De glimlach van Pol Pot

Terwijl Pol Pots genocide in volle gang was, reisden vier Zweden door Cambodja. Ze kwamen terug met lyrische verhalen. Hoe was dat mogelijk? Peter Fröberg Idling ontrafelt een pijnlijk mysterie.

Als het om het behoud van hun zekerheden gaat, kunnen mensen ver gaan in het omzeilen van onaangename feiten. De Zweedse schrijver en activist Jan Myrdal, rabiaat criticus van westerse ondeugden en trouw goedprater van fratsen van anti-westerse regimes, ging erg ver. In het voorjaar van 1978 mocht een Joegoslavische tv-ploeg opnamen maken in een tot dan toe gesloten samenleving die zich volledig aan westerse patronage had ontworsteld en waar exploitatie, armoede en ongeluk in de ban waren gedaan: Cambodja alias Democratisch Kampuchea van kameraad Pol Pot. De communistische machthebbers waren vooral trots op hun zware industrie. In de Joegoslavische film zag je ondervoede jonge kinderen staan wankelen op krukken achter kolossale machines. Exploitatie, kinderarbeid, slavernij? Níet in de optiek van Myrdal. Hij noemde het noodzakelijk werk aan de revolutie.

In augustus 1978 verleende de Rode Khmer hem en drie andere leden van de Vriendschapsvereniging Zweden-Kampuchea het zeldzame voorrecht de Cambodjaanse revolutie met eigen ogen te komen aanschouwen. Er waren op dat moment al tussen de 750 duizend en twee miljoen mensen omgekomen. Dat was toen ook al bekend. Verhalen van Cambodjanen die Thailand hadden weten te bereiken, lieten geen twijfel bestaan over een genocide. De Vriendschapsvereniging Zweden-Kampuchea zag daar op haar reis niets van.

Integendeel: zij ontwaarde een succesvolle nieuwe samenleving én een Amerikaans mediacomplot. In haar reisverslag beschrijft voorzitster Marita Wikander hoe zij op een heerlijk Cambodjaans strand vol gelukkige mensen luistert naar genocideberichten op de Voice of America: ‘Verwonderd kijk ik om me heen. Hebben ze het echt over dit land?’

Marita Wikander, Zweeds activiste en feministe, was in 1971 in Parijs met een jonge Cambodjaanse communist getrouwd. Na de machtsgreep van de Rode Khmer in 1975 was hij naar zijn land teruggekeerd. Toen zijn vrouw in 1978 Cambodja bezocht, had zij al twee jaar niets van hem gehoord. Discreet besloot zij niet naar hem te vragen, ook niet tijdens de informele lunch met de charmante, glimlachende Pol Pot. Haar echtgenoot was, redeneerde zij, te druk met de revolutie. Nee dus, hoorde zij later: hij was al in 1976 door de Rode Khmer geëxecuteerd.

Wikander wilde niet met schrijver en Zuid-Oost Azië-kenner Peter Fröberg Idling over die reis uit 1978 praten. Te pijnlijk. Jan Myrdal bedankte ook voor een gesprek, zij het om andere redenen: hij wil niet meewerken aan verdere demonisering van kameraad Pol Pot. Democratisch Kampuchea was een moedig experiment dat stukliep op kwade krachten van buiten, vindt hij nog steeds. Dat is concurrentie voor bisschop Williamson en de inexistente Holocaust. Echter: Myrdal blijft in Zweden een gerespecteerd publicist.

Peter Fröberg Idling (1972) is net zo door Cambodja gefascineerd als door deze mensen, land- en leeftijdgenoten van zijn ouders – door hun wereldbeeld, hun denkfouten en hun bloeitijd, de jaren ’70. Het is zijn biotoop. In zijn vroegste jeugdherinnering zit hij op de arm van zijn moeder tijdens een Vietnamdemonstratie. Er was uiteraard een flink verschil tussen mensen als zijn ouders die demonstreerden tegen de Vietnamoorlog en mensen als Myrdal die beulenregimes omarmden. Maar het een valt niet los zien van het ander. En Myrdal cum suis vormde geen select groepje zonderlingen. Zo brak de beroemde recalcitrante linguïst Noam Chomsky in 1977 een flinke lans voor Pol Pot door westerse berichtgeving over de misdaden van de Rode Khmer als tendentieus te bestempelen.

In De glimlach van Pol Pot doet Peter Fröberg Idling veel tegelijkertijd. Hij reconstrueert het optreden van de VS in Zuid-Oost Azië, de opkomst van de Rode Khmer en de genocide. Hij reconstrueert ook de opkomst van een generatie westerse activisten die grote moeite had een andere satan op het wereldtoneel te ontwaren dan de yank. Thrillerachtige geschiedenissen wisselt hij af met schitterende sfeer- en ooggetuigenverslagen.

