare piste rijd ik een canyon binnen (Quebrada) en stop bij een eenzaam stenen gebouwtje. Een oude man komt naar buiten om mij mijn boleto te overhandigen tegen 3 soles en geeft wat uitleg in het Spaans, waar ik uit op kan maken dat de ruïnes zich slecht enkele minuutjes verderop in de kloof bevinden, maar dat verder wandelen enkele mooie uitzichten op de droogliggende quebrada kan opleveren. En gelijk heeft hij, de ruïne zelf is niet echt indrukwekkend, gezien het vooral lage funderingen zijn, in dezelfde steensoort die hier overal verspreid liggen en waaruit deze bergen opgetrokken zijn, en dus nauwelijks herkenbaar, maar wat een ligging! De naam “verloren stad” die nogal eens ten onrechte wordt gebruikt, dekt hier echt wel volledig de lading. Je kan je zo voorstellen dat die hier eeuwen verborgen heeft gelegen, alleen gekend door de plaatselijke mensen, mogelijks zelf nazaten van de oorspronkelijke bewoners. Bij de terugkeer aan het stenen gebouwtje vraagt de man me of ik iets in het gasten boek wil schrijven, het valt me op dat de laatste bezoeker in september was en op de 2 zichtbare bladzijden staan alle Peruanen vermeld.
Ik keer langs dezelfde route terug naar de Panamericana en kan nu vooral beginnen uitkijken naar de petroglifos waarvoor de regio wereldwijd bekend is. Wat de meeste echter niet weten, is dat de Nazca lijnen en afbeeldingen lang niet de enige in de regio zijn. Zo stop ik even voor Palpa bij een uitkijktoren om enkele afbeeldingen die tegen een helling aangebracht zijn te gaan bekijken. Hier is het een oud dametje dat blij is van me te zien. In het obligate gebouwtje is een minimuseumpje ingericht met uitleg over de figuren en hoe ze in ere hersteld werden, na jaren van misbruik, vandalisme en verwaarlozing. Ironisch hierbij is dat in de buurt van vele van deze archeologisch waardevolle plekken stortplaatsen waren opgericht. Voor ik het stadje Palpa bereik, krijg ik echter nog een prachtstukje natuur toebedeeld, waarbij de weg zich door de bergen slingert en het ene na het andere prachtige panorama zich voor mij openbaart. Langs alle kanten rijzen de bergwanden naast me op, en het kan me voor een keertje echt niet schelen dat de vrachtwagens er hier een kruippas op nahouden, des te langer kan ik genieten van het uitzicht waar zelfs de grote opleggers bij in het niets verdwijnen. Elke u-bocht levert weer een inkijkje op in een quebrada die verder het gebergte in kronkelt. Eens beneden in de vallei waar weer water en leven is, slingert de weg zich weer omhoog aan de andere zijde van het dal over een minder spectaculaire, maar zeker ook mooie weg. De Geogliefen van Palpa (een soort zonnewijzer) zie ik alleen van uit de verte, het Museo Maria Reich waar ik even stop gaat over een Duitse wetenschapster die een groot deel van haar leven de geogliefen bestudeerde en opmat, ik bereik nu het grondgebied van Nazca en stop bij een uitkijktoren van waarop enkele van de gekende en beschermde figuren te zien zijn.
In dit geval de “handen” (of “pad” zoals je wil), de “boom” en de “hagedis”, welke laatste door de Panamericana in tweeën is gesneden. Enkele honderden meters verder is er een natuurlijk uitkijkpunt op een heuvel waarvan je enkele van de kilometers lange kaarsrechte lijnen kan zien. Lijkt eenvoudig maar je moet het maar eens proberen zonder gebruik te maken van alle moderne theorieën. Diegene die al eens een survival programma volgen op tv zullen al wel eens gehoord hebben hoe moeilijk het is om in een rechte lijn te lopen, laat staan om deze permanent op de grond aan te brengen. Ik bereik nu het stadje Nazca zelf en ga op zoek naar mijn hotelletje, het B Hotel Nazca Suites (klinkt een beetje kinky), dat volgens mijn info langs de Panamericana zelf ligt, hopelijk geen aanslag op de nachtrust, zoals vannacht in de Mar Azul. De zoveelste keer op rij is er ook hier geen restaurant, maar hebben ze wel een leveringsdienst die de maaltijd naar het hotel brengt, na telefonische bestelling. Gelukkig, want ik had geen zin om nog rond te lopen op zoek naar een restaurant. Ik boek mezelf voor morgen ook nog een verjaardagscadeau in de vorm van een vlucht over de Nazca lijnen, uit voorzorg en aanraden van de hoteleigenaar, voor het ontbijt.
Donderdag 13 oktober
Vanmorgen dus zonder ontbijt op weg naar de luchthaven, ook zonder auto trouwens want ik wordt afgehaald. Ondanks de ligging aan de Panamericana en tegenover het vliegveldje was het vannacht toch rustig, pas rond een uur of 7 vanmorgen begonnen de eerste vliegtuigjes op te stijgen, het verkeer een stuk vroeger, maar opdat de kamer wat meer naar achter lag, had ik daar geen last van. Eens op de luchthaven wordt ik ingeschreven aan de hand van mijn paspoort, mag ik betalen en wordt ik gewogen (aan de hand daarvan wordt het aantal passagiers per vliegtuig vastgelegd). Dan komt men pas met het mider goede nieuws, door de sterke wind vanmorgen(?), zijn alle vluchten vertraagd, want elk vliegtuigje heeft zijn vaste starttijd en dus schuift alles op en zal ik pas anderhalf uur later vertrekken. Dan maar naar een filmpje kijken over de Nazca lijnen en wachten.
Uiteindelijk om 9u30 wordt ik geroepen en stap met 2 Zweden en een Duitser in het vliegtuigje. Voor ons natuurlijk nog de piloot en co-piloot (deze laatste is sinds enige jaren verplicht na enkele dodelijke ongevallen, om die reden is er ook een minimum prijs ingesteld zodat het onderhoud van de vliegtuigjes gebeurt zoals het hoort). Nog even wachten op de startbaan en dan zijn we weg, met al onmiddellijk een scherpe stijging die onze magen doet tollen in ons lichaam. Dat belooft voor de rest van het half uur. De co-piloot (en gids) vertelt ons dat we telkens als hij dat zegt recht onder de vleugeltip van het vliegtuigje moeten kijken, om één van de beroemde geogliefen te zien. Dat blijkt nog niet zo gemakkelijk, en wij hebben dan nog allemaal een zitplaats aan het venster, wat bij de 11-zitters niet het geval is. Gelukkig zegt ons gids er steeds bij welke figuur we zouden moeten zien, want sommige zijn nogal abstract en voor interpretatie vatbaar. Telkens we aan één of meerdere figuren langskomen, zorgt de piloot ervoor dat zowel links al rechts aan de beurt komt. Het is dan ook snel lokaliseren, want dit is tenslotte geen helikopter die kan blijven hangen en tijd voor een tweede beurt per kant is er niet, want er is een strak schema te volgen (alle andere vliegtuigjes doen natuurlijk dezelfde ronde, het zou anders nogal een chaos worden).
