Dit is het verhaal van iemand die een fan is van de Waddeneilanden en zich afvroeg waarom iedereen voortdurend naar hetzelfde eiland gaat. En waarom je niet, zoals in Griekenland of Kroatië, op een georganiseerde en comfortabele manier in een kort tijdsbestek meerdere eilanden kunt bezoeken.
Vandaar dat ik het zelf maar ben gaan doen.
En het leverde ook nog een reisverhaal op.
Het idee wordt geboren tijdens een weekje fietsvakantie in augustus 2005 op Texel, het geboorte-eiland van mijn echtgenote. Prachtig eiland, Texel, maar als je nu tijdens zo’n week ook nog eens naar Vlieland, Terschelling en de andere eilanden wil? Kan dat eigenlijk? Ja, dat kan. Je kunt (tweemaal per dag) van De Cocksdorp op Texel naar De Vliehorst op Vlieland, vanwaar je dan met een speciale truck naar het enige dorp wordt vervoerd. Van daaruit kun je dan een paar maal per dag met een draagvleugelboot naar Terschelling en vandaar… etc…
Mijl-op-zeven en een hoop gedoe.
Overal een hotel organiseren, een fiets huren, zorgen dat je op tijd bij die boot bent. Leuk voor backpackers met alle tijd van de wereld, maar een crime voor de vijftig-plusser die ik ben. En die langzamerhand enig comfort wel op prijs stelt.
Weer thuisgekomen twee weken lang internet afgezocht: kan het echt niet op een andere manier? Jawel, ook dat kan. Zeilreizen genoeg die meerdere Waddeneilanden aandoen. Maar ik wil niet zeilen, ik wil op een comfortabele manier van eiland naar eiland gebracht worden om daar te genieten van de diversiteit in natuur en cultuur.
Dat kon niet. En dat kan vanaf juni 2007 dus wél.
Na alle organisatorische beslommeringen – bedrijf oprichten, schip charteren, eilanden bezoeken, website ontwerpen (www.wadfietsen.nl) – was het afgelopen augustus zo ver. Mijn eerste testreis met het schip de Panta Rhei over de Waddenzee. Een zeilreis weliswaar, maar je moet er iets voor over hebben.
Maandag 14 augustus
Door de gutsende regen rijden we naar de opstaphaven Medemblik. Het is sowieso wel wennen om weer een trui aan te moeten trekken na de on-Nederlandse tropische temperaturen in juli. Aan het loodgrijze wolkendek te zien zal daar vandaag weinig verbetering in optreden.
Ik bespeur bij mezelf toch enige gespannenheid. Hoewel ik al een aantal malen voor diverse besprekingen aan boord ben geweest, is dit de eerste keer dat ik echt ga varen met de Panta Rhei. Met een hoop mensen die ik niet ken, waar ik toch vijf dagen mee moet optrekken. En wat als dat schip in de praktijk toch tegenvalt? Een weg terug is er niet meer.
Pas na elven is het gezelschap compleet en volgt de briefing over de veiligheidsmaatregelen aan boord: “Bij windkracht 7 of meer iedereen een reddingsvest aan!”. Ik dacht altijd dat je in die omstandigheden niet eens mócht zeilen, maar goed.
Daarna een rondje kennismaken en je mate van zeilervaring kenbaar maken. Het duurt even voor de logica daarvan tot me doordringt: oh ja, zeilreis… Mijn zeilervaring: nul-komma-nul. Ja, ik heb tijdens enkele redactie-uitjes op het Markermeer wel eens aan het roer van een Lemsteraak gestaan, maar daar houdt het definitief mee op.
Godswonder: als we bijna een uur buitengaats zijn, breekt het wolkendek open. Zon. Dat is meteen het sein voor alle hens aan dek. De zeilen van de tweemaster kunnen gehesen worden en daar is alle menskracht bij nodig. Ik denk nog: dat kan toch ook mechanisch? Die motor zit er toch niet voor niets op? Maar ja, zeilreis, dus begint iedereen als een gek aan de touwen te sjorren. Ik snap dat nooit: waarom moeilijk als het makkelijk kan?
Het loopt tegen zevenen als we de haven van Oudeschild op Texel binnenvaren. ’t Is zomer, dus druk. Uiteindelijk vinden we een plek in het vissersgedeelte van de haven. Maar wel bij eb, dus zo’n anderhalve meter onder de kade. Hoe komen we in vredesnaam van dat schip af? Wachten op vloed? Op de kade staat de havenmeester glimlachend toe te kijken. Ik ken die man, dat is namelijk Cor, mijn zwager. Stom toeval, want hij wist niets van onze komst.
Via een trapeze-achtige constructie kunnen we na een kwartier van boord. Tijd om zeetongetjes te gaan eten.
Dinsdag 15 augustus
Op tijd de kooi uit, want ik ga vanochtend Laura op de vingers lijken. Laura is de kok-van-dienst en kent de kombuis van binnen en van buiten. Dat moet ik volgend jaar ook allemaal weten, dus zit er niets anders op dan Laura op de zenuwen te werken. Gelukkig blijkt schipper Peter de keuken van zijn schip ongelooflijk efficiënt te hebben ingericht – alleen het koffiezetten gaat via een wel heel speciale procedure – zodat ik na een uurtje Laura weer haar eigen gang laat gaan en zelf kan ontbijten. Bacon & eggs, op mijn verzoek.