De glimlach van Pol Pot is geen gemakzuchtige afrekening met babyboomers en fellowtravellers. Fröberg Idling excelleert daar waar zij het vaak lieten afweten, in de nuance, de complexiteit en de paradox. Er zat veel goeds in die jaren ’70, moet hij concluderen na weken onderzoek in de Zweedse krantenarchieven. Het was een tijd waarin grote groepen mensen zich druk maakten om wat er elders in de wereld gebeurde, waarin de meest verre buitenlanden de voorpagina’s van kranten haalden. Overtuigend maakt hij duidelijk dat Cambodja door jarenlange Amerikaanse bombardementen al in een deplorabele staat verkeerde toen de Rode Khmer in april 1975 Phnom Penh binnenmarcheerde. De VS medeverantwoordelijk maken voor de genocide, is echter absurd.

Democratisch Kampuchea is waarschijnlijk het ergste regime uit de moderne tijd geweest. Dat had veel te maken met een hevig brandend ideologisch vuur. De Chinese premier Zhou Enlai maande Pol Pot begin 1975 lering te trekken uit China’s fouten en stapsgewijs te werk te gaan bij het bouwen aan de heilstaat. Het tegenovergestelde gebeurde: de Khmers wilden sneller succesvol zijn dan wie ook. In april 1975 werd de voltallige bevolking van Phnom Penh de hoofdstad uitgejaagd en te werk gesteld op het platteland. Opzichters van de rijstplantages moesten recordoogsten binnenhalen. Ze vreesden voor hun leven als ze de streefcijfers niet zouden halen. De minste of geringste ontrouw aan de revolutie leidde tot een enkele reis vuurpeloton. En dus zeiden de opzichters dat ze de cijfers wel hadden gehaald. Gevolg: grote hoeveelheden toch al schaarse rijst werden weggehaald. Mensen stierven bij bosjes. Zwaar ondervoede overlevenden moesten vervolgens snel aan het werk voor een nog een grotere oogst – de vorige was immers succesvol geweest.

Op dit soort ontsporingen had de Rode Khmer in 20ste eeuw niet het patent. Doodsbange, liegende lokale bazen waren overal in de communistische wereld. Democratisch Kampuchea onderscheidde zich wel door het buitensporige aantal slachtoffers. In augustus 1978 was al om en nabij een kwart van de Cambodjaanse bevolking dood of de dood nabij. Toch beleefden de leden van de Vriendschapsvereniging Zweden-Kampuchea er toen een droomvakantie. Herfst 1978 publiceerden ze in de Zweedse pers lyrische verslagen. Hoe was het in godsnaam mogelijk een maand lang duizenden kilometer door Cambodja te reizen en niets van die genocide te zien? Die vraag is de rode draad van De glimlach van Pol Pot. Het Rode Khmer-regime was amateuristisch en krakkemikkig, stelt Fröberg Idling, het was niet in staat een perfecte reis te organiseren. Geleidelijk aan ontrafelt hij het mysterie. Voor de doodsbange lokale opzichters stond een bezoek van West-Europese vriendschapsverenigingen gelijk aan een bezoek van Pol Pot zelve.

Ze wilden kost wat kost een goede indruk maken. Telefoontjes van de Partijleiding dat een westerse delegatie aanstaande was, hadden meestal een alarmerende uitwerking. Aan het begin 21ste eeuw raakte Fröberg Idling bij toeval in gesprek met een overlevende dwangarbeider. Zijn verhaal liet aan duidelijkheid weinig te wensen over: ‘Een week voor de buitenlanders kwamen, kregen we ineens heel veel te eten. Daarna kozen ze arbeiders uit die er goed uitzagen, plus de vetste koeien…’

Zou hij er zelf zijn ingetrapt?, vraagt Fröberg Idling zich af. Of had hij de tekens weten te duiden? Hij is zo discreet om te antwoorden dat hij het niet weet. Hij is een kind van een andere tijd. Zijn generatie grossiert niet in zekerheden. Lezers van dit meesterwerkje weten dat de schrijver wel door die glimlachende Khmers had heengekeken. Want Pol Pots westerse vrienden werden vooral bedrogen omdat zo graag bedrogen wilden worden.


De glimlach van Pol Pot

Peter Fröberg Idling

Uit het Zweeds vertaald door Jasper Popma en Wendy Prins

Nieuw Amsterdam; 288 pagina’s; euro 17,50

ISBN 978 90 468 0470 4

Bron; volkskrant.nl