De meeste van de 12 figuren vind ik uiteindelijk, of ze op film of foto staan zal later nog vast te stellen zijn. De hond heb ik in elk geval gemist en van de walvis ben ik niet zeker, maar de kolibri, papegaai, de ruimtevaarder, pad, boom en hagedis (ja deze van gisteren dus) en spiraal, en de andere waarvan ik me de namen niet eens herinner zag ik dan weer wel, naast een deel parallellogrammen, driehoeken en heel wat lijnen. Toch valt het op dat de meeste lang niet zo duidelijk te zien zijn als je op documentaires of foto’s ziet. Maar dat is dan natuurlijk weer in perfecte omstandigheden, met waarschijnlijk veel meer tijd en professioneel materiaal, alhoewel misschien zorgt het foto en film materiaal nog voor verrassingen. We keren dan op het half uur terug naar de luchthaven en ik heb de ganse vlucht mijn maag onder controle kunnen houden, anders dan één van de zweden achter mij, die zijn kotszakje kunnen gebruiken heeft. Ik wordt dan terug gebracht naar het hotel en ga dan voor een laat ontbijt, eerder een brunch eigenlijk, gezien het al bijna middag is.
Hiermee zit ik natuurlijk een stuk achter op schema en dat zal niet verbeteren, want ik heb nog enkele ruïnes in de buurt te bezichtigen. Ik begin echter met het Museo Antonini met heel wat informatie over de in de buurt liggende (pré-)inca ruïnes. Naast heel wat keramiek en gebruiksvoorwerpen die op de sites gevonden werden (en niet naar Lima werden overgebracht), is er ook heel wat informatie over de techniek van de gehurkte mummies, die gehurkt en wel werden ingepakt in daartoe geweven doeken en zo werden begraven met de nodige parafernalia om de overgang naar het volgende leven te begeleiden. Vervolgens gaat het dan naar Los Paredones, een ruïne in adobe die door de aard van het gebruikte materiaal gewoonlijk in niet zo’n goede staat zijn (lemen stenen). Toch valt het hier nog mee en kan je jezelf nog een goed beeld vormen van hoe het geheel er moet uit gezien hebben. Enkele kilometers verder liggen dan de Aquaductes de Cantalloc, grote spiraalvormige putten waarin je kan afdalen om de ondergrondse waterkanalen te onderhouden en/of water te halen. Een spiraalvormig pad lijd je naar beneden tot aan het kanaaltje, dat tot op heden nog gebruikt wordt voor de bevloeiing van de velden in dit woestijnklimaat. Wat een ode aan de oorspronkelijke bouwers, dat dit zovele eeuwen later nog steeds in gebruik is! Ik stop op de terugweg dan ook nog even bij El Telar, een geoglief in de vorm van een reusachtig dambord en Las Agujas een grote spiraal die beide vanaf enkele miradors (uitzichtpunten) op de nabij gelegen heuvels te bezichtigen zijn. Al deze archeologische sites zijn trouwens inbegrepen in één ticket van 11 soles(+/- 3€).
Ik rijd nu opnieuw voorbij de luchthaven en mijn hotel van vannacht op weg naar de Cahuachi ruïnes, waarvoor ik een 25km lange zandweg moet volgen, de 4x4 wordt een eerste keer ingeschakeld. De tocht voert me door een zanderig heuvellandschap waarop de auto soms lekker wegglijd en dat erg mooie uitzichten oplevert. Minder mooi is het cementerio Pacheco, na eerst een oud hedendaags kerkhofje gepasseerd te zijn, kom ik bij het bord en begrijp eerst niet goed van hoe en waar? Maar algauw zie ik overal kuilen die weer dicht geslipt zijn, en daar rond allerlei witte beenderen en halve schedels die blijkbaar door grafrovers achteloos achter gelaten zijn na hun rooftocht. Aan sommige van de schedels hangen zelfs nog plukjes haar. Na deze wat morbide ontdekking gaat het weer verder over het glijdende zand tot ik Cahuachi bereik. Volgens archeologen was dit een belangrijk administratief centrum van de Paracas cultuur, en het moet gezegd, het heeft de allures van een paleis. En dan zie ik hier maar een 3-tal piramides die gerestaureerd zijn van de 30-tal die er in een gebied van 24km² ontdekt zijn. Het geheel moet zowat een middelgrote stad geweest zijn, en als je de archeologen mag geloven, een festijn van kleuren in de woestijn geweest zijn (net als hun kleding, textiel en aardewerk, waren ook hun gebouwen heel erg fel gekleurd). Een eerste niet gerestaureerde piramide geeft aan wat de archeologen in eerste instantie gevonden hebben, en dan verwondert het niet dat dergelijke reusachtige ruïnes niet eerder ontdekt werden. Hier zijn er ook heel wat met stenen afgeboorde putten met ceremonieel bewerkte schedels teruggevonden, waarvan ik er enkele in het Antonini museum gezien heb. Volgens de geschiedschrijving betrof het geen vijanden maar geofferde leden van de eigen bevolking, waarschijnlijk zelfs vooraanstaande personen, die al dan niet vrijwillig als offergave voor hun volk gediend hebben. Vooral de cultus van het water, zal daar een grote rol gespeeld hebben, gezien water hier (zoals overal, maar zeker in een woestijnklimaat) een zeer grote rol gespeeld heeft in het leefbaar maken van deze regio. De gerestaureerde adobe muren van de 3 piramides die werkelijk een paleis met kolossale patio’s vormen, zijn indrukwekkend, maar het geheel moet zeker in die tijd bijna buitenaards geweest zijn. Ongelooflijk maar waar, ik kan hier vrij rondlopen, zonder toegangsticket of opzichter of wat dan ook. Slechts een handvol andere bezoekers zal ik zien tijdens mijn verblijf hier. Pas als ik weer wil vertrekken komt er een vriendelijk stokoud gerimpeld mannetje me vragen of ik het gastenboek wil tekenen, zodat men weet of er veel bezoekers komen.
