Van Syrië naar Beiroet

Jaren geleden zat ik vaak op dit reisforum. Nu kwam ik het toevallig weer eens tegen. Altijd leuk om over reizen te lezen en vertellen. Ik schrijf regelmatig met veel plezier ‘aan thuis’. Hieronder zo’n verhaaltje van Syrië van voor de oorlog:

  1. [Road to Beirut]

‘Gaat er nou toch wél een bus naar Beiroet?’

Mohammed, de hotelmanager verzekerde mij dat er toch een bus naar Beiroet ging de volgende dag. ‘Are you sure?’

‘Morgen om 8 uur moeten jullie hier bij de balie klaarstaan’. ‘Toch een bus?’ Tegen alle berichten in? ‘Ja, morgenochtend 9 AM’.

De volgende ochtend stond er een klein jongetje om acht uur klaar om ons naar de bus te begeleiden. We werden in een taxi gestopt die ons naar een steegje in een buitenwijk van Hama bracht. Een stoffige ruimte met vieze ramen was het ‘busstation’? Verschillende oude bankstellen leukten de boel op en we werden met handgebaren duidelijk gemaakt relaxed te gaan zitten en te wachten. Op de televisie waren de Teletubbies. In het Arabisch. Wachten en wachten en nog eens wachten. Waar blijft die pokkebus dan? Karin en ik raakten geïrriteerd. Wat doen we hier? Is dit wel het busstation? Het ging ons de keel uithangen. De Engelse taal was ver te zoeken.

Een wat dikkere man kwam in een auto voorrijden en gaf ons een hand en bood ons koffie aan. Geen woord Engels! Wat mannen in kaftans (?) waren binnengekomen die druk met elkaar kletsten, een sigaretje rookten en gezellig deden.

Wat doen we hier nog? De Teletubbies kijken.

Een half uur later werden we gewenkt mee te komen met de dikke chauffeur. Op de achterbank van zijn auto namen we plaats. ‘Beiroet? Bus?’ Er werd ja geknikt. Of toch een taxi naar Beiroet? Helemaal geen bus? Verschillende buitenwijken van Hama zijn we doorgereden om meer passagiers op te pikken. Om 11 uur reden we eindelijk uit de stad weg, richting het zuidwesten, dit aan de stand van de zon op dit tijdstip te zien.

Dat stelde me enigszins gerust.

Eenmaal op weg zat de sfeer er na dit alles, gelijk goed in. Drie mannen op de voorbank en drie, nou ja drie, op de achterbank. Ik was ondertussen opgeschoven naar het midden. Karin zat links van mij. Alle Arabieren roken en dat maakt het helemaal super gezellig vooral als je zelf niet meer rookt. Er werd gezongen en gelachen. De sfeer was uitbundig. Met de ramen dicht. En dat allemaal geperst in een Dahia Lempi uit Roemenië. Het enige Engels wat de chauffeur wel sprak was ‘one, two, three en good’. De andere passagiers spraken dát zelfs niet.

Als we de berg afgingen werd de motor afgezet om benzine te besparen en werd de muziek op de luidsprekers van de hoedenplank zo hard gezet dat m’n oren pijn deden, vooral bij mijn goede oor. Dat ging lang goed totdat we op een gegeven moment in de afdaling met een noodvaart over een stuk ijzer of pijp reden dat op het wegdek lag. Het gevolg was een enorme klap onder de auto wat een oorverdovend kabaal veroorzaakte. De vrolijke Arabische klanken verstomden en het geluid van de motor/uitlaat werd luider. Met een gejank van een formule 1 auto gingen we even later de ‘grote’ weg af op zoek naar een garage. Aangekomen bij een veldje dat dienst deed als opslag van halve autowrakken op een olierijke ondergrond werd ons doel. Er bevond zich iets verder een soort van garagehok. Lassende mannetjes in vieze kleren werden erbij geroepen. Na overleg werd onze Dahia tegen een soort loopbrugje gereden. En hoe ze het ook doen: er werd gesleuteld en gelast, elektronisch gelast, geklopt en gebeukt en geloof het of niet, na 2 uur zaten wij weer met zijn zessen, vrolijk rokend en zingend op weg naar Beiroet.

De Syrische-Libanese grens. Eerst de Syrische. In een donker muf kantoortje zat een man met het uiterlijk van een smerige dikke ongeschoren Mexicaanse bandiet, zo uit een film van Sergio Leone gelopen, die ons een form overhandigde om in te vullen. Hij zat voor zijn kluis en was bezig, met sigaret in de mond, patat te bakken. Hij droeg net geen gekruiste patroongordels op z’n buik! Een raar komisch schouwspel. Is dit de officiële gang van zaken in Syrië? Ja. We mochten evenwel later gewoon de Syrische grens over.

De Libanese grenspost. Een iets lichter dubieus kantoor met vijf-op-rij zittende douane beambten. Weinig tot niets te doen. Totale verveling. Daar werd ons in het Frans gesommeerd een form in te vullen. Toen de forms vergeleken werden met onze paspoorten showde onze dikke chauffeur mij zijn Arabische ID card met foto. Ik pakte zijn ID kaart aan en zei ‘Ah, Mohammed’. Hij viel om van verbazing en zei tegen de beambten in het Arabisch, onder het glas door, dat hij niet begreep dat ik wel Arabisch kon lezen maar het niet kon spreken. (zoiets begreep ik ongeveer) Onder hetzelfde glas door vertelde ik op mijn beurt dat ‘en Syrie tout le monde s’appelle Mohammed’. De beambten schoten in de lach en arme Mohammed begreep er totaal niets meer van. Er werden verder geen lastige vragen gesteld over bezoek aan Israël, dus we konden verder. De Libanese stempels stonden in no time in ons paspoort en even later gingen we weer vrolijk zingend en rokend op weg naar Beiroet.

Bij de cirkel rondom Beiroet aangekomen mocht Mohammed met z’n taxi niet verder. Dat zijn de regels. We namen afscheid van elkaar met omhelzingen en enkele zoenen. (zoiets kan ook ontstaan binnen een dag) Hij regelde nog een Libanese taxi voor ons naar Beiroet centrum. Een schitterende Mercedes Benz uit 1967. Deze was van binnen zo versleten dat je met je kont door de achterbank heen op de achteras zat. We zaten zo laag dat we niet door de raampjes naar buiten konden kijken.

Het hotel in Beiroet zag er aan de buitenkant goed uit. Ook de entree en de receptie. Daarna was verder alles kapot. Niets deed het. Er was geen geld om het te onderhouden. Geen toeristen, geen inkomsten. Heel triest allemaal.

‘s Nachts kon ik niet slapen van alle emoties en het slechte matras…

Wordt vervolgd.

2 likes