Rond het middaguur zetten we, alweer onder een staalblauwe hemel, koers richting Terschelling. We hebben het tij mee, zodat we via het Zuidoostrak naar de Vliestroom kunnen doorsteken.
Aan het hijsen van de zeilen weet ik me ditmaal met een hele goeie smoes te onttrekken: in de kombuis moet alles nauwgezet worden vastgezet en geborgd, want zeilen betekent immers dat het schip gaat overhellen naar stuur- of bakboord. Dus observeer ik nauwgezet hoe Laura alle veiligheidsmaatregelen neemt en vervolgens het bovendek laat weten dat de zeilen gehesen kunnen worden. Waarna alsnog een complete bestek-la met veel kabaal uit de keukenkast dondert. “Tja, dat heb je wel ‘ns,” constateert Laura laconiek.
’s Avonds met zijn allen op het terras van de stamkroeg van schipper Peter. Op het terras, ja. Terwijl er toch echt geluiden uit de rest van Nederland komen, dat het daar bar en boos is met het weer. Dat hoor ik wel vaker: pokkeweer in Nederland? Ga naar de Wadden!
Woensdag 16 augustus
Op het programma voor vandaag: droogvallen. Ondanks de vele lyrische verhalen die ik daarover op internet heb gelezen, kan ik me de charme ervan nauwelijks voorstellen. Zo’n schip een zandbank opvaren, wachten tot het water is verdwenen en dan met z’n allen door de bagger banjeren. Wat is daar zo leuk aan? Maar je moet alles in het leven ‘n keer hebben meegemaakt, dus ook dit.
Zo gauw we stil liggen, dienen de eerste zwemlustigen zich aan. Ook daarvoor worden de nodige veiligheidsmaatregelen genomen, want de stroming op het wad kan levensgevaarlijk zijn. Achteraan het schip, dat met zijn kop op de stroming ligt, wordt een lang touw bevestigd. De bedoeling is dat de zwemmer die onverhoopt achter het schip uitkomt dat touw als laatste strohalm vastgrijpt. “Anders kunnen we je pas in Engeland komen oppikken,” vat Peter dat noodscenario flegmatiek samen. En inderdaad, niet alleen is het water veel kouder dan je in augustus zou verwachten, tegen de stroming valt nauwelijks in te zwemmen. Ik houd het na vijf minuten voor bekeken.
De avond valt al als eindelijk al het water verdwenen is. De pret kan beginnen. Zonder mij. Niet alleen omdat ik het gruwelijk vind stinken, maar ook omdat een van mijn mede-passagiers een wond aan zijn voet heeft en dus het wad niet op kan. Ik besluit, niet geheel tegen mijn zin, om hem gezelschap te houden.
De oogst bij terugkeer mag er wezen: emmers vol oesters en de meeste met een omvang waarvan ze in menige oesterbar alleen maar kunnen dromen. Kijk, nu snap ik waar dat droogvallen goed voor is.
Donderdag 17 augustus
Het is alweer bijna eb als we vertrekken en van zeilen komt voorlopig niets in de smalle geul die langs Terschelling loopt richting Vliestroom. Ik sta de hele ochtend aan het roer, uiteraard ook als in de Vliestroom de zeilen weer gehesen worden. Ondanks mijn geringe Lemsteraak-ervaring gaat het sturen me prima af, al zeg ik het zelf. Dat blijkt ook wel als ik rond het middaguur het roer overgeef aan een mede-passagier. In no-time slaagt hij erin om het schip uit de geul op een zandbank te zetten. Paniek in de tent, want de zeilen moeten in recordtempo gestreken worden om te voorkomen dat de wind ons nog verder die bank opjaagt. Met volle kracht achteruit en een zucht van verlichting komen we weer los.
Alsof de duvel ermee speelt: we zijn de Laurenztsluizen in de Afsluitdijk nog niet gepasseerd of de zon verdwijnt. Bliksemschichten in de asgrauwe lucht boven het Friese platteland. Toch houden we het droog en als we in Workum aankomen, is de dreigende lucht alweer verdwenen. De diameter van het haventje is nauwelijks groter dan de lengte van het schip, maar met chirurgische precisie slaagt Peter erin het schip te keren. Dat is beter dan wanneer de wal het doet.
Hoogste tijd om de meegenomen weggooi-barbecues te ontsteken en de oesters uit hun lijden te verlossen.
Vrijdag 18 augustus
Ja hoor, het is weer zover: hoosbuien. Ik mag weer aan het roer als we het IJsselmeer opvaren om te oversteek naar Medemblik te maken. Voor het eerst in regenjack. Er staat meer dan voldoende wind dus alles van bezaan tot fok wordt gehesen. Alleen waait die wind niet uit de meest gunstige richting. Hetgeen betekent dat er een fors aantal keren overstag moet worden gegaan. Bij een van die keren vergeet men dat Laura in de kombuis benedendeks de lunch staat klaar te maken. Een behoorlijke brandwond is het gevolg. Ditmaal blijft het laconieke “Tja, dat gebeurt wel ‘ns” achterwege.
Tegen vier uur ’s middags komt de zon warempel weer door als we de haven van Medemblik binnenvaren. Dat levert een zonovergoten afscheid op. Een stuk wijzer stap ik van boord. Nooit gedacht dat ik een zeilreis nog eens leuk zou gaan vinden.
Hopelijk loopt alles in 2007 bij mij ook zo gesmeerd. Met of zonder oesters.