Met een enorme stofwolk in mijn zog gaat het dan weer richting Panamericana, doch niet ver want even later gaat het weer off-road naar het Cementerio de Chauchillo. Om het volgende te beschrijven, kan je best denken aan een nare droom, waarbij je terecht komt op een kerkhof waar er overal botten verspreid liggen over een oppervlakte van meerder hectare en er meerdere open graven liggen met daarin half ontbonden lijken. Want dat is wat je hier in werkelijkheid te zien krijgt. De plaats moet een enorm precolumbiaanse begraafplaats geweest zijn, die door niets ontziende grafrovers van alle waardevolle voorwerpen beroofd werd (lees: gouden en zilveren voorwerpen), waarbij de stoffelijke resten, ceramiek en textiel achteloos en mensonterend achtergelaten werden. Tot voor enige jaren lagen zelfs complete verpakte mummies hier verspreid over de gronden, mannen, vrouwen en zelfs kinderen waarvan de verpakte mummies geopend werden op zoek naar waardevolle voorwerpen en daarna achteloos aan de elementen over gelaten werden. Sinds enkele jaren werden er een 12-tal graven gerestaureerd en de enigszins complete mummies er opnieuw in geplaatst (in zoverre deze niet naar musea in Peru werden overgebracht). De graven werden niet afgesloten zodat je nu de gehurkte in textiel gewikkelde skeletten (door weer en wind zijn de bijna perfect bewaard gebleven mummies na de grafonteringen bijna volledig ontdaan van hun huid) kan bezoeken en hun oorspronkelijke begraafwijze kan leren kennen. Doch overal tussen deze graven, die enigszins afgeschermd worden door een muurtje en een rieten afdak, liggen nog overal de spierwitte botten verspreid over de ganse antieke begraafplaats. Ik moet zeggen dat dit naast een museum in Ecuador, waar na een opgraving en verwijdering van een kerkhof, de perfect bewaard gebleven mummies rechtop in hun begrafeniskleding bewaard werden in een soort catacombe, dit de meest macabere en beklijvende plaats is die ik al bezocht heb.
Zo komt het dat het uiteindelijk reeds 17u is en ik nog steeds maar op een goede 50 km van mijn vorige overnachtingplaats ben. Dat betekent dat ik nog een slordige 200km af te malen heb om bij mijn gereserveerde hotel aan te komen in Chala. Gelukkig is de Panamericana hier van goede kwaliteit en zijn er weinig verkeer en dorpjes op de route. Tegen 100km/u raas ik door de woestijn, om nog op een menselijk uur aan te komen. Gevaarlijk is dat niet gezien ik hier amper een mens tegenkom en voor overstekend wild moet je hier ook al niet bang zijn. De weg loopt dan weer dicht langs het water en dan weer meer het binnenland in. Pas op de laatste 40 kilometers wordt het wat meer oppassen, de duisternis is ingetreden, en er duiken quebrada’s op waar de vrachtwagens stapvoets omhoog en omlaag kruipen. Deze (meestal droge) canyons vormen overdag een prachtige afwisseling, maar zijn in het donker niet echt mijn favoriet. Rond 19u kom ik dan in Puerto Inka, waar ik nog enkele kilometers via een piste naar mijn hotel mag rijden. Het alomtegenwoordige wasbord doet het zand tussen mijn tanden knarsen. Ik zou nog bijna vergeten dat het mijn verjaardag is, maar een Pisco Sour gevolgd door een kippensoep en cordon bleu op Peruaanse wijze maken dat goed. E-mails checken op gelukwensen is er echter niet bij want het op 10 km van de dichtstbijzijnde stad gelegen hotel beschikt niet over wifi. Deze overvolle dag heeft toch zijn tol geëist, want na het eten ga ik even liggen , met de bedoeling om daarna nog wat aan mijn reisverhaal te schrijven, en wordt rond een uur of 11 wakker. Uitkleden dan maar en onder de wol.
Vrijdag 14 oktober
Vandaag staat er weinig op de planning, slechts één archeologische site en die ligt naast het hotel en voor de rest de Panamericana volgen tot in Camana. Dat is het zo wat. Maar eerst nog enkele verrassingen, aan de wastafel is er alleen koud water, maar dat is niet erg, onverwacht en niet zo grappig is het feit dat het brak water is. En niet zo’n beetje ook, het lijkt wel of je een slok zeewater binnenkrijgt. Vandaar dus het flesje water in de badkamer… . Voor de douche is er wel warm, maar eveneens brak water. Het ontbijt beperkt zich tot 3 broodjes, jam, boter en … paarse olijven! Daarbij nog aangelengd fruitsap en thee. Wil je nog iets er bij dan is het bijbetalen, 4 soles voor een dubbel spiegelei bijvoorbeeld. Toch allemaal een beetje minnetjes voor een hotel in deze prijsklasse.
Maar ik laat mijn dag er niet door verpesten en trek na het ontbijt naar de site van Puerto Inka, waar de inca’s vis vingen, droogden en vervolgens met lopers naar Cuzco brachten. Ook deze site is weer opgebouwd uit hetzelfde gesteente als wat er lokaal te vinden is en dus wederom niet altijd makkelijk te zien. De site bestaat voornamelijk uit 3 grote delen, één verwerkingsunit, een groot vierkant, ommuurd met aan één zijde lage gebouwen met een kleine opening vooraan. Verder een woongedeelte, met ronde bouwsels per woning, waarschijnlijk opslagplaatsen, net als de in de grond verzonken putten, perfect rond met stenen opgebouwd. Aan de overzijde van de rivier liggen er dan ook nog een paar geroofde graven met enkele botfragmenten, je raakt er aan gewend… . Ik wandel terug naar het hotel, check uit en rijd over de piste terug naar de hoofdbaan. Vandaag geen gejaag, maar lekker genieten van één van die regio’s die in de reisgidsen nauwelijks aan bod komen, wegens geen bezienswaardigheden en nauwelijks infrastructuur, maar waarbij de hele reis één aaneengesloten reeks van uitzonderlijke panorama’s is. Voor mij persoonlijk één van die stukken die een dergelijke reis maken en waarom ik liever enkele duizenden kilometers op de teller zet in plaats van regio naar regio te hoppen per vliegtuig.
Mensen die beweren dat een woestijn eentonig en grauw is, hebben er meer dan waarschijnlijk nog nooit een voet in gezet. Hier ga ik van uitgestrekte vlaktes zonder maar een sprietje gras, naar labyrinten van ruwe rotsen in een onontknoopbare chaos, bergen en duinen in alle kleurschakeringen die je anders alleen bij de beste Italiaanse ijsventers vind. De ene keer dwars je een weidse vlakte waardoor het asfalt als een strak lint is doorgetrokken, dan balanceer je op de hellingen tussen bergwand en oceaan of voel je de stuif van het oceaanwater op zeeniveau als het op de rotsen naast je, uit elkaar spat. Elke quebrada brengt je haarspeldbochten met om elke hoek weer een verrassing voor je onverzadigbare zucht naar nog meer eyecandy (zoals de Engelsen het zo voortreffelijk kunnen uitdrukken) voor je zintuigen. Zien de meeste van deze kloven er uit alsof het laatste water er doorvloeide ten tijde van de Inca’s, een tweetal heeft een levende rivier en is van oever tot oever gecultiveerd als oases in de woestijn, met de huizen tegen de hellingen gebouwd om geen kostbare vruchtbare grond te verspillen. Vermoeiend? Ja, Concentratie vereist? Zeker! Genieten? Als je het maar weet! Om het plezier wat te temperen krijg ik voor de 2e keer op evenveel dagen, opnieuw een politiecontrole, doch ze zijn heel correct tot nu toe en dus heb ik niet te klagen. Het feit dat er af en toe peaje betaald moet worden voor het gebruik van de weg, dat is me op dit stuk geen cent teveel. Zodoende doe ik over de 220km een ganse dag in een gezapig tempo met vele fotostops in plaats van de 2,5 uur van gisterenavond. Het kan verkeren.
