Het raadsel van het rennen

Wonderboek over de Tarahumara is verplichte kost voor elke hardloper.

Waarom besluiten mensen hard te gaan lopen? Jos Palm, zelf een renner, las twee geheel verschillende boeken die het geheim proberen te achterhalen. „Lopen is een eerste levensvoorwaarde.”

‘Een foto van Jezus die over een rotshelling rende’. Die zin, voorin het boek, maakte dat ik me helemaal gewonnen gaf. Want in wat voor een ongelofelijk verhaal over een al even ongelofelijk volk van hardlopers was ik terecht gekomen. Het leek wel een sprookje, dat boek, ’De geboren renner’ van de Amerikaanse journalist en amateurhardloper Christopher McDougall. Het andere hardloopboek, ’Eens een hardloper’, ’de beste roman ooit over hardlopen geschreven’ volgens Runners World, verbleekt er enigszins bij, niet omdat het geen kwaliteit heeft, maar omdat het in vergelijking verrassing ontbeert, ook al is er veel treffends over het lopen in te vinden.

Eerst maar het wonderboek. Het zou het Evangelie van het hardlopen kunnen worden. Het gaat namelijk over het geheim van het rennen, tegelijkertijd gaat het over alles dat ook wel onder de zwaarbeladen noemer ’het leven’ bekend staat, zonder dat er de semireligieuze appelmoestaal uit het new-agecircuit gebezigd wordt, zo kenmerkend voor talloze ontraadselingliteratuur.

Nemen we het plaatje van de sprintende Jezus. Dat blijkt geen dansende goeroe, maar een indiaan in een soort rok op sandalen, behorende tot de Tarahumara, ofwel ’het rennende volk’, dat, misschien nog wel het meest verbazingwekkends, echt bestaat. Het woont in onherbergzame canyons rond de Koperkloof in Mexico in een zogenoemd verdwijngebied, waarin al sinds de tijd van het Wilde Westen menig outlaw zijn toevlucht vond om er zijns ondanks te vergeestelijken.

De schrijver gaat met gids het gebied binnen om het raadsel over het lopen te achterhalen. Vanaf dat moment begint een aaneenschakeling van gebeurtenissen die de auteur overtuigend vervlecht met verhalen over lange afstandlopers als de beroemde eenvoudige Tsjech en veelvuldig Olympisch medaillewinnaar Emile Zapotek, die in zijn eentje heel dicht bij ’het geheim’ kwam. En passant leert de auteur van alles over het leven. Bijvoorbeeld dat rechtstreekse vragen stellen kan worden opgevat als ongewenste inbezitname van iemands hoofd, want zo ervaren de ’edele wilden’ die er wonen zijn belangstellend bedoelde assertieve manier van doen.

Het boek, zo verduidelijkt dit voorbeeld, is behalve een loopboek ook een verslag van een ontmoeting met een cultuur die nog redelijk dichtbij Adam en Eva staat. Volgens de Indianen bestaan er twee soorten mensen: degene die problemen maken, en degene die ervoor weglopen. De Tarahumara, schrijft McDougall, ’hebben op agressie altijd met de achterkant van hun voeten gereageerd’. Aan dat weglopen en aan de enorme afstanden tussen de onderlinge rotswoningen en berghutten danken zij hun extreme loopvermogen. Lopen is voor hen een eerste levensvoorwaarde, net als het dat voor de eerste mens was, die moest rennen om niet opgegeten te worden, aldus McDougall. De Tarahumara zien derhalve ook niet op tegen een kilometer meer of minder. Bij de wedstrijden die zij onder elkaar houden heet een zestig kilometerloopje een korte afstand.

’Het geheim’, zo wordt gaandeweg helder, heeft met vanzelfsprekendheid van doen. Jongensachtige achteloosheid is wat een Tarahumara-ploegje kenmerkt de eerste keer dat het meedoet aan een ultralange- afstandklassieker. Terwijl de wereldtop van zwaargetrainde ultra-atleten haar laatste stretchoefeningen doet en haar runnersmateriaal controleert, staat het ploegje – een opa van 55, een vader van veertig en twee jongens van ongeveer achttien – nog wat maïsbier te drinken en wat tabak van eigen kweek te roken. Zeventien uur later komen zij keuvelend met fitte gezichten aan, een uur later gevolgd door de op dat moment uitgewoonde absolute nummer één van het ultralopen.

Moet er nog meer worden gezegd? Het raadsel heeft te maken met de glimlach van Ronaldinho die ook bij een mislukte vrije trap op zijn gezicht verschijnt. „Plezier en vastberadenheid zijn meestal emoties die elkaar uitsluiten, maar de Tarahumara liepen over van beide, alsof jezelf hardlopend dood rennen hun het gevoel gaf nog meer in leven te zijn”, schrijft McDougall.

Van de openbaringen naar een soort loperslogboek is een stap die voor de laatste categorie al snel nadelig uitvalt, ook al is dat logboek, zoals in dit geval, een roman. ’Eens een hardloper’ van John L. Parker, een voormalige professionele Amerikaanse één mijlloper, is desondanks een heel aardig boek. Als roman heeft het twee gezichten. In de weergave van alledaagsheden als eten en seks komt het niet boven het prettige niveau van een goed Playboyverhaal uit, maar zo gauw het over hardlopen gaat, vergeef je de schrijver heel veel. Want dan heeft hij beet.

Elke loper zal zich in zijn beschrijvingen herkennen. Bijvoorbeeld in zijn constatering dat ’de sensatie van de afgematte vervoering’ een beloning is die pas uren na gedane wedstrijdinspanning wordt ontvangen; of in zijn beschrijving van de hardloper die beschaafd en wellevend een jogger passeert omdat hij weet dat in deze ’een verre zielsverwant’ huist.

Maar voor het wereldraadsel van het lopen moeten we bij de Tarahumara zijn. Alle lopers, die net als ik met verstijfde grimas hun wekelijkse kilometers maken, moeten het boek over het rennende volk lezen en herlezen. Als therapie.

*Christopher McDougall. De geboren renner.@ Prometheus Amsterdam, ISBN 9789044609868; 319 blz. € 19,95
*
Bron; trouw.nl