De Benedenwindse Eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao zijn zo’n 100 miljoen jaar geleden onder zee ontstaan. De oudste op deze eilanden aangetroffen rotsformaties bestaan dan ook voornamelijk uit gesteenten van vulkanische oorsprong. Over de oorspronkelijke bewoners van Bonaire is erg weinig bekend. Uit opgravingen is bekend geworden dat het eiland in het zogenaamde pre- Columbiaanse tijdperk al honderden jaren door indianen bewoond is geweest. Deze indianen, Arawakken genaamd, waren afkomstig van het Zuid-Amerikaanse vasteland. Ze gebruikten namelijk dezelfde gebruiksvoorwerpen en woonden, leefden en werkten op dezelfde manier als de indianen van het Zuid-Amerikaanse continent. Men vermoedt dat het er nooit meer dan enkele honderden geweest zijn. Ze leefden tot de komst van de Spanjaarden nog in het stenen tijdperk, in simpele hutten van leem. Ze leefden van visvangst en plantaardig voedsel. Volgens de overleveringen is Bonaire in 1499 ontdekt door Alonso de Ojeda. Een echt bewijs hiervoor is echter nooit gevonden. Ook Amerigo Vespucci wordt als ontdekker genoemd. Op de allereerste kaart van het Caribische gebied wordt Bonaire aangeduid als Isla de Palo Brasil ofwel “Eiland van verfhout”. De Spanjaarden noemden de Antillen al snel “Islas Inútiles” ofwel “nutteloze eilanden” omdat er geen goud gevonden werd en ze ook voor de landbouw ongeschikt waren. In 1515 haalden de Spanjaarden de gehele bevolking van de eilanden af om te gaan werken als slaaf op het eiland Hispaniola. Pas in 1526 keerden er weer wat oorspronkelijke bewoners terug naar het eiland. Op Bonaire woonden rond die tijd maar ongeveer zestig Spanjaarden en het kostte de Nederlanders dan ook weinig moeite om het eiland in 1634 op de Spanjaarden te veroveren. Nederland was in die tijd in oorlog met Spanje en had in die regio een strategisch steunpunt nodig omdat de belangen in Zuid-Amerika, vooral in Brazilië, groeiden. De weinige indianen die nog op Bonaire woonden vluchtten of werden gedood. Zo was Bonaire aan het eind van 1636 weer onbewoond. Dat duurde niet lang, want de West-Indische Compagnie (WIC) begon op Bonaire met het winnen van zout en verfhout, de veeteelt en de maïscultuur werd tot ontwikkeling gebracht ten behoeve van Curaçao, dat ontwikkeld werd tot een landbouwkolonie.
Na het beëindigen van de Tachtigjarige Oorlog was Bonaire als militair steunpunt niet meer nodig, en werd daardoor voor de WIC steeds minder belangrijk.
Vooral in de periode 1685 tot 1713 floreerde de slavenhandel. Vooral de zoutwinning op Bonaire werd steeds belangrijker en men had steeds meer negerslaven nodig om het zout uit de zoutpannen te winnen. Behalve negerslaven werden ook veroordeelde indianen en andere gestraften te werk gesteld en zo werd Bonaire een soort strafkolonie. Het verzet tegen de mensenhandel groeide inmiddels en in 1821 werd de invoer van slaven op de koloniën verboden. Het zou echter nog lang duren voordat de slavernij daadwerkelijk werd afgeschaft. Economische motieven lagen hieraan ten grondslag. Aan het eind van de zeventiende eeuw was Bonaire in zijn geheel een plantage van de WIC. Nadat de macht van de WIC in 1791 ophield te bestaan vestigden steeds meer blanken zich op het eiland. Gedurende de negentiende eeuw kwam er een nieuwe bevolkingsgroep op Bonaire, die van vrijgekochte of in vrijheid gestelde slaven. De indiaanse bevolkingsgroep werd langzaam maar zeker steeds kleiner en omstreeks 1810 vertrokken de laatste indianen naar het vasteland. In 1807 kwam Bonaire onder Engels bewind, maar werd in 1816 tijdens de Conventie van Londen weer teruggegeven aan Nederland. Tot 1868 bleef het eiland de status van gouvernementsplantage houden. Op 30 september 1862 was het zover: op Curaçao werd de “Emancipatieregeling” afgekondigd. Dit betekende dat op Bonaire alle slaven in vrijheid gesteld werden. Na de afschaffing van de slavernij werd al snel besloten om de gouvernementsgronden aan particulieren te verkopen. Het resultaat hiervan was dat de totale bevolking afhankelijk werd van twee grootgrondbezitters. De slechte economische toestand op Bonaire had tot gevolg dat veel eilandbewoners naar Venezuela vertrokken om in de zoutmijnen te gaan werken. Door de opkomst van de olie-industrie op Aruba en Curaçao profiteerde ook Bonaire van de winsten die gemaakt werden. Wegen werden verbeterd, elektriciteit en telefoon werden aangelegd en de medische voorzieningen werden beter. In 1936 landde er voor het eerst een vliegtuig op Bonaire. In 1940 werden Duitsers en NSB’ers van andere eilanden in een interneringskamp