Meer dan enkele erg eenvoudige vissersdorpjes en nog minder bevoorradingsdorpjes met toch wat huizen die naam bijna waardig, kwam ik niet tegen. Soms een enkele kluster met schamele krotten of de schuilhutten van de vissers langs de kust. Maar naarmate ik Camana nader is er meer beweging en leven, wordt er rijst, hooi en aardappelen en nog andere groenten verbouwd in een vlakte tussen de bergen en de oceaan. Er blijkt zelf wat industrie (vooral visserijgebonden) te bespeuren en een enkele petroleuminstallatie zelfs (om de vissersvloot van brandstof te voorzien, naar ik vermoed). In Camana ga ik op zoek naar het Casa Hotel Marena en vind dat in het deel van de stad aan de kust. In de Lonely Planet las ik al dat er in 2001 heel wat schade was aangericht aan de hotels en restaurants in dit deel van de stad, maar dit lijkt wel oorlogsgebied. Alles stuk geslagen of met houten platen dichtgetimmerd, nauwelijks een mens op straat en zo verwaarloosd als ik het nog niet veel gezien heb deze reis. Ik vind er in het midden tussen het gezochte hotel, maar het ziet er vrij gesloten uit, al kan dat ook de 4 meter hoge muur rondom zijn. Het ziet er meer uit als een gevangenis dan een hotel. Gelukkig heeft de LP een alternatief, Hotel de Turistas, weliswaar midden in het centrum van Camana, een stuk levendiger dat wel, met eigen bewaakte parking, een grote tuin met (momenteel leeg) zwembad met 2 glijbanen en een restaurant waar ik deze avond het feestmaal krijg dat ik gisteren wou in de vorm van een Pisco Sour (tja), Pompoensoep, lomo al piementa en een frisdrank. De ijscrème was, gelukkig voor mijn overbelaste maag, uitgeput.
Zaterdag 15 oktober
Vanmorgen heeft de wraak van Montezuma toegeslagen, dat is wel een Maya, maar ik veronderstel dat de Inca’s een alter ego hebben En ik heb het goed te pakken, misselijk, buikpuin en diaree. Dan maar de reisapotheek aangesproken in de hoop dat het snel betert. In tegenstelling tot het copieuze avondmaal, is het ontbijt maar magertjes , 3 sneetjes brood, een zakje jam, papajasap en thee. Maar gezien mijn maag die zo overhoop ligt bestel ik deze keer niets bij. Vandaag verlaat ik de kust en zal die pas terug zien op het einde van de reis, maar dan een stuk noordelijker. Bedoeling is dat ik vandaag in Arequipa aankom, een eerste hoogtetest, maar eerst maak ik nog een omweg naar Corire om de Torro Muerto te bezoeken. De route loopt zoals de vorige dagen door de woestijn, wat mij daarbij vooral opvalt, is dat er heel veel bordjes Propiedada Privata staan. Enorme delen van de barre woestijn zijn voor iemand dus waardevol genoeg om aan te kopen. Wanneer ik de afslag naar Corire neem, wordt duidelijk waarom, de woestijn blijkt erg vruchtbaar te zijn, de enige factor die ontbreekt… is water! Waar er geïrrigeerd wordt verandert de dorre woestijn in een groene oase. Tegen welke kost en investering, want het water moet echt wel van heel ver via ondergrondse leidingen aangevoerd worden. Regelmatig zie ik dan ook dat er geulen gegraven worden om de leidingen in te leggen.
De route voert me tenslotte naar een enorme quebrada waar ik van 1100m naar 400m in afdaal. De bodem van de enorme kloof is groen door de rivier die er doorstroomt, het zou me niet verwonderen als het irrigatiewater hier vandaan komt, maar het moet dan wel een roteind omhoog gepompt worden. De weg die tegen de zijwand van de kloof aankleeft, biedt weer prachtige panorama’s en de kleuren van de bergen wedijveren met elkaar op de aandacht. In het stadje Corire ga ik op zoek naar de petrogliefen, en zie in eerste instantie enkele bodjes die erheen verwijzen, doch eens in het centrum is het daarmee gedaan. Ik rijd nog een heel eind verder zonder succes. Ik neem er al mijn reisgidsen bij om uit te vissen waar die vervloekte dingen wel mogen te vinden zijn. Uiteindelijk moet ik helemaal terug naar het begin van het dorp en daar vraag ik het aan een man van het tankstation. Blijkt de weg er recht tegenover te liggen zonder enige aanduiding echter, en veel verder brengt deze me ook niet want hij splitst meerdere keren op. Na nog enkele keren vragen kom ik in de quebrada waar de Toro Muerto petrogliefen moeten te vinden zijn. Een weg kan je het echter niet meer noemen, voor de eerste keer schakel ik de 4x4 met diflock in om me weg te banen door het mulle zand (ja deze Suzuki heeft hoge en lage gearing, inschakelbare 4x4 en difflocks!). Regelmatig word ik ingehaald door de stofwolken die ik zelf opwerp en is het zo erg dat ik moet wachten tot die wolk wegtrekt om het spoor opnieuw te zien. Welke piste ik echter ook probeer, ze lopen allemaal dood, zonder de bestemming te bereiken. Na een uur ben ik het beu en keer terug op mijn stappen. Gelukkig waren er nog de mooie uitzichten anders was deze rit van 100km helemaal voor niets geweest, frustrerend is het echter wel.
Eens op de Panamericana stijg ik gestaag naarmate ik verder het binnenland in rijd, Dit is de belangrijkste route naar Arequipa en dus wordt alles naar die stad via deze weg vervoert, wat betekent dat er veel voorbij moet gestoken worden want op de continue hellingen gaan die vrachtwagens stapvoets. Hier in het binnenland is er ook de mist niet meer die aan de kust al een keer voor wat afkoeling zorgt, hier brand de zon genadeloos. En dat voel je verdomd goed. Toch rijdt het hier nog vrij vlot, maar dat verandert als we Arequipa naderen. Één van de belangrijkste assen om de stad in te rijden, is afgesloten wegens werken en ik kom in een enorme opstopping terecht, waar het maar stapvoets voorruit gaat. In deze hitte is dat een ware uitputtingsslag en wanneer ik op 2200m hoogte in Arequipa aan kom heb ik het wel gehad. Gelukkig vind ik vrij snel mijn hotel, maar de trap naar de 3e verdieping met de bagage is er wat teveel aan. Ik weet niet of het nog de naweeën zijn van vanmorgen of gewoon de hoogte, maar ik moet gewoon even gaan liggen. Komt nog bij dat, ondanks anders vermeld bij de boeking, er hier ook weer geen restaurant is, en ik dus nog op uit zal moeten. Pas na 2 uur soezen voel ik me goed genoeg om er op uit te gaan. Gelukkig blijkt er een restaurant op een 100m van het hotel en ik krijg er de verfijnste maaltijd van de reis tot nu toe. De lamskoteletjes worden vergezeld door een gekruide aardappelpuree in een bootje van knapperig deeg, stukjes appel in een wijnsausje en gebakken mini groentjes, zonder het potje salsa te vergeten. Voor het dessert krijg ik de volledige keuze gepresenteerd op een steen en kies uiteindelijk voor een dessert op basis van Maracuya fruit.
Ik vind het nu al spijtig dat het restaurant morgenavond dicht is, anders kwam ik zeker terug, want morgen wordt er niet gereden, maar de stad te voet bezocht. Een hoognodige rustdag, wat het rijden betreft.
Zondag 16 oktober
Na een lekker ontbijt is het vanmorgen een kleine 10 minuutjes wandelen naar het centrum van Arequipa. Bovendien heb ik een handig brochuurtje van IPeru, dat ik bij de huurauto kreeg, met een duidelijk plannetje met alle bezienswaardigheden er op. Komt nog bij dat ik terug op mijn plooi ben en dus volop kan gaan genieten van de stad die op de Unesco lijst staat. Maar mijn eerste bestemming ligt even buiten het centrum aan deze kant van de Chili rivier, gewoon omdat dit het dichtste bij mijn hotel is. Het is de Recoleta kerk en bijbehorend klooster, dat echter alleen aan de buitenkant kan bezichtigd worden, wegens gesloten op zondag. Vervolgens wandel ik de Grau brug over en ben dan onmiddellijk in het centrum. Onmiddellijk vallen de mooie gebouwen in wit vulkanisch sillar gesteente op. Mijn volgende stop is opnieuw een kerk, De San Francisco kerk, waar er juist een mis bezig is met talrijk aanwezig publiek en dames in de kleurige traditionele kledij van de Andes. Bovendien is dit nu een keer niet voor de toeristen, maar ter ere van een kerkelijk feest waarbij na de mis een Mariabeeld, voorafgegaan door een fanfare en religieuze vaandels, op een draagstel rond het pleintje voor de kerk wordt rondgedragen, gevolgd door een stoet van in kostuum gestoken heren en de kleurrijke dames. Het aanpalend gemeentelijk historisch museum blijkt vandaag ook gesloten (raar want musea zijn gewoonlijk zondag open en maandag dicht…).
Ik wandel verder de straat in en neem een kijkje bij het Santa Teresa klooster en dan naar het Santa Catalina Monastery. Dit laatste is open voor bezoek en ik loop er toch wel een uurtje in rond. Naast de erg summier ingerichte kamertjes (terecht cellen genoemd), is het klooster zowat een stadje op zich met straatjes en pleintjes. Wel is er aan elke “cel” een eigen keukentje met stenen broodoventje en vuurplaats waar in gekookt kan worden, de inrichting van de kamertjes is gewoonlijk beperkt tot een bed, een stoel, tafeltje en soms een icoon of religieuze schilderijtje. De muren van het gebouw zijn voor een deel in een donker rood geschilder en een ander deel in het blauw, eens je in het gedeelte komt waar de novicen terecht kwamen eens ze na 4j het besluit hadden genomen om definitief in te treden, zie je wel dat de kamers groter worden en iets luxueuzer werden. Wat meestal betekende dat er een grotere tafel, meer stoelen, soms al eens een muziekinstrument (piano of harp) en een eigen binnenkoertje bij hoorden. Een moderne toevoeging is de cafetaria waar ik gebruik van maak om een middaghapje te eten. Er naast ligt het moderne gedeelte van het klooster dat nog in gebruik is en dus niet toegankelijk. Een van de kamers heeft op het binnenkoertje een cavia hok, niet als huisdier, maar als proteïne rijk onderdeel van het voedsel. Hier op de menukaart bekend als Cui. Ik neem nog een kijkje in de grote algemene keuken, de vroegere eetzaal (nu museum met religieuze schilderijen en enkele kerkelijke attributen in goud en zilver, zoals kelken, wierrookhouders en een levensgrote monstrans.
Weer buiten volg ik opnieuw de hoofdstraat tot ik rechts af sla voor een kijkje bij de Del Moral Mansion, een herenhuis zouden wij het noemen. Eerlijk gezegd moeten de meeste andere huizen in de straat niet onderdoen voor de mansion. Ze zijn netjes, soms fel gekleurd, soms in de lokale sillar steen, met mooie raamkozijnen, deuromkadering en balkonnetjes met elegant beeldhouwwerk. Via de Iglesia San Augustin kom ik dan op het centrale plein dat, hoe kan het ook anders in Zuid-Amerika, Plaza de Armas noemt. Gezien het zondag is wordt het plein vandaag gedeeld door toeristen en de stadsbewoners, want ook hier is dit plein de verzamelplaats, waar er gepraat, geflirt, gespeeld en geflaneerd wordt. Tal van snoep en speelgoed verkopers bieden er hun waar aan, doch zonder lastig te zijn of aan te dringen. Het plein zelf is aan drie zijden omgeven door prachtige gebouwen in witte sillar met arcades waarboven allemaal restaurants gevestigd zijn. De vierde zijde wordt volledig ingenomen door de reusachtige kathedraal, met zijn twee imposante maar ranke torens. Ook hier weer hetzelfde kenmerkende bouwmateriaal en in perfecte staat, ook vooral te danken aan de keren dat ze reeds herbouwd moest worden na een verwoestende brand en aardbevingschade. Het plein zelf is een groen oase met palmbomen, purper bloeiende jacaranda bomen, vele bloemperken en in het midden een klaterende fontein. Wat met hier ook opvalt is hoe netjes de straten en pleinen er hier bijliggen.