opgesloten. Na de oorlog werd dit kamp omgebouwd tot het eerste hotel op het eiland, en dit was het begin van de opkomst van het toerisme. In 1936 werd een nieuwe “staatsregeling” aangenomen waarin alle mannelijke inwoners met de Nederlandse nationaliteit kiesrecht kregen. De oorlog had tot gevolg dat op verschillende terreinen de eilanden zelf beslissingsbevoegdheid kregen. In 1947 werd een petitie ingewilligd waarin gevraagd werd de democratische rechten van Nederlandse burgers uit te breiden naar de overzeese gebiedsdelen. In 1948 werd de Nederlandse grondwet herzien en de term “Curaçao en onderhorigheden” vervangen door “Nederlandse Antillen”. In 1954 kregen Suriname en de Nederlandse Antillen een vrijwel volledige zelfstandigheid van bestuur. Dit verdrag, genaamd “Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden” werd in 1975 weer gewijzigd, omdat Suriname geheel onafhankelijk werd. In 1986 weer een verandering, Aruba kreeg de zogenaamde “Status Aparte”. In de jaren tachtig werd onafhankelijkheid voor de Nederlandse Antillen en Aruba door de grote politieke partijen in Nederland nagestreefd. Nu is men echter van mening dat de Nederlandse Antillen en Aruba niet onafhankelijk hoeven te worden, als ze dat niet willen. Daardoor ziet de toekomst er een stuk zekerder uit.
De kleine partijen hebben geen kans gekregen bij de verkiezingen van mei 2003 voor een nieuw eilandbestuur op Bonaire. De twee gevestigde partijen wonnen alle zetels. Regeringspartij Union Patriotico Boneriano (UPB) haalde een ruime meerderheid door zes van de negen zetels van de eilandsraad binnen te slepen. De Democratische Partij Bonaire (PDB) verloor een zetel en bleef steken op drie zetels.
Ruim twee weken nadat de Democratische Partij van Sint Maarten uit de Antilliaanse regering-Goddett stapte, verliet op 9 september 2003 ook de Patriottische Unie van Bonaire (UPB) het kabinet. De reden hiervoor was volgens partijleider Ramonsito Boni het beleid van de coalitie ten aanzien van de nieuwe Bonaireaanse luchtvaartmaatschappij BonairExel. Zij kregen toestemming om slechts vier vluchten per week uit te voeren tussen Curaçao en Aruba. Gevraagd was om vier vluchten per dag.
Het parlement besliste medio 2000 dat Nederlanders zich vrij mogen vestigen in de Nederlandse Antillen (Landsverordening Toelating en Uitzetting = LTU). De enige voorwaarden die worden gesteld zijn dat de Nederlandse een verklaring van goed gedrag hebben en kunnen bewijzen dat ze beschikken over huisvesting en voldoende middelen van bestaan.
Door de grenzen open te stellen, wilde de Antilliaanse regering de economie stimuleren. De versoepeling van de landsverordening maakt het ook voor bedrijven gemakkelijker om extra kennis binnen te halen. Dit heeft ook een gunstig effect op de concurrentiepositie, want mede door de instroom van economisch actieve personen zou de economie nieuw leven ingeblazen kunnen worden.
Begin april 2004 viel het Antilliaanse kabinet. De Nationale Volkspartij (PNP) van Ersilia de Lannooy zegde haar steun aan de coalitie op. Daardoor verloor deze de meerderheid in de 22 zetels tellende Staten (het parlement). Ook de Curaçaose vakbondspartij PLKP en de Demokratische Partij van Bonaire (PDB) trokken hun steun aan het gevallen kabinet in.
In september 2004 sprak een zeer grote meerderheid van de inwoners van Bonaire zich in een referendum uit voor een directe band met Nederland. Ca. 59% koos voor die staatkundige structuur voor het eiland.
Ongeveer 25% wilde een status als autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden en bijna 16% gaf de voorkeur aan het in stand houden van de huidige structuur: een Koninkrijk waarin Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen elk zelfstandig zijn en waarin Bonaire tot de Antillen behoort.
Hoe komt Bonaire aan haar naam:
Het ligt voor de hand om te denken dat Bonaire “goede lucht” betekent, uit het Frans. Niets wijst er echter op dat dit op waarheid berust.
Een betere verklaring lijkt het Caribische woord “banare”, dat zoiets als “laagland” betekent. De indianen vergeleken het vrij vlakke Bonaire met de hoge bergen van Zuid-Amerika waar zij vandaan kwamen.
De Spanjaarden ontdekten dat de indianen het eiland “Boynay” noemden. Zij namen deze naam over en de Nederlanders veranderden het langzamerhand in “Bonaire”. Een andere verklaring is dat Bonaire afstamt van “Boy Nayil”, de naam van de zoon van de oppergod die de vorm van een zilveren slang had. De indianen noemden het eiland “Boy Nayre” dat “huis van de zilveren slang” betekent.
bron: www.landenweb.net