Ik wandel van het plaza weg naar het Tristàn del Pozo herenhuis en verder naar het indrukwekkende stedelijk theater (toch wat de voorgevel betreft). Vervolgens is het even zoeken naar het Andean Sanctuaries Museum (aan bordjes of zelfs opschriften wordt hier niet gedaan blijkbaar) en moet daar prompt de camera inleveren (en krijg de sleutel van het kluisje mee). Dit is zonder twijfel het bekendste museum van de stad en bij uitbreiding van het land, want alles draait hier om de in 1995 ontdekte ijsmummie “Juanita”. Het museum bezoek begint met een 20 minuten durend interessant filmpje over de ontdekking en recreëren van de gebeurtenissen van het 12 tot 14 jonge Inca meisje dat aan de goden werd geofferd. Reeds enkele jaren voordien had een gids van expedities houten resten gevonden die wezen op een offersite, maar pas na de uitbarsting van de Nevado Ampato vulkaan, kreeg de gids de Amerikaan Johan Reich in 1995 zover om een expeditie op te starten omdat de hete as heel wat van het eeuwige ijs had doen smelten. Over het vervolg gaan er twee versies in het ronde, volgens eentje werd ze in intacte staat gevonden op de oorspronkelijke offerplaats, volgens de andere werd ze meegesleurd door het smeltende ijs en kwam Reich op de offerplaats aangekomen waar wel een houten offersculptuur en andere offergaven gevonden werden, maar geen lichaam, het idee om stenen naar beneden te laten rollen om te zien waar het lichaam kon terecht gekomen zijn en werd ze zo gevonden.
Het museum zelf bestaat uit een 5-tal kamers waarin offergaven van verschillende sites tentoon gesteld worden (Juanita is immers niet de enige mummie die hier hoog in de bergen terug gevonden werd, als slachtoffer van een offer aan de Inca goden, en net als zij waren dit steeds kinderen, wegens hun “reinheid”). Voorts zijn er de omslagdoeken en ander textiel waarin de mummie gewikkeld werd (allen in half verduisterde kamers) en als laatste dan de koelcel met daarin Juanita, waar we ook de uitleg kregen dat ze in principe geen mummie is omdat ze niet gemummificeerd werd, doch door de koude in bijna perfecte toestand bewaard bleef (alleen het gezicht dat aan de weersomstandigheden blootgesteld was, had wat meer te lijden, doch is nog zeer herkenbaar), maar zelf het lichaamsvet dat bij mummificatie verdwijnt, was bij haar nog aanwezig. Als je haar in de glazen koelcel ziet, kan je haast niet geloven dat ze een tiener was, zo klein is ze (volgens wetenschappelijk onderzoek 1m40, maar door dehydratatie nog erg gekrompen), je zou eerder denken aan een jaar of 8 (als je het gezicht niet zou zien). Na de doortocht in het donkere en koele museum, weer in het heldere en warme Arequipa stad.
Het is ondertussen 3u gepasseerd en dat betekent dat alle musea in de stad nu de deuren hebben gesloten. Ik wandel dan maar verder door de straten, neem een ijsje om af te koelen, zie nog enkele kerken, herenhuizen en heel veel gewoon mooie gebouwen zonder naam. Ik kuier naar de San Camilo Market, een overdekte markt, waar vooral groenten, fruit, vlees en vis verkocht worden, naast een klein gedeelte met handwerknijverheid. Ik tik er een 5-tal CD-s op de kop om de lange stiltes zonder radiostation in de auto te overbruggen. Vervolgens keer ik terug naar het Plaza de Armas om daar op de treden van de kathedraal samen met vele Arequipianen en toeristen een ½ uurtje mensen te kijken (het is nog wat vroeg om te eten, maar te laat om al terug te keren naar het hotel en dan weer te keren naar een restaurant. Bovendien wil ik op één van de terrassen boven de arcades eten, met zicht op het plein. Rond 18u doe ik dat dan ook en kies bij het genot van een Pisco Sour een (veilige) lokale specialiteit met de naam Ocopa, wat eigenlijk gekookte aardappelen, in een milde chilisaus, met paarse olijven en een salade inhoud. De foto’s van de bereidde cavia’s op de menukaart met hoofd en pootjes er nog aan, deden me daar toch maar van af zien. Een meer onbestemde vorm had me misschien nog kunnen overhalen (een beetje hypocriet, ik weet het). Ondertussen treed de schemering in en worden de gebouwen rond het plein feeëriek verlicht, inclusief de kathedraal. Tijd voor een laatste foto alvorens terug te wandelen naar het hotel, waar ik aan de nachtreceptie vraag of ze mijn boekingsbevestiging van de trein van Olantaytambo naar Machu Picchu, die ik vanmorgen online heb geboekt, kunnen afdrukken, wat ze graag voor me doen. Met 123US $ een serieus duur treinticket, maar de zogenaamde backpakkerstrein was voor die dag blijkbaar al niet meer beschikbaar. Het veel goedkopere toegangsticket voor de site zelf, had ik reeds van thuis uit besteld. Morgen richting Colca canyon.
Maandag 17 oktober
Na het ontbijt de bagage 3 verdiepingen naar beneden gezeuld en in de koffer van de auto gestoken. Even later meng ik me in het opnieuw drukke verkeer van Arequipa. Gelukkig moet ik de stad niet door en zou het dus redelijk vlot moeten verlopen, niet dus! En weer zijn het vooral die vermaledijde minibusjes die voor de grootste chaos zorgen, opdat ze niet zouden moeten invoegen (dan wacht je een eeuwigheid), stoppen ze om het even waar en zorgen zo voor gigantische opstoppingen, ze schrikken er ook niet voor terug om langs rechts in te halen op de onverharde berm en dan voor je in te snijden. Komt daarbij dat op de serieuze hellingen in combinatie met de hoogte de vrachtwagens nu extra traag gaan, als je dan achter zo een colonne van enkele mastodonten terecht komt, zit je helemaal vast, want veel rechte stukken zijn er niet. Door de hoogte stoten de diesels hier ook gigantische rookwolken uit die het ademen moeilijk maken, dus raam dicht en de blazer op recirculatie. Ik stop nog even voor een tankbeurt en laat toch even de ramen rondom proper(der) maken, want door de zijramen zag ik zowat niets meer na de zoektocht naar de Toro Muerto.
Eens wat verder van de stad begint het dan toch vlot te gaan, de woestijn is hier eerst stenig, maar verandert snel in een soort steppe. Ik zit al gauw boven de 3000m dus bomen zie je hier niet. Ook veel bewoning is er niet, soms een kleine bevoorradingsplaats, vooral bedoeld voor de vrachtwagen chauffeurs. Wel moet ik hier nog steeds tol betalen, niet veel maar wel onverwacht, ik dacht dat dit zich tot de Panamericana beperkte. En op het einde van de reis gaat dat wel een mooi sommetjes zijn zo allemaal bij elkaar. Al van bij het vertrek wachtte ik op een mooi moment om de vulkanen die Arequipa omringen, een keer mooi in zicht te krijgen. In het begin waren er te veel gebouwen en dan stonden er andere bergen in de weg, maar eens voor bij het dorpje Yura lukt het dan uiteindelijk wel. Dan wordt het zelfs een luxe probleem, want om de zoveel kilometer lijkt het panorama toch weer iets beter dan het vorig… . Even voor Patahuasi sla ik af richting Colca canyon, rechtdoor gaat het verder Puno en Cuzco. Ik rijd hier nu door het Reserva Nacional Salinas Aguada Blanca, en het landschap wordt er mooier en mooier op. Een kudde gedomesticeerde Alapca’s en lama’s met kleurig linten in de oren, trekken in een mum van tijd hele busladingen toeristen. Het is bijna onmogelijk om meer dan één beest zonder mensen op de foto te zetten. Ik maal er niet om en vindt het wel een zot zicht die gemengde kudde. Ik ben er vrij zeker van dat ik later nog wel lama’s, alpaca’s, vicuña’s en misschien zelf de hier zeldzame guanaco’s te zien zal krijgen. De traditioneel geklede herderin met baby op de rug gebonden is maar al te blij met de belangstelling voor haar en haar kudde, want die zijn daar niet voor niets natuurlijk. Zo’n lading bustoeristen aan enkele soles per persoon telt al gauw op.
Ik vertrek nog voor de bussen en mijn vertrouwen wordt al gauw beloond, want nog geen kilometer verder staan de lama’s al gewoon te grazen langs de berm, zonder oorlinten weliswaar, maar ook in alle kleuren van wit tot bruin en zelfs zwart en mengelingen van dit alles. Nog even verder zie ik dan de eerste vicuña’s opduiken, deze zijn wat moeilijker de spotten omdat ze kleiner en ranker zijn en schuchterder, bovendien is hun licht bruine kleur hier een perfecte schutkleur. Wanneer ik mijn weg vervolg kom ik nog verscheidene kuddes van beide diersoorten tegen, al dan niet dicht bij de weg. Ondanks dat ik de Colca rivier nog niet bereikt heb, bevind ik me wel al volop in canyonland, en wat een prachtige vergezichten levert dat op. Ik ben er zo enthousiast over dat de bussen mij op één van mijn vele fotostops inhalen, ik zal ze niet meer terug zien vandaag. Nog een reden waarom ik liever zelf rijd, ik stop waar en wanneer ik dat zelf wil, zonder iemand tot last te zijn, en zie wat ik wil zien, en dat zijn dus niet de souvenirstandjes, waar die bussen dan weer wel stoppen. Ik rijd van kloof naar kloof en weet nu al, wat de Colca canyon ook mag brengen, deze rit al zeker geslaagd is. In langgerekte lussen daal ik in de canyons af via tal van haarspeldbochten , om er even later weer op eenzelfde manier uit te raken. Doch kom ik daarbij zelden onder de 3000m en dat merk je als je een keer uitstapt en naar een uitzichtpunt stapt, zeker als het pad stijgt!
Het hoogste punt, de Paso de Patopampa zou volgens de reisgidsen op 4910m moeten liggen, wat een nieuw hoogterecord zou zijn voor mij, maar mijn GPS houdt het op 4890m, maar je kan nog altijd een stukje omhoog wandelen natuurlijk. Nog altijd meer dan hoog genoeg trouwens en dat voel je ook aan de temperatuur, dank zij vorige ervaringen was ik daar op voorbereid en had naast een mouwloos vestje ook een fleece pull in de auto klaar liggen. Op dit hoogste punt zie in de heldere lucht trouwens opnieuw een hele reeks vulkanen, zelfs deze rond Arequipa, dat nu toch al meer dan 100km van me af ligt. De interessantste is een stuk dichter bij en er komen vrij veel dikke witte wolken uit, dus vrij actief. Ook op deze hoogte hebben enkele ondernemende dames een souvenirhangeltje opgezet, en het feit dat ze het hier een ganse dag in hun eigen geweven kleding uithouden, is de beste reclame dat hun kleding van Alpaca wol, echt wel warm is. De gekke muts die ik me aanschaf houdt in elk geval mijn hoofd en oren goed warm. Ik trek weer verder en geniet ten volle van de ruige landschappen met veelgekleurde kloven en bergwanden. En dan daal ik af naar Chivay, de toegangspoort tot de Colca canyon. En dat mag je in dit geval wel erg letterlijk nemen, want niet alleen is er een poort, maar ook een slagboom en moet je een Boletto touristico aankopen van 70 soles om door te mogen (wat me wel bekend was), het geld wordt onder andere gebruikt om de toeristische infrastructuur uit te bouwen en gezien de toestand van de wegen hier, lukt dat aardig zou ik zo denken.
In ruil voor mijn 70 soles krijg ik een kaartje met 3 vouchers, waarvan er al snel eentje wordt afgescheurd (geen idee waarvoor de andere zijn) en een grote kaart met alle bezienswaardigheden, de miradors (uitzichtpunten) en dorpjes er op. Ik rijd echter eerst het centrum van Chivay binnen om een kijkje te nemen op de Plaza de Armas, waar je de meeste kans hebt om dames in traditionele kledij te zien (de heren dragen dat al lang niet meer, behalve voor speciale gelegenheden). Je zou denken dat dit ook speciaal voor de toeristen is, doch daar ben ik niet van overtuigd, want ook herderinnen, koopmansvrouwen en landbewerksters dragen dat als je ze onderweg tegen komt. Alleen de jeugd niet meer blijkbaar. Als je er een beetje op let kan je trouwens ook zien van welke cultuur de vrouwen zijn, want kleuren en vormen (van onder ander ook de hoeden) verschillen van naargelang welke afkomst de dames zijn (en dat gaat heel ver in de geschiedenis van voor de inca’s nog). Op het plein staat er ook een standje dat de traditionele voedingsproducten voorstelt, in dit geval vooral noten en zaden, ik koop er als late lunch een stuk cake en eet die al verder wandelend op. De winkel wandelstraat is een aaneengeregen ketting van souvenirwinkels, restaurantjes en handnijverheid marktjes. Om de 20m staat er een kleurig standbeeld die mensen in traditionele feestkledij voorstellen, sommige met eigenaardige maskers, andere in dansposes. Ik wandel tot aan de Colca rivier, die hier eigenlijk in een wat weidsere vallei loopt en nog niet zozeer een canyon.
Weer op weg wordt de kloof al gauw die benaming waard, al zijn de wanden hier nog niet echt loodrecht of nauw, en zijn het vooral de vele terrassen die eeuwen geleden aangelegd werden, en nog steeds in gebruik zijn. Ik nader het dorpje Yanque, waar het kerkje op het Plaza de Armas wel een omwegje waard is. Tot in Maca zijn er geen miradors voorzien volgens het plan, maar dat hoeft ook niet, gezien de hele route sowieso één groot panorama is dat langs de boorden van de kloof loopt. In Maca is de weg verspert met enkele stenen en staat er een bord over steenval, gelukkig is er een kleine alternatieve omweg door het dorpje, waar enkel lama’s stoeien voor het kerkportaal. Na het dorpje is de weg ook plots overhard en een beetje verderop wordt er aan gewerkt en moet ik wachten tot een vrachtwagen met zand geladen wordt door een bulldozer. Ik moet vervolgens door enkele tunnels en de canyon wordt steeds maar dieper en dieper. Regelmatig stop ik en neem foto’s en film, de 56 km die volgens de GPS in een uurtje afgelegd kunnen worden zullen eerder een 3-tal uur in beslag nemen, maar daarvoor ben ik nu net hier… . De bergwanden boven mij staan nu vol cactussen en het aantal terrassen onder me neemt stilaan af terwijl de canyon dieper en smaller wordt. De zon die al een tijdje hinderlijk laag stond begint stilaan achter de bergen te verdwijnen als ik bij de mirador Cruz del Condor stop. ’s Morgens kan je hier met een beetje geluk condors zien rondzweven die hier nestelen, nu is er alleen het panorama, maar wat voor eentje wederom. Dit punt van de smalle kloof is voor de meeste bezoekers het keerpunt, wandelen in het diepste punt van de canyon is niet mogelijk (dit is trouwens de 2e diepste canyon ter wereld en ook de ander ligt hier in Peru, enkele 100-den kilometers verderop en slechts een klein verschil in diepte), in het juiste seizoen kan er wel aan white water rafting gedaan worden, maar als ik het riviertje in het eerste deel van de canyon zag, zal nu niet het juiste seizoen zijn (eerder na het regenseizoen, als de waterstand terug wat gezakt is).
Mijn hoop om nog voor het donker in Cabanaconde aan te komen is ondertussen vervlogen en nog wat extra stops om een groepje wilde paardjes en een vos op de gevoelige plaat te leggen (wat trouwens nog maar juist lukt door het wegkwijnende licht) helpen daar niet bij. Gelukkig is het dorpje niet groot en sta ik al snel voor het Hotel La Posada del Conde. Even inchecken, bagage naar boven brengen (alsof 3316m nog niet genoeg is en dan kan ik aan tafel. Een Creools soepje (met spiegelei erin) gevolgd door een spaghetti Bolognese en een plaatselijk biertje later keer ik terug naar de kamer. Veel last heb ik momenteel niet van de hoogte, anders dan wat algemene vermoeidheid. Verder kan ik ongehinderd aan mijn reisverhaal schrijven, want geen Tv en geen internet hier.
Dinsdag 18 oktober
Ondanks dat dit de dag met de op één na meeste kilometers van de reis is, kan ik er niet aan weerstaan om vanmorgen toch nog een stukje voorbij Cabanaconde te rijden om nog enkele blikken op het vervolg van de canyon te werpen. Maar dan is het meedogenloos de terugweg aanvatten, langs diezelfde canyon weliswaar, maar deze keer zonder alle stops onderweg. Alleen voor de mirador Cruz del Condor maak ik nog even een uitzondering, om te zien of de vogels al uitgeslapen zijn. Geen zwevende extra large gieren te zien echter en dus zet ik mijn weg voort. Het is deze morgen beduidend drukker op deze route, de reisagentschappen vertrekken vroeg uit Arequipa met hun klanten, om nog voor het donker terug te zijn. De busjes hebben de vervelende gewoonte om in het midden van de onverharde weg te gaan rijden, zo kan je niet voorbij en hebben zij geen last van het stof. Doch dan hebben ze zich toch in mij vergist, de Suzuki staat in zijn 4x4 en ik schrik er niet voor terug om een stukje berm mee te nemen, en claxonneren kan ik als de beste Peruaanse taxichauffeur. Eens ze je naast hun ziet opduiken zijn ze trouwens snel terug op hun eigen kant. Ook de dames met handgemaakte spulletjes weten dat dit het spitsuur van de dag is, want aan elke mirador zitten er wel enkele, terwijl ik er gisteren namiddag niet één zag. Wat me ook opvalt vandaag, is hoe groen de omgeving van de canyon hier wel is, doordat ik me gisteren vooral op de kloof zelf concentreerde viel me dat toen niet zo op.
Opnieuw in Chivay ga ik tanken en maak gebruik van de Lavadero om de auto een keer af te spuiten, om wat van dat vervelende stofzand weg te krijgen. Dan gaat het bergop en zit ik snel weer boven de 4000m en dat zal zowat de rest van de dag zo blijven. Het grootse deel van die dag rijd ik door het Reserva Nacional Salinas Aguada Blanca, met weer enkele prachtige uitzichten op de vulkanen rondom. Een groot deel van het park is hoogvlakte waaruit nu en dan enkele bergen komen opgedoken. Dit is graasland en dus ideaal voor de kameelachtigen, die ook graag op grote hoogte zitten. Ik krijg grote kuddes Alpaca’s, Lama’s en Vicuña’s te zien, maar de illustere Guanaco’s krijg ik nog steeds niet in het oog. Ondanks dat deze weg door het park loopt, blijft dit natuurlijk de hoofdweg tussen Arequipa en Puno, en dus komt er heel wat zwaar verkeer door, gelukkig in de tegenovergestelde richting. Het lijkt er op dat het merendeel in konvooi rijdt, met vooraan een pick-up waar het aantal vrachtwagens staat vermeld dat je mag verwachten. Later wordt dat nog bevestigd als even buiten het park op de bevoorradingsplaatsen, de vrachtwagens netjes naast en achter elkaar staan geparkeerd in afwachting van hun vertrek slot. Rode verkeerskegels geven aan dat hun tijd nog niet gekomen is. Waarschijnlijk een maatregel om het leefbaar te houden. Naast de weg loopt er trouwens ook een enkel spoor voor de trein.
Ik geniet van de vlotte rit, met de lichtgele grasvlaktes die nu en dan onderbroken worden door chaotische rotsformaties of door erosie gesculpteerde zandsteen. Kilometers lang is er geen bocht te bespeuren, af en toe een korte sop voor een foto en om de benen te strekken en verder relaxen. Doch mooie liedjes komen uiteindelijk ook tot hun eind en als ik Juliaca nader, is het uit met de pret, het verkeer stropt op in de flessenhals van deze verkeershub en de busjes, minitaxi’s en driewielers doen er weer hun (on)ding. Eens daardoor keert de rust nooit helemaal terug, in de verte zie ik zware wolken en zelfs bliksem, dat belooft niet veel goeds. Het lijkt trouwens of die wolk ontstaat door felle branden aan de horizon, waarvan ik ondanks de afstand zelfs de oranje vlammenzee zie. De schemering valt in als ik Puno binnen rijd, nu is het nog wat in de chaos zoeken naar mijn hotel, dat ik uiteindelijk aan de Plaza de Armas vind. Het motregende het laatste half uurtje en als ik de auto de garage in rijd. Inchecken, boottocht naar de eilanden op het Titcaca meer boeken en gaan eten. De kipfilet met gekruide frietjes, voorafgegaan door mijn favoriete lokale drankje en gevolgd door een ijscoup ronden de dag af. Na het verwerken van de ervaringen van deze dag, proberen vroeg(er) te gaan slapen want morgen heel erg vroeg op.
Yohani